ABONNEER NU!

EN KRIJG TOEGANG TOT VAKKENNIS


Probeer de eerste maand GRATIS
Daarna slechts € 230 per jaar (excl. btw)
Huidige filter(s):

Gerechtshof Amsterdam 19-08-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:2175

Essentie (redactie)

Vader verzoekt om wijziging HVP kinderen in verband met zijn verhuizing 60 km verderop en om vervangende toestemming inschrijving op scholen in [plaats A]. Moeder wil bekrachtiging eerdere beschikking en proceskostenveroordeling vader. Hof: geen wijziging HVP en voorlopige bekrachtiging huidige zorgregeling met verzoek aan vader en moeder om hun standpunten hierover in te dienen.Beslissing over definitieve zorgregeling en proceskosten aangehouden. Wens versus belangen kinderen, loyaliteitsconflict?


Datum publicatie26-08-2025
Zaaknummer200.355.598/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsAmsterdam
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Hoofdverblijfplaats
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

hoofdverblijfplaats, vervangende toestemming voor inschrijving op scholen en sportverenigingen, zorgregeling en benoeming bijzondere curator. Dient (eigen beslissing tot) verhuizing van vader te leiden tot wijziging hoofdverblijfplaats van de kinderen? Wens versus belangen kinderen, loyaliteitsconflict.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

zaaknummer: 200.355.598/01

zaaknummer rechtbank: C/15/362679 / FA RK 25-1106

beschikking van de meervoudige kamer van 19 augustus 2025 in de zaak van

[de vader] ,

wonende te [plaats A] ,

verzoeker in principaal hoger beroep,

verweerder in incidenteel hoger beroep,

hierna: de vader,

advocaat: mr. S.V. de Jong te Amsterdam,

en

[de moeder] ,

wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente] ,

verweerster in principaal hoger beroep,

verzoekster in incidenteel hoger beroep,

hierna: de moeder,

advocaat: mr. M.J.A. van der Burg te Ridderkerk.

Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:

- de minderjarige [minderjarige 1] , hierna: [minderjarige 1] , en

- de minderjarige [minderjarige 2] , hierna: [minderjarige 2] .

In de procedure heeft een adviserende taak:

de Raad voor de Kinderbescherming,

gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem ,

hierna: de raad.

1De zaak in het kort

1.1

De zaak gaat over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (hierna gezamenlijk: de kinderen), vervangende toestemming voor inschrijving op scholen en bij sportverenigingen, de zorgregeling en de benoeming van een bijzondere curator voor de kinderen.

1.2

De rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank) heeft in een beschikking van 15 mei 2025 (hierna: de bestreden beschikking) de zorgregeling gewijzigd en bepaald dat de kinderen om de week een weekend en ongeveer de helft van de vakanties bij de vader zijn. De vader is het daar niet mee eens en wil dat de kinderen bij hem gaan wonen en drie van de vier weekenden bij de moeder zijn, of anders de helft van de tijd bij elke ouder zijn. Als dat niet kan, wil hij drie van de vier weekenden voor de kinderen zorgen. Ook wil hij dat zijn verzoeken om vervangende toestemming te verlenen om de kinderen in te schrijven op scholen en bij sportverenigingen in [plaats A] alsnog worden toegewezen. Daarnaast wil hij dat een bijzondere curator wordt benoemd. De moeder is het wel eens met de bestreden beschikking. Zij stelt incidenteel hoger beroep in, omdat zij wil dat de vader (alsnog) wordt veroordeeld in alle kosten van de procedure.

2De procedure in hoger beroep

2.1

De vader is op 12 juni 2025 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.

2.2

De moeder heeft op 30 juni 2025 een verweerschrift met daarin ook een incidenteel hoger beroep ingediend.

2.3

De vader heeft op 1 augustus 2025 een verweerschrift in het incidenteel hoger beroep ingediend.

2.4

Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:

- een bericht van de zijde van de vader van 26 juni 2025 met bijlage,

- een brief van [minderjarige 1] van 16 juli 2025 en een ongedateerde brief van [minderjarige 2] , ingekomen op 18 juli 2025, en

- een bericht van de zijde van de moeder van 24 juli 2025 met bijlage.

2.5

De voorzitter heeft voorafgaand aan de zitting, in aanwezigheid van de jongste raadsheer en de griffier, met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gesproken. Daarnaast hebben de kinderen ieder afzonderlijk, zoals hiervoor onder 2.4 vermeld, in een brief laten weten wat zij van de zaak vinden. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van de gesprekken met de kinderen en de inhoud van de door hen ingezonden brieven kort en zakelijk weergegeven.

2.6

De zitting heeft op 6 augustus 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:

- de vader, bijgestaan door mr. S. Maachi,

- de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en

- de raad, vertegenwoordigd door W. Daalderop.

De advocaat van de moeder heeft tijdens de zitting een pleitnotitie overgelegd.

3De feiten

3.1

De vader en de moeder zijn de ouders van:

- [minderjarige 1] , geboren [in] 2013 te [plaats C] , en

- [minderjarige 2] , geboren [in] 2015 te [gemeente] .

De ouders zijn getrouwd geweest en zijn op 7 november 2018 gescheiden. Zij oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.

3.2

Bij beschikking van de rechtbank van 17 februari 2021 is:

- bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder zal zijn;

- de volgende zorgregeling vastgesteld:

  • in een tweewekelijkse cyclus verblijven de kinderen van vrijdag 19.00 uur tot en met donderdag naar school bij de moeder en vervolgens van donderdag uit school tot en met maandag naar school bij de vader, dan van maandag uit school tot woensdag naar school bij de moeder en ten slotte van woensdag uit school tot vrijdag 19.00 uur bij de vader;

  • schoolvakanties en feestdagen worden in onderling overleg verdeeld, met inachtneming van hetgeen de rechtbank heeft overwogen ten aanzien van speciale dagen.

3.3

De vader heeft met zijn huidige partner ( [huidige partner] ) twee minderjarige kinderen, namelijk:

- [minderjarige 3] , geboren [in] 2021 te [plaats D] (hierna: [minderjarige 3] ), en

- [minderjarige 4] , geboren [in] 2023 te [plaats E] (hierna: [minderjarige 4] ).

4De omvang van het hoger beroep

4.1

De rechtbank heeft in de bestreden beschikking, voor zover hier van belang, met wijziging van de beschikking van 17 februari 2021, met ingang van het (hof: nog te starten) nieuwe schooljaar, een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld, waarbij de kinderen bij de vader verblijven:

- om de week van vrijdag 16.30 uur tot zondag 19.30 uur;

- gedurende iedere voorjaarsvakantie en herfstvakantie, de helft van de mei- en kerstvakantie, alsook gedurende drie aaneengesloten weken in de zomervakantie, waarbij geldt dat de ouders het tijdstip en exacte moment van de wissel in onderling overleg afstemmen;

- en waarbij geldt dat de vader de kinderen haalt en brengt.

Daarnaast heeft de rechtbank – kort gezegd – de inleidende verzoeken van de vader ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van de kinderen/inschrijving in de Basisregistratie Personen, vervangende toestemming om de kinderen in te schrijven op scholen en sportverenigingen in [plaats A] en de door hem voorgestelde zorgregeling tussen hem en de kinderen, afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en tot slot is bepaald dat elke partij de eigen kosten van de procedure bij de rechtbank draagt.

4.2

De vader verzoekt in principaal hoger beroep de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, bij tussenbeschikking:

een door het hof te bepalen deskundige als bijzondere curator te benoemen die advies dient uit te brengen over het antwoord op de vraag:

1. of de door de vader gedane verzoeken in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn;

2. welke wijziging van de zorgregeling voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in hun belang is wanneer zij ofwel in [plaats A] dan wel in [plaats F] naar school (blijven) gaan;

3. of hulpverlening wenselijk is voor de kinderen en (het hof begrijpt: indien die vraag bevestigend wordt beantwoord) daarbij te adviseren welke hulpverlening het meest passend is, en te bepalen dat de benoemde bijzondere curator binnen drie weken na de beschikking waarin hij/zij is benoemd zijn/haar verslag van bevindingen dient uit te brengen.

bij eindbeschikking:

I. de vader vervangende toestemming te verlenen [minderjarige 1] in te schrijven op de middelbare school [X] College in [plaats A] met ingang van schooljaar 2025/2026;

II. hem vervangende toestemming te verlenen [minderjarige 2] in te schrijven op basisschool [Y] in [plaats A] met ingang van schooljaar 2025/2026;

III. primair een vierwekelijkse zorgregeling vast te stellen waarbij de kinderen in week 1, 3 en 4 van vrijdag 16.30 uur tot zondag 19.30 uur bij de moeder verblijven en de overige dagen bij de vader verblijven, waarbij geldt dat de vader de kinderen bij een wisseling bij de moeder ophaalt of brengt;

IV. subsidiair voor de kinderen een vierwekelijkse zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige 1] in week 1 en 3 van vrijdag 16.30 uur tot zondag 19.30 uur bij de moeder verblijft en de overige dagen bij de vader. Voor [minderjarige 2] te bepalen dat zij in week 2 en 4 bij de vader verblijft van vrijdag 16.30 uur tot zondag 19.30 uur en in week 1 en 3 van dinsdag 17.30 tot woensdag naar school bij de vader, en de overige dagen bij de moeder verblijft, waarbij geldt dat de vader de kinderen bij een wisseling bij de moeder ophaalt of brengt;

V. meer subsidiair voor de kinderen een vierwekelijkse zorgregeling vast te stellen waarbij zij in week 1, 3 en 4 van vrijdag 16.30 uur tot zondag 19.30 uur bij de vader verblijven en de overige dagen bij de moeder verblijven, waarbij geldt dat de moeder de kinderen bij de vader brengt en de vader de kinderen bij de moeder terugbrengt;

VI. te bepalen dat partijen de feestdagen en schoolvakanties als volgt dienen te verdelen:

Voor de zorgregeling zoals benoemd onder III:

  1. voorjaarsvakantie en herfstvakantie bij de moeder;

  2. meivakantie en kerstvakantie bij helfte verdelen;

  3. zomervakantie voor vier weken bij de moeder en twee weken bij de vader, niet langer dan twee weken aaneengesloten;

waarbij partijen het tijdstip en exacte moment van de wissel in onderling overleg afstemmen;

Voor de zorgregeling zoals benoemd onder IV:

  1. voorjaarsvakantie bij de vader en herfstvakantie bij de moeder;

  2. meivakantie en kerstvakantie bij helfte verdelen;

  3. zomervakantie bij helfte verdelen, niet langer dan twee weken aaneengesloten;

waarbij partijen het tijdstip en exacte moment van de wissel in onderling overleg afstemmen;

Voor de zorgregeling zoals benoemd onder V:

  1. voorjaarsvakantie en herfstvakantie bij de vader;

  2. meivakantie en kerstvakantie bij helfte verdelen;

  3. zomervakantie bij helfte verdelen, niet langer dan twee weken aaneengesloten;

waarbij partijen het tijdstip en exacte moment van de wissel in onderling overleg afstemmen;

VII. De hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader te bepalen en hem daarbij vervangende toestemming te verlenen om de kinderen in te schrijven op zijn adres in de gemeentelijke basisadministratie personen;

VIII. De vader vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] in te schrijven bij Voetbalvereniging [Z] in [plaats A] met ingang van seizoen 2025/2026;

IX. De vader vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 2] in te schrijven op een nader te bepalen turnvereniging en/of atletiekvereniging in [plaats A] met ingang van seizoen 2025/2026;

dan wel een beslissing te nemen die het hof rechtens juist voorkomt.

Ter zitting in hoger beroep heeft de vader zijn verzoek om een bijzondere curator te benoemen ingetrokken.

4.3

De moeder verzoekt in principaal hoger beroep, naar het hof begrijpt, primair de verzoeken van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen en subsidiair, in het geval het hof van mening is dat de bestreden beschikking moet worden aangepast, de verzoeken van de moeder gedaan in het verweerschrift in eerste aanleg van 7 april 2025, (alsnog) toe te wijzen.

In incidenteel hoger beroep verzoekt de moeder de vader te veroordelen in alle kosten van deze procedure nu de door hem gedane verzoeken voortkomen uit het feit dat hij zonder overleg met en toestemming van de moeder is verhuisd, waaronder het griffierecht en de kosten van de (proces)advocaat van minimaal € 3.500,-- exclusief 21% BTW en nakosten, dan wel een door het hof vast te stellen bedrag, een en ander te voldoen binnen 48 uur na dagtekening, subsidiair betekening, van de beschikking, en voor het geval voldoening niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening alsmede bij gebreke van betaling van genoemd bedrag de vader te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 250,-- per dag of gedeelte daarvan, althans een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag voor elke dag dat de vader de verplichtingen als neergelegd in de door het hof te wijzen beschikking niet binnen de gestelde termijn nakomt.

4.4

De vader verzoekt in incidenteel hoger beroep de bestreden beschikking te bekrachtigen voor zover de beschikking ziet op de afwijzing van het verzoek van de moeder om de vader in haar proceskosten te veroordelen, althans dit verzoek van de moeder af te wijzen en te bepalen dat de kosten van de procedure worden gecompenseerd tussen partijen.

5De motivering van de beslissing

5.1

Aangezien de vader ter zitting in hoger beroep zijn verzoek om een bijzondere curator te benoemen heeft ingetrokken, hoeft daarop niet meer te worden beslist. De eerste grief van de vader behoeft daarmee geen verdere bespreking.

De standpunten

5.2

De vader stelt aan de hand van de grieven twee tot en met zes in de kern aan de orde dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat de verzoeken van de vader, die alle samenhangen met het vaststellen van het hoofdverblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij hem, moeten worden afgewezen. De vader stelt onder andere dat de kinderen meermaals hebben aangegeven dat zij doordeweeks bij hem willen verblijven en dat zij daarvoor meerdere redenen hebben gegeven. De omstandigheden dat [minderjarige 3] en [minderjarige 4] naar de opvang of basisschool zullen gaan en dat [minderjarige 1] naar de middelbare school zal gaan, hebben samen met andere ontwikkelingen gemaakt dat sprake is van een rechtens relevante wijziging van omstandigheden. De kinderen zijn het afgelopen jaar de helft van de tijd in [plaats A] geweest en hebben zich een goed beeld kunnen vormen van het leven daar. Ook hebben zij in [plaats A] een sociaal leven. Zij zijn ouder geworden en hebben een meer uitgesproken mening gekregen. De vader acht een langere brugperiode van twee jaar in het belang van [minderjarige 1] , hetgeen op het [X] College in [plaats A] mogelijk is. Daarnaast wil [minderjarige 1] een nieuwe start, maar zal hij op het [XX] College (hierna: [XX] ) in [plaats F] opnieuw geconfronteerd worden met kinderen, met wie hij een pestverleden heeft. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben een goede band met hun halfzusjes en het contact tussen hen zal drastisch ingeperkt worden door de zorgregeling zoals vastgesteld in de bestreden beschikking. De vader heeft steeds geprobeerd om ervoor te zorgen dat geen van zijn kinderen zal worden benadeeld, maar bevindt zich in bepaalde situaties in een spagaat. Hij maakt zich zorgen over wie de kinderen zal opvangen als de moeder doordeweeks (fulltime) werkt. Er is onvoldoende aandacht geweest voor de positie van de kinderen en de impact van het voorbijgaan aan de wensen van de kinderen. Tot slot stelt de vader dat deze zaak zich niet leent voor een proceskostenveroordeling.

5.3

De moeder voert aan dat de vader zonder noodzaak, overleg en toestemming naar [plaats A] is verhuisd. Hij heeft de moeder, twee jaar nadat hij een woning had gekocht, geïnformeerd dat hij ging verhuizen en heeft daarbij aangegeven dat de zorgregeling niet zou wijzigen. De vader moet zich bewust zijn geweest van de destijds al voorzienbare omstandigheden, toen hij deze keuze maakte en daarvan mededeling deed. [minderjarige 1] wenst geen nieuwe start. Hij ervaart zijn pestverleden als een gebeurtenis waardoor hij sterker is geworden. Als de kinderen naar een andere (middelbare) school gaan, maken zij hoe dan ook een nieuwe start. De moeder werkt niet fulltime maar parttime en haar werkgever is (al jaren) flexibel bij de invulling van haar uren. De kinderen weten niet beter dan dat de moeder thuis is als zij uit school komen. Als de vader het gevoel heeft dat hij in een spagaat zit, is dit een situatie die hij zelf heeft veroorzaakt. In de door de vader voorgestelde regeling (in het geval dat de kinderen hun hoofdverblijf bij hem zouden hebben) zouden de kinderen alleen gedurende de weekenden bij de moeder verblijven, waardoor de moeder geen deel uitmaakt van het dagelijkse leven van de kinderen. Daarnaast zou zij op zaterdag heen en weer moeten rijden naar [plaats A] , omdat de kinderen daar dan hun sport beoefenen. De vader probeert zijn eigen wensen te doen voorkomen als wensen van de kinderen. Het sociale leven van de kinderen speelt zich af in [plaats F] / [plaats B] en de kinderen gaan daar naar school en naar (sport)verenigingen. Verder stelt de moeder dat de vader, gezien de gang van zaken, misbruik maakt van het procesrecht, nodeloos procedeert en/of onrechtmatig handelt.

Het advies van de raad

5.4

De raad heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat het gezin sinds 2017 bekend is bij de raad vanwege het negatieve communicatiepatroon tussen de ouders en de consequenties die dat voor de kinderen heeft. Ouderschap Blijft bleek in het verleden weinig resultaat te hebben. De raad heeft eerder al het belang van Solo Parallel Ouderschap benoemd. In 2020 heeft de raad onderzoek gedaan en geadviseerd over de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de zorgregeling, waarna de rechtbank in 2021 de zorgregeling als hiervoor onder 3.2 omschreven heeft vastgesteld. De ouders hebben zich tot dusverre, ondanks de gebrekkige communicatie, aan deze regeling gehouden. De raad heeft in eerste aanleg de vrees uitgesproken dat de kinderen door deze procedure opnieuw in een loyaliteitsconflict terecht zouden komen en heeft zich afgevraagd of de kinderen de consequenties wel kunnen overzien van enerzijds handhaving of anderzijds wijziging van de hoofdverblijfplaats en wijzigingen in de zorgregeling. Er is sprake van een verstoorde communicatie tussen de ouders, waarmee de kans op een loyaliteitsconflict groter wordt door het indienen van een verzoek als in deze zaak. De raad is geen voorstander van een wijziging van de huidige zorgregeling.

Het wettelijk kader

5.5

Uit artikel 1:253a, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter kunnen worden voorgelegd. De rechter dient in geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Conform vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing over een geschil als het onderhavige niet alleen het belang van het kind, maar alle omstandigheden van het geval in ogenschouw te nemen en alle belangen af te wegen.

5.6

Uit artikel 1:253a, vierde lid, BW in samenhang met artikel 1:377e BW volgt dat de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover kan wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten: een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken en de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.

De beoordeling

5.7

Aan het hof ligt de vraag voor of de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader moet worden bepaald en of aan de vader vervangende toestemming dient te worden verleend om de kinderen in te schrijven op scholen in [plaats A] met ingang van schooljaar 2025/2026.

5.8

Uit de stukken in het dossier en wat is besproken op de zitting in hoger beroep is het volgende gebleken. De vader en de moeder hebben tot medio 2024 bij elkaar in de buurt gewoond, de moeder in [plaats B] , de vader in [plaats F] . In oktober 2023 heeft de vader de moeder geïnformeerd dat hij een nieuwbouwwoning had gekocht in [plaats A] , waarbij hij haar te kennen heeft gegeven dat de zorgregeling voor de kinderen niet zou wijzigen. Medio 2024 is de vader van [plaats F] naar [plaats A] verhuisd en met zijn huidige partner ingetrokken in de nieuwbouwwoning.

5.9

Het geschil tussen de ouders over de hoofdverblijfplaats van de kinderen, de inschrijving van de kinderen op scholen in [plaats A] en de zorgregeling is ontstaan als gevolg van de verhuizing van de vader. De reden die de vader in eerste aanleg en ter zitting in hoger beroep heeft aangevoerd voor de verhuizing, is dat het voor zijn partner, vanwege haar medische aandoening met betrekking tot geluid (misofonie), niet mogelijk was om in de regio [plaats F] te blijven wonen door het lawaai van [luchthaven] . De rechtbank heeft geoordeeld dat de vader de noodzaak van de verhuizing naar [plaats A] onvoldoende heeft onderbouwd. Ook in hoger beroep ontbreekt de onderbouwing door de vader van de medische aandoening van zijn partner en in verband daarmee van de noodzaak om op een afstand van maar liefst 60 kilometer van [plaats F] te gaan wonen.

5.10

Vast is komen te staan dat de tot nu toe geldende zorgregeling goed verloopt en tot op heden door beide ouders nagekomen wordt. De keuze van de vader om naar [plaats A] te verhuizen zal – zo stelt vader – vanaf het nieuwe schooljaar ertoe leiden dat hij daaraan, praktisch gezien, geen uitvoering meer zal kunnen geven. Hij wil daarom dat de kinderen doordeweeks bij hem wonen. Hoewel de problemen omtrent het naar school brengen van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] (in verschillende plaatsen en op verschillende tijdstippen) volgens de vader destijds de voornaamste reden zijn geweest om bij de rechtbank het verzoek omtrent de inschrijving van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op scholen in [plaats A] in te dienen, legt de vader in hoger beroep inmiddels nagenoeg uitsluitend de nadruk op de wens van de kinderen om doordeweeks in [plaats A] te zijn.

5.11

Het hof dient een beslissing te nemen die (het meest) in het belang van de kinderen wordt geacht. Voorop staat dat de kinderen het bij ieder van de ouders goed hebben en met beide ouders een goede band hebben. Zowel de vader als de kinderen hebben naar voren gebracht dat de kinderen doordeweeks bij de vader willen wonen en in [plaats A] naar school willen gaan. Het hof heeft echter twijfels of dit een door de kinderen diep doorvoelde wens is. De gesprekken die de voorzitter met de kinderen heeft gevoerd hebben die twijfel niet weggenomen. Gebleken is dat al sinds 2017 sprake is van een verstoorde communicatie tussen de ouders. In het raadsrapport van 30 januari 2020 komt naar voren dat de ouders zich in 2018 hebben aangemeld bij Ouderschap Blijft, waarbij geadviseerd werd om zo min mogelijk met elkaar geconfronteerd te worden omdat zij elkaars stressoren zijn. Ouderschap Blijft zag tussen de ouders een communicatiepatroon dat in de weg leek te staan aan de mogelijkheden om de samenwerking en communicatie te verbeteren. De raad heeft de ouders eerder ook al geadviseerd zich aan te melden voor Solo Parallel Ouderschap.

Het hof kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de kinderen zich, als gevolg van de keuze en de wensen van de vader, die nu zijn uitgemond in deze procedure, inmiddels in een loyaliteitsconflict bevinden. Het gebrek aan samenwerking en de verstoorde communicatie tussen de ouders werkt een dergelijk loyaliteitsconflict bij de kinderen in de hand. Het hof vraagt zich dan ook af of de door de kinderen geuite wens een intrinsieke wens van de kinderen is en of zij de gevolgen van die wens en de daarmee gepaard gaande veranderingen in het contact met zowel de vader als de moeder wel voldoende kunnen overzien. In dit verband acht het hof van belang dat geenszins is gebleken dat de kinderen, voordat de vader zijn verzoek indiende, op enig moment hebben uitgesproken dat zij meer bij de vader wilden zijn dan op dat moment het geval was, hetgeen een aanwijzing vormt dat zij zich uit loyaliteit met hun vader uitspreken.

Daarnaast overweegt het hof dat de beslissing bij wie de kinderen wonen en waar zij naar school gaan, hoe dan ook niet bij kinderen van deze leeftijd zou moeten liggen. Daarbij komt dat de kinderen tot nu toe hun sociale omgeving overwegend bij de moeder hebben opgebouwd, denk aan schoolgang en sportclubs, en er verder geen contra-indicaties zijn gebleken voor het voortzetten van deze situatie. Gelet op het voorgaande acht het hof het niet in het belang van de kinderen om het verzoek van de vader om hun hoofdverblijfplaats te wijzigen en de vader vervangende toestemming te verlenen voor inschrijving van de kinderen op scholen in [plaats A] , toe te wijzen. Het hof zal de verzoeken die daarop zien en daarmee samenhangen (onder I, II, VII, VIII en IX) dan ook afwijzen.

5.12

De man heeft met zijn zevende grief en zijn verzoeken in hoger beroep (onder III, IV, V en VI) ook de zorgregeling aan de orde gesteld. Nu het hof het verzoek van de vader tot wijziging van de hoofdverblijfplaats en de daarmee samenhangende verzoeken zal afwijzen, zal met ingang van het schooljaar 2025/2026 een situatie voor de vader ontstaan waarbij goed voorstelbaar is dat hij de tot nu toe geldende zorgregeling niet meer kan nakomen. Het hof is van oordeel dat het debat over wat in deze situatie een passende zorgregeling is (waarbij de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder behouden en in [plaats F] / [plaats B] naar school gaan), nog niet (voldoende) tussen de ouders is gevoerd. Daarom zal het hof de vader alsnog in de gelegenheid stellen om uiterlijk vier weken na deze uitspraak (en met inachtneming van deze uitspraak) zijn standpunt over de door hem gewenste zorgregeling naar voren te brengen, waarna de moeder in de gelegenheid gesteld wordt om binnen vier weken daarop te reageren. Het hof heeft het voornemen daarna een nieuwe mondelinge behandeling te houden, mochten de nadere uitlatingen van partijen daartoe aanleiding geven. Gelet op dit alles, zal het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de zorgregeling dan ook voorlopig bekrachtigen, en wel totdat het hof nader heeft beslist over de definitieve zorgregeling. Dit betekent dat de nieuwe regeling, die ingaat met ingang van het nieuwe schooljaar (25 augustus 2025) een aanvang neemt, en duurt totdat het hof nader heeft beslist (of de ouders onderling anders overeenkomen).

5.13

Het hof ziet geen aanleiding de beschikking op het onderdeel van de proceskosten te vernietigen, zoals de vrouw heeft verzocht. Vanwege de familierechtelijke achtergrond van het geschil is de rechtbank terecht tot het oordeel gekomen dat de kosten tussen partijen dienen te worden gecompenseerd. Het hof zal de beslissing omtrent de proceskosten in hoger beroep aanhouden totdat het hof nader heeft beslist.

5.14

Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de bestreden beschikking, met dien verstande dat de beslissing over de zorgregeling slechts voorlopig wordt bekrachtigd, en wel totdat het hof nader heeft beslist over de definitieve zorgregeling;

stelt de vader in de gelegenheid om uiterlijk vier weken na deze beschikking het hof te informeren over zijn standpunt omtrent de door hem gewenste zorgregeling, met inachtneming van de afwijzing van zijn verzoek om hem vervangende toestemming te verlenen voor inschrijving van de kinderen op scholen in [plaats A] ;

stelt de moeder vervolgens in de gelegenheid om binnen vier weken te reageren op het standpunt van de vader, waarna – indien de ingediende stukken daartoe aanleiding geven – een nieuwe mondelinge behandeling zal worden gepland;

verzoekt partijen in hun reacties aan het hof hun verhinderdata voor de periode november- december 2025 door te geven;

houdt de beslissing omtrent de definitieve zorgregeling en de proceskostenveroordeling in hoger beroep aan.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.R. Sturhoofd, mr. H.A. van den Berg en mr. P.F.E Geerlings, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 19 augustus 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.

meer blogs >> podcasts >>

BLOGS en PODCASTS

Vaststelling vaderschap van een overleden man: kan daar verweer tegen worden gevoerd?
Mr. dr. Myriam Lückers, 05-11-2024
De weduwe wordt niet aangemerkt als belanghebbende bij een verzoek gerechtelijke vaststelling vaderschap van haar overleden man, aldus HR 4 oktober 2024. Is verweer in een dergelijke zaak dan niet mogelijk?
Kun je in kort geding een voorschot op de verdeling vragen?
Mr. Nicole Cremers, 04-06-2024
Wat als het gezamenlijk spaargeld van partijen na een echtscheiding slechts voor één partij ter beschikking staat? In dit artikel wordt ingegaan op de vraag of je in kort geding een voorschot op de verdeling kunt vragen.
Podcastgesprek: Alternatieve geschillenbeslechting in het familierecht
Mr. Janneke Mulder en Mr. Marjolijn Schram, 10-10-2023
Janneke Mulder en Marjolijn Schram, beiden familierechtadvocaat en scheidingsmediator, gaan in op de rol van de parenting coordinator en van de gezinsadvocaat.
Kun je Haviltex contractueel uitsluiten?
Mr. Hugo Boom, 26-09-2023
Kun je de Haviltex-maatstaf voor de uitleg van contractsbepalingen wegcontracteren? Wat kan hierover worden afgeleid uit de uitspraak HR 25 augustus 2023? De auteur gaat uitvoerig in op deze vragen.
Podcastgesprek: Het perspectiefbesluit in de jeugdbescherming
Mr. Laura Goei en Mr. Hanneke Moons, 25-04-2023
Hoofdredacteur Hanneke Moons ging over diverse aspecten van het perspectiefbesluit in gesprek met jeugdbeschermingsjurist Laura Goei, bij uitstek deskundig in deze materie. Wat is de visie van Laura hierop?
Een bijzondere uitspraak
Mr. Hedy Bollen, 25-04-2023
De Hoge Raad overwoog in zijn uitspraak van 31 maart jl. dat de rechter in kort geding een veroordeling tot verkoop en levering van een gezamenlijke woning kan uitspreken. Hedy Bollen gaat hier uitvoerig op in.
Podcastgesprek - Vermoeden van financieel ouderenmisbruik - wat nu?
Mr. Sander Baetens en Mr. Martine Stut, 11-04-2023
Na overlijden van een erflater rijst soms het vermoeden dat er geld is verdwenen. Wat kun je als advocaat dan ondernemen? Erfrechtadvocaten Sander Baetens en Martine Stut gaan uitvoerig in op deze vraag.
Recht doen aan kinderen en ouders?
Mr. drs. Ingrid Vledder en Mr. drs. Ariane Hendriks, 14-02-2023
Op 2 februari werd het langverwachte rapport 'Recht doen aan kinderen en ouders' gepresenteerd. In deze blog beschouwen de auteurs de uitkomst met een kritische blik.
Podcastgesprek: Uitspraken 2022 - dé keuze van de hoofdredactie (1)
Mr. Rob van Coolwijk en Mr. André van Oosten en Mr. Hanneke Moons, 06-12-2022
De drie hoofdredacteuren van de Kennisbank Familierecht gingen met elkaar om tafel. In deze tweedelige Podcast bespreken zij twaalf interessante uitspraken uit 2022.
Podcastgesprek: Betere rechtsbescherming voor ouders bij een uithuisplaatsing
Mr. Laura Goei en Mr. Jolande ter Avest, 27-09-2022
Jeugdzorgjurist Laura Goei en familierechtadvocaat Jolande ter Avest geven hun visie op het recht op rechtsbijstand bij een uithuisplaatsing en op de rol van de daarbij betrokken professionals.
×
Ga nu naar Overzicht wetten - Ga naar wetsartikel:

Wetten, regelgeving en verdragen

Geen wetnummer opgegeven.

Wetten en regelgeving

Verdragen en uitvoeringswetten

Beschikbare Officiële bekendmakingen in de kennisbank:

Informatie

Wanneer er op een icoon is geklikt in een Artikel, dan kan hier extra informatie komen te staan.
Lexicon
BRONNEN