4.3.
Partijen zijn verdeeld over de vraag waarom [minderjarige 1] geen, en [minderjarige 2] weinig contact met hun vader wilden en willen. De moeder stelt, kort gezegd, dat de vader de wensen en behoeften van de jongens niet respecteert en dat zij daarom zelf de keuze maken om niet dan wel nauwelijks naar hun vader te gaan. De vader stelt dat het contactverlies het gevolg is van het loyaliteitsconflict waarin de jongens zitten, en het gebrek aan emotionele toestemming van de moeder om contact en omgang met de vader te hebben. De rechtbank volgt de vader daarin. Daartoe overweegt zij als volgt.
4.4.
Vast staat dat bij de moeder de emoties hoog opliepen nadat de vader de relatie had verbroken en snel daarna een nieuwe vriendin had. De vader heeft zijn stelling over de houding van de moeder onderbouwd met een aantal whatsapp-berichten van de moeder aan de vader, waarin de moeder zich zeer grievend uit over hem en zijn vriendin. Zij zegt in die berichten dingen als ‘ik hoop oprecht dat je kanker krijgt en dood gaat’, en noemt de vader onder andere een vuile tyfushond en zijn vriendin een kankerhoer. Ook benoemt zij gebieden rondom de woonplaats van het gezin, die voor de vader en zijn vriendin no-go zones zijn omdat zij daar ook komt. De moeder erkent dat er een fase van boosheid is geweest over de breuk. Zij stelt dat die fase maar kort heeft geduurd.
4.5.
Vast staat echter dat de strijd ook na die eerste periode van de scheiding door is gegaan, en zelfs verder is verhard. Met name de naderende verkoop van de luxe woning die partijen hebben laten bouwen heeft daarin een grote rol gespeeld. Het contactverlies met [minderjarige 1] en de vermindering van het contact met [minderjarige 2] liepen synchroon aan dat proces. Op 15 augustus 2022 heeft de vader een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden aan de moeder laten betekenen. Daarin is de moeder bevolen om haar medewerking te verlenen aan de verkoop en het transport van de woning waarin het gezin had gewoond. De moeder was daar met de kinderen blijven wonen nadat de relatie tussen de vader en de moeder enkele jaren daarvoor was geëindigd. Na de betekening van het vonnis heeft [minderjarige 1] besloten om niet meer naar zijn vader gaan; sindsdien hebben de vader en [minderjarige 1] elkaar niet meer gezien. Nadat de vader een kort geding aanhangig had gemaakt om de woning te kunnen verkopen toen hij een bod had geaccepteerd appte [minderjarige 1] aan de vader: “Nu je het huis hebt verkocht heb je ook de band met mij verkocht als die er überhaupt was”. Duidelijk is dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] het de vader zeer kwalijk namen dat de woning werd verkocht. In de brief die [minderjarige 1] met [minderjarige 2] aan de rechter hebben geschreven schrijven zij dat hun vader het huis gaat verkopen zonder hun moeders toestemming, terwijl zij daar heel graag wilden blijven wonen. In het gesprek met de rechter noemden de jongens de verkoop van het huis en dat de vader hun mening daarbij niet had gerespecteerd. [minderjarige 2] noemt in een latere brief als een van de redenen dat hij zijn vader niet wil zien dat de vader het huis heeft verkocht, terwijl [minderjarige 2] hem heeft gevraagd dat niet te doen. Niet in geschil is dat van meet af aan duidelijk was dat de moeder de woning niet kon overnemen, gelet op de hoge waarde en het inkomen van de moeder dat nihil was.
4.6.
De rechter is van oordeel dat de vader daarmee voldoende heeft onderbouwd dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een fors loyaliteitsconflict zijn gekomen door de wijze waarop de moeder de strijd is aangegaan en die is blijven voeren over de woning. Zij heeft de jongens daarmee (bewust of onbewust) belast. Hoewel goed voorstelbaar is dat de jongens verdrietig waren dat zij niet in het mooie huis konden blijven wonen, hadden zij een leeftijd waarop aan hen goed uitgelegd had kunnen worden dat de scheiding nu eenmaal maakte dat het huis verkocht moest worden. Dat klemt temeer nu de woning niet op stel en sprong is verkocht. De moeder en de kinderen hebben daar nog tot circa vier jaar na de relatiebreuk gewoond.
Bij het oordeel over het loyaliteitsconflict betrekt de rechter dat de vader stelt dat de relatie tussen hem en de jongens tot dan toe goed was. De moeder betwist dat en stelt dat de vader tijdens de relatie niet veel thuis was en vaak boos was. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben aan de rechter verder verteld dat zij zich bij hun vader niet veilig voelen en dat hij manipuleert. Zij konden echter niet echt uitleggen wat ze daarmee bedoelden, of hoe dat manipuleren of die onveiligheid zich dan uit. De felle woorden in de brieven van de jongens en de felle weerstand tegen hun vader staan in een schril contrast tot de wat oppervlakkige manier waarop de kinderen vertelden over de onveiligheid bij de vader. Wat nu maakte dat hij manipulerend of dat het onveilig was konden zij niet vertellen, ook niet na doorvragen door de rechter. Dat, in combinatie met het verloop van het contactverlies, versterkt de overtuiging van de rechter dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van de moeder onvoldoende emotionele toestemming kregen en krijgen om zich op een gezonde manier tot hun vader te verhouden.
4.7.
Gelet op het voorgaande is de conclusie van de rechter dat er geen objectieve belemmering is voor contactherstel voor [minderjarige 1] , en een frequentere omgang tussen de vader en [minderjarige 2] . De volgende vraag die de rechter moet beantwoorden is of het vaststellen van een zorgregeling in hun belang is. In zaken van kinderen van deze leeftijd wordt de rechter voor een dilemma gesteld. Aan de ene kant is de rechter gehouden om passende maatregelen te nemen om omgang tussen een kind en beide ouders te bewerkstelligen (zie bijvoorbeeld Hoge Raad 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:91). Aan de andere kant is de vraag, in hoeverre het in het belang is van kinderen die richting volwassenheid groeien om ze te dwingen om omgang te hebben met de ouder die zij niet of nauwelijks willen zien. Gelet op hun leeftijd is het immers ook belangrijk om te luisteren naar wat zij (niet) willen. In dit geval is de rechter van oordeel dat het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is om te bepalen dat zij (meer) omgang met hun vader moeten hebben. Daartoe overweegt zij het volgende.
4.9.
Voor [minderjarige 1] vindt de rechter relevant wat de bijzondere curator over hem schreef. Zij adviseerde om een zorgregeling vast te stellen, omdat het voor [minderjarige 1] helpend zou zijn om in zijn hoofd te verklaren dat de omgang van de rechtbank nu eenmaal moet en dat een stap in de richting van de vader daardoor minder voelt als een keuze tégen de moeder. Daarbij vindt de rechter in dit geval juíst de korte tijd tot aan volwassenheid van belang. Over ruim een jaar mág [minderjarige 1] niet alleen zelf beslissingen nemen over de omgang met de vader, hij móet die dan ook zelf nemen. De vraag is of hij de beslissing om contact met zijn vader te hebben zelf kan nemen, gelet op de moeilijke loyaliteitspositie waarin hij zit. Om die reden vindt de rechter het dus van belang om de korte tijd die er nog is te benutten om te komen tot een eerste stap van contactherstel.
4.11.
De rechter zal als gezegd een dwangsom verbinden aan de omgang, en zal bepalen dat de moeder aan de vader een dwangsom verbeurt van € 1.000,-, voor iedere keer dat zij de zorgregeling niet nakomt, met een maximum van € 50.000,-. Eerdere beschikkingen waarin de rechtbank een zorgregeling heeft vastgesteld zijn door de moeder niet nagekomen. Zij stelt zich steeds op het standpunt dat zij de kinderen niet kan dwingen om naar hun vader te gaan. Tijdens de zitting op 31 maart 2023 heeft de rechter aan de moeder nadrukkelijk gevraagd wat zij kon en wilde doen om de situatie voor [minderjarige 1] makkelijker te maken en om contactherstel met de vader te stimuleren. Zij antwoordde toen dat ze geen idee had wat ze zou kunnen doen. Ook tijdens deze zitting, een jaar later, had zij op die vraag geen antwoord, anders dan dat ze de jongens regelmatig vraagt of ze naar hun vader willen, maar dat ze hen niet kan dwingen als ze niet willen. De rechter heeft niet de overtuiging dat de moeder de intentie heeft om daadwerkelijk zelf iets te doen of te veranderen om de jongens ruimte te geven voor contact en omgang met hun vader. Gelet daarop is de rechter van oordeel dat een dwangsom de enige resterende manier is om de moeder te dwingen de beslissing van de rechtbank na te komen. De rechter verbindt de dwangsom aan de reguliere zorgregeling, en dus niet aan de zorgregeling tijdens de vakanties en de feestdagen. Mochten de jongens bij die verdeling eigen wensen en gedachten hebben dan vindt de rechter het goed dat de dwangsom niet maakt dat er geen ruimte is voor een aangepaste invulling die beter aansluit bij de wensen van de jongens.
Het delen van het adres van de moeder
4.13.
De rechtbank zal het verzoek van de vader om te bepalen dat de moeder belangrijke informatie over de kinderen met de vader moet delen afwijzen. De vader is gezamenlijk met de moeder belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en kan op basis daarvan belangrijke informatie over de kinderen zelf opvragen bij de school van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en andere instanties. Ook zal de vader met de door de rechtbank bepaalde zorgregeling weer betrokken zijn in het leven van de kinderen, waardoor hij van de kinderen zelf meekrijgt wat de belangrijke gebeurtenissen in hun leven zijn.
Verzoeken van de moeder
4.14. De rechter zal de verzoeken van de moeder afwijzen. De rechtbank ziet geen meerwaarde in benoeming van nog een bijzondere curator en/of een deskundige.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
4.15.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht.
Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. Gelet op de leeftijd van de kinderen, de beperkte tijd die er daarmee is voor contactherstel, en de periode dat er al geen of beperkt contact plaatsvindt tussen de vader en de kinderen, is de rechtbank van oordeel dat de beslissing ook bij het instellen van hoger beroep door één van de ouders moet worden gevolgd. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
De kosten van deze procedure
4.16.
De rechtbank zal beslissen dat iedere ouder de eigen proceskosten betaalt, omdat zij geen reden ziet om één van de ouders in de proceskosten te veroordelen.
De beoordeling in de procedure met zaaknummer C/16/549367 / FO RK 22-1413
Het toetsingskader
4.17. De wet biedt in sommige gevallen de mogelijkheid aan een minderjarige om een wens neer te leggen bij de rechter. De rechter kan dan naar aanleiding van de geuite wensen ambtshalve, dus uit eigen beweging, beslissingen nemen, ook als de ouders geen verzoeken hebben gedaan. De wet biedt die mogelijkheid als het gaat om wijziging van een zorgregeling.
4.18.
De wet biedt ook de mogelijkheid om tijdens een echtscheidingsprocedure een beslissing te nemen over het gezag als een kind hierom vraagt. Uit een uitspraak van de Hoge Raad blijkt dat dit ook kan ná de echtscheidingsprocedure kan, tenzij eerder al een beslissing is genomen over het gezag. De ouders van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn niet getrouwd geweest en hebben geen geregistreerd partnerschap gehad. Dat zou betekenen dat de wens van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om ambtshalve een beslissing te nemen over het gezag in beginsel geen grondslag vindt in de wet, in ieder geval niet in de letter van de wet. In de rechtspraak wordt wel aangenomen dat een dergelijke ambtshalve beslissing ook kan worden genomen als het gaat om kinderen wier ouders niet getrouwd zijn, noch een geregistreerd partnerschap hebben gehad, omdat dat onderscheid niet gerechtvaardigd is. De rechter zal ook hier de wens van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] inhoudelijk beoordelen.
4.19.
De rechtbank zal geen ambtshalve beslissing nemen over het ouderlijk gezag. De rechtbank vindt het niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat het gezag van de vader wordt beëindigd en de moeder alleen het ouderlijk gezag wordt belast. De vader is een betrokken vader die graag een (grotere) rol in het leven van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wil spelen. Voor een goede uitoefening van de zorgregeling is het van belang dat de vader betrokken blijft bij de belangrijke gebeurtenissen in het leven van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en zelfstandig informatie kan opvragen bij bijvoorbeeld de school van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Daarnaast is niet gebleken dat de vader bij het nemen van gezagsbeslissingen niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] handelt of dat hij die tegenhoudt.
Zorgregeling
4.20. Gelet op de overwegingen hierboven over de zorgregeling zal de rechtbank geen ambtshalve beslissing nemen over de zorgregeling zoals [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat aan de rechter hebben gevraagd.
Brief [minderjarige 1] en [minderjarige 2]
4.21. De rechtbank heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op 16 april 2024 een e-mail gestuurd om hen te informeren over de uitspraak. In de e-mails aan hen is het volgende opgenomen:
[minderjarige 1]
‘’Beste [minderjarige 1] ,
Zoals je weet zijn jouw ouders vrijdag weer bij de rechtbank geweest voor een zitting. Jouw moeder heeft de brief die je aan mij schreef aan mij gegeven. Dankjewel daarvoor. Tijdens de zitting hebben we de wensen die [minderjarige 2] en jij alweer een hele tijd geleden aan mij schreven besproken. Daarnaast hebben we ook verzoeken van je vader en je moeder besproken.
Jij wil graag dat alleen je moeder gezag over jou zal hebben. En je wil graag alleen naar je vader toe als je dat zelf wil, maar je wil niet gedwongen worden om hem te zien. De beslissingen die ik heb genomen zijn (heel) anders dan wat jij graag wilde. Ik heb besloten dat jouw vader het gezag samen met je moeder houdt over [minderjarige 2] en jou. En ik heb besloten dat jij je vader weer moet gaan zien. Dat is voor jou even schrikken denk ik. En juist niet wat jij wilde. Maar ik vind het heel belangrijk dat het wel gebeurt. Zo belangrijk, dat ik er een dwangsom aan heb verbonden. Dat betekent dat jouw moeder een flink bedrag aan je vader moet betalen als zij mijn uitspraak over de omgang niet nakomt. Dat is natuurlijk niet niks. Ik heb die beslissing dan ook niet ‘zomaar’ genomen.
In alle stukken die ik over [minderjarige 2] en jou heb gelezen, en de gesprekken die ik met jullie ouders heb gevoerd, wordt mij duidelijk dat jullie in een heel lastige positie zitten. Je ouders zijn al een aantal jaren uit elkaar, en al die tijd is het tussen hen moeilijk geweest. Het gedoe over het huis, het feit dat je vader snel een nieuwe vriendin had – het is voor iedereen heel veel geweest. Tijdens ons gesprek een hele tijd geleden vertelde je mij dat je je bij je vader niet veilig voelt en dat je daarom niet naar hem toe wil. Ik heb je toen gezegd dat het voor mij lastig was om goed te begrijpen waar die angst nu precies in zit. Ik ken jullie allemaal natuurlijk niet goed. Maar met alles wat ik inmiddels wel over jullie weet, zie ik geen reden waarom je vader en jij elkaar niet weer kunnen zien. Sterker: ik vind het zoals ik al zei heel erg belangrijk dat je je vader weer gaat zien. Kinderen hebben nou eenmaal twee ouders, en van allebei je ouders heb je iets. Dat je vader helemaal geen deel is van jouw leven vind ik niet goed voor jouw ontwikkeling naar volwassenheid. Ik denk dat je je vader juist in deze fase van je leven hard nodig hebt.
Ik realiseer me dat je in je examenjaar zit en dat het centrale eindexamen binnenkort begint. Je moet je nu daarop concentreren. Daarom vind ik het verstandig dat je pas daarna, in juni, voor het eerst je vader weer ziet. Omdat jullie elkaar heel lang niet hebben gezien heb ik een opbouw bepaald. In die opbouw zien je vader en jij elkaar eerst drie keer om de week op zaterdag van 15.00 tot 17.00 uur met zijn tweeën, dus zonder [minderjarige 2] erbij. Daarna ga je samen met [minderjarige 2] , eerst een dag, daarna steeds wat langer. De definitieve regeling is dat [minderjarige 2] en jij uiteindelijk om de week van donderdag na school tot maandag naar school bij je vader verblijven. Je vader realiseert zich dat dat van iedereen veel zal vragen in het begin. Ook omdat jullie zijn vriendin, met wie hij samenwoont, niet kennen en tot nu toe ook niet willen leren kennen. Ik heb er vertrouwen in dat jullie het contact op een goede manier gaan opbouwen.
Ik kan me goed voorstellen dat je denkt: wat heb ik aan een rechter als die precies het tegenovergestelde beslist van wat ik heb gevraagd? Misschien denk je dat ik niet goed naar je heb geluisterd. Dat heb ik wel. Maar als ouders er samen niet uitkomen wat het beste is voor de kinderen, is de kinderrechter er om knopen door te hakken. En daarbij moet de kinderrechter, ik in dit geval, altijd kijken naar wat voor het kind, jou in dit geval, het beste is. Wat ik voor jou het beste vind is in dit geval iets anders dan wat jij het liefste wil. Ik hoop dat je dat begrijpt. De procedure bij de rechtbank is nu afgelopen. Je ouders kunnen wel in hoger beroep als ze het niet eens zijn met mijn beslissing. Dat moeten ze dan binnen drie maanden doen.
Van je moeder begreep ik dat je toegepaste psychologie wil gaan studeren na je eindexamen. Wat een mooie studie. Ik wens je veel succes met je eindexamen en met alles dat daarna komt!’’
[minderjarige 2]
‘’Beste [minderjarige 2] ,
Zoals je weet zijn jouw ouders vrijdag weer bij de rechtbank geweest voor een zitting. Tijdens de zitting hebben we de wensen die [minderjarige 1] en jij alweer een hele tijd geleden aan mij schreven besproken. Daarnaast hebben we ook verzoeken van je vader en je moeder besproken.
Jij wil graag dat alleen je moeder gezag over jou zal hebben. En je wil graag de regeling met je vader houden zoals die nu is, maar je wil niet vaker naar hem toe en ook niet bij hem slapen. De beslissingen die ik heb genomen zijn (heel) anders dan wat jij graag wilde. Ik heb besloten dat jouw vader het gezag samen met je moeder houdt over [minderjarige 1] en jou. En ik heb besloten dat jij je vader meer moet gaan zien, en dat je daar ook zal gaan slapen. Dat is voor jou even schrikken denk ik. En juist niet wat jij wilde. Maar ik vind het heel belangrijk dat het wel gebeurt. Zo belangrijk, dat ik er een dwangsom aan heb verbonden. Dat betekent dat jouw moeder een flink bedrag aan je vader moet betalen als zij mijn uitspraak over de omgang niet nakomt. Dat is natuurlijk niet niks. Ik heb die beslissing dan ook niet ‘zomaar’ genomen.
In alle stukken die ik over [minderjarige 1] en jou heb gelezen, en de gesprekken die ik met jullie ouders heb gevoerd, wordt mij duidelijk dat jullie in een heel lastige positie zitten. Je ouders zijn al een aantal jaren uit elkaar, en al die tijd is het tussen hen moeilijk geweest. Het gedoe over het huis, het feit dat je vader snel een nieuwe vriendin had – het is voor iedereen heel veel geweest. Je ziet je vader nu om de week een aantal uur op zaterdag. Je komt niet vaak bij je vader thuis en alleen als zijn vriendin er niet is. Je vader vertelde op de zitting dat jullie vaak naar de bioscoop gaan en wat gaan eten. Hoewel ik het fijn vind dat dat goed loopt, vind ik de omgang nu te weinig om echt een band met je vader te kunnen hebben. Dat, terwijl ik denk dat je je vader juist in deze fase van je leven hard nodig hebt.
In mijn beslissing heb ik een opbouw gemaakt. In die opbouw ga je, vanaf juni, eerst drie keer één nacht slapen bij je vader. Daarna wordt dat twee nachten. De definitieve regeling is dat je samen met [minderjarige 1] om de week op donderdag uit school tot maandag naar school bij je vader bent. Je vader realiseert zich dat dat niet niks is voor jullie. Ook omdat jullie zijn vriendin, met wie hij samenwoont, niet kennen en tot nu toe ook niet willen leren kennen. Ik heb er vertrouwen in dat jullie het contact op een goede manier gaan opbouwen.
Ik kan me goed voorstellen dat je denkt: wat heb ik aan een rechter als die precies het tegenovergestelde beslist van wat ik heb gevraagd? Misschien denk je dat ik niet goed naar je heb geluisterd naar wat je hebt geschreven. Dat heb ik wel. Maar als ouders er samen niet uitkomen wat het beste is voor de kinderen, is de kinderrechter er om knopen door te hakken. En daarbij moet de kinderrechter, ik in dit geval, altijd kijken naar wat voor het kind, jou in dit geval, het beste is. Wat ik voor jou het beste vind is in dit geval iets anders dan wat jij het liefste wil. Ik hoop dat je dat begrijpt. De procedure bij de rechtbank is nu afgelopen. Je ouders kunnen wel in hoger beroep als ze het niet eens zijn met mijn beslissing. Dat moeten ze dan binnen drie maanden doen.
Ik wens je veel succes op het gymnasium en alvast een fijne meivakantie!’’
Hierna volgt de beslissing.De rechtbank gebruikt hier de begrippen uit de wet.