Kort geding. Mondeling vonnis. De notaris heeft een bedrag onder zich dat op grond van een verstekvonnis van deze rechtbank, gewezen tegen gedaagde, aan gedaagde toekomt. Op betekening van het vonnis, diverse (overige) exploten van de deurwaarder en aangetekende brieven van de notaris heeft gedaagde niet gereageerd. De notaris vordert veroordeling van gedaagde om actief medewerking te verlenen aan uitbetaling van de gelden die de notaris voor haar onder zich houdt, op straffe van een dwangsom. Deze vordering wordt afgewezen, nu van onrechtmatig handelen geen sprake is.
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
Zaaknummer: C/02/437772 / KG ZA 25-375
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding van 29 juli 2025
MR. [eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: de notaris,
advocaat: mr. C.L.M. Gommers,
[gedaagde]
,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.
Het kort geding wordt gehouden in het gebouw van de rechtbank in Breda .
De zaak wordt behandeld door mr. C.J.G.M. van der Weide, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E.J. de Bruin als griffier.
Aanwezig is:
- mr. C.L.M. Gommers, namens de notaris.
Gedaagde is niet verschenen. De Voorzieningenrechter stelt vast dat de dagvaarding geldig is betekend. Het feit dat de brievenbus van de woning van de binnenzijde is dichtgemaakt maakt niet dat er geen geldige betekening heeft plaatsgevonden. De Voorzieningenrechter verleent verstek.
Mr. Gommers heeft op de zitting de standpunten van de notaris toegelicht en vragen van de voorzieningenrechter beantwoordt. Vervolgens is de mondelinge behandeling gesloten en heeft de voorzieningenrechter op de zitting mondeling uitspraak gedaan.
1De beoordeling
Waar gaat het om in deze zaak?
De notaris heeft een bedrag van € 12.384,84 onder zich dat op grond van een verstekvonnis van deze rechtbank van 21 augustus 2013, gewezen tegen gedaagde, aan gedaagde toekomt.
Op betekening van het vonnis en diverse (overige) exploiten van gerechtsdeurwaarders en op vele (aangetekende) brieven van de notaris, reageert [gedaagde] niet. De notaris vordert in dit kort geding veroordeling van [gedaagde] om actief medewerking te geven aan uitbetaling aan haar van genoemd bedrag.
De Voorzieningenrechter wijst deze vordering af om de hierna uiteengezette redenen.
1.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of de notaris ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft.
1.2.
De stelling dat de notaris, vanwege het feit dat [gedaagde] niet op de verzoeken van de notaris reageert, doorlopend jaarlijks werkzaamheden moet verrichten en zich naar haar toezichthouder moet verantwoorden voor het gedurende vele jaren onder zich houden van gelden van een derde, is in dit geval voldoende om een (marginaal) spoedeisend belang bij de vorderingen van de notaris aan te nemen. Het spoedeisend belang is overigens ook niet betwist. Bovendien speelt mee dat de voorzieningenrechter het van belang acht om een inhoudelijk oordeel te geven over de ingestelde vorderingen.
1.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het handelen, of nalaten, van [gedaagde] in de gegeven omstandigheden geen onrechtmatige daad oplevert en overweegt daartoe als volgt.
1.4.
Allereerst is er geen reden om aan te nemen dat de notaris, doordat [gedaagde] geen medewerking verleent voor het in ontvangst nemen van de gelden, schade lijdt. De notaris heeft de gelden onder zich op haar derdengeldrekening. De kosten die worden gemaakt met de (regelmatige ) aanschrijving van [gedaagde] en het niet kunnen sluiten van het dossier mag de notaris, in haar hoedanigheid van executeur testamentair (die zij naar zeggen van haar advocaat heeft) en in haar hoedanigheid van debiteur die geconfronteerd wordt met crediteursverzuim, verhalen op deze gelden. Dit betekent dat er van schade, als één van de vereisten voor het aannemen van een onrechtmatige daad, geen sprake is. Daarnaast levert naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, het feit dat [gedaagde] zich in stilzwijgen hult, geen schending van enige wettelijke - of betamelijkheidsplicht op. Zij hoeft zich immers niet uit te laten en de wet voorziet in een situatie als deze. Dit wordt nader toegelicht onder 1.5. De vorderingen zullen dan ook om die reden zullen worden afgewezen.
Alternatieve mogelijkheden
1.5.
De voorzieningenrechter kan op basis van de overgelegde stukken niet vaststellen of [gedaagde] de nalatenschap (beneficiair) heeft aanvaard. Ter zitting is enkel aangevoerd dat dit op basis van het vonnis van 21 augustus 2013 wordt aangenomen. Het overgelegde verstekvonnis van 21 augustus 2013 stelt echter enkel de verdeling van de nalatenschap van de overleden moeder van [gedaagde] vast. Hieruit kan worden afgeleid wie rechthebbenden/erfgenamen zijn en wie aanspraak heeft op welk aandeel maar dit vonnis toont niet aan of, en op welke wijze, [gedaagde] de nalatenschap heeft aanvaard. De notaris heeft niets gesteld waaruit aanvaarding dient te worden aangenomen zodat het ervoor moet worden gehouden dat [gedaagde] zich nog niet heeft uitgelaten waarvoor temeer reden is, gelet op haar consequent volgehouden stilzwijgen door de jaren heen.
In die situatie is de aangewezen weg die waarin artikel 4:192 BW voorziet. Aan de kantonrechter kan worden verzocht een termijn te stellen aan [gedaagde] om de keuze te maken of zij de nalatenschap (beneficiair) wenst te aanvaarden of te verwerpen met als gevolg dat, wanneer [gedaagde] zich opnieuw niet uitlaat, zij geacht wordt de nalatenschap te hebben aanvaard. Dit zou ook een kans bieden om alsnog met [gedaagde] in contact te komen.
1.6.
Nu de vorderingen worden afgewezen, zal de gevorderde dwangsom ook worden afgewezen. De voorzieningenrechter overweegt ten overvloede dat een dwangsom in deze situatie ook niet op zijn plaats zou zijn. Een dwangsom dient immers als prikkel tot nakoming. De gestelde omstandigheden van het geval maken het zeer onwaarschijnlijk dat [gedaagde] door het opleggen van een dwangsom wel zou overgaan tot het verlenen van de gevorderde medewerking aan het overschrijven van de gelden. Waar niet kan worden aangenomen dat er een prikkel van dwangsommen uitgaat, dienen die niet te worden opgelegd. Daarbij zou toewijzing van de dwangsomvordering tot het ongewenste resultaat leiden dat het gehele bedrag dat aan [gedaagde] toekomt, via het verbeuren van dwangsommen, in het vermogen van de notaris terecht komt. Dat resultaat is in strijd met de onpartijdige positie van een notaris. Om die reden zou het opleggen van een dwangsom onaanvaardbaar zijn.
1.7.
Tot slot overweegt de voorzieningenrechter ten overvloede dat het wenselijk is dat de notaris in overweging neemt stappen te initiëren die uit het oogpunt van zorg aangewezen zijn, zoals bijvoorbeeld het inschakelen van bemoeizorg via de gemeente of het trachten in contact te komen met [gedaagde] door tussenkomst van de andere erfgenamen. De attitude van [gedaagde] – die zich lijkt af te sluiten van de buitenwereld en niet reageert op mededelingen waarin zonder voorbehoud gesteld wordt dat zij aanspraak heeft op ontvangst van een substantieel bedrag - roept immers aarzelingen op omtrent haar beoordelingsvermogen. Zij heeft mogelijk belang bij maatschappelijke ondersteuning.
De voorzieningenrechter merkt tot slot op dat hij verwacht dat de notaris, indien enige andere, juridische weg wordt bewandeld, dit vonnis als bijlage door haar zal worden overgelegd.
1.8.
De notaris is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden, nu zij niet is verschenen, begroot op nihil.