ABONNEER NU!

EN KRIJG TOEGANG TOT VAKKENNIS


Probeer de eerste maand GRATIS
Daarna slechts € 230 per jaar (excl. btw)

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21-10-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:6494

Essentie (redactie)

In echtscheidingsprocedure is ook verdeling aandelen aan de orde. In beschikking besluit rechtbank dat aandelen tot gemeenschap behoren en dat deze moeten worden gewaardeerd door deskundige. In opvolgende beschikkingen benoemt rechtbank de deskundige, geeft instructies en stelt voorschot vast. Schorsingsverzoek man betreffende deze laatste beschikkingen. Hof oordeelt dat dit louter instructie- en voortgangsbeslissingen zijn, waartegen geen hoger beroep open staat. Man niet ontvankelijk.


Datum publicatie28-10-2025
Zaaknummer200.356.881/02
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsArnhem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenFamilievermogensrecht;
Familieprocesrecht; Ontvankelijkheid; Executiegeschil / verz. schorsing uitv. bij voorr.; Deel-/eindbeschikking / tussentijds appel
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

Schorsingsverzoek, niet-ontvankelijk, betreft geen appellabele beslissing maar alleen instructie- en voorgangs-beslissingen, geen einde gemaakt aan enig onderdeel van het debat tussen partijen

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.356.881-02

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 573447)

beschikking van 21 oktober 2025 op het verzoek tot schorsing

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker,

verder te noemen: de man,

advocaat: mr. N.P.M.W. Kollenburg,

en

[verweerster] ,

wonende te [woonplaats2] ,

verweerster,

verder te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. J.C. van den End.

1Het geding in eerste aanleg

1.1

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 18 april 2025, 30 mei 2025 en 25 juli 2025, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

1.2

Bij beschikking van 18 april 2025 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, ter zake de verdeling van de aandelen in [bedrijf1] en het aandeel in [bedrijf2] in het dictum bevolen om de rechtbank binnen vier weken te informeren over de voor de waardering van deze aandelen 1) aan te wijzen perso(o)nen van deskundige(n) en 2) de aan deze deskundige te stellen vragen, die partijen in onderling overleg hebben bepaald. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Daarbij heeft de rechtbank in het lichaam van de beschikking overwogen dat de aandelen als bestanddeel van de gemeenschap moeten worden aangemerkt en in de verdeling van die gemeenschap moeten worden betrokken. Die beslissing is niet vervat in het dictum. Iedere overige beslissing over de verdeling van deze aandelen is door de rechtbank uitgesteld.

1.3

Bij (opvolgende) beschikking van 30 mei 2025 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, [naam1] van [naam2] te [plaats] tot deskundige benoemd om genoemde vermogensbestanddelen te waarderen, partijen bevolen om binnen twee weken de door hen in deze procedure ingediende processtukken aan de deskundige te verstrekken en een instructie gegeven met betrekking tot de bepaling van de hoogte van het voorschot (onder 4.4.). Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat partijen ieder de helft van het voorschot binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak moeten overmaken.

1.4

Bij beschikking van 25 juli 2025 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, de deskundige een nieuwe termijn verleend van vijf weken om te voldoen aan wat de rechtbank in haar beslissing van 30 mei 2025 onder 4.4. heeft bepaald. Iedere verdere beslissing over de verdeling van de aandelen is in afwachting van het rapport van de deskundige en de schriftelijke reactie daarop van partijen, aangehouden.

Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat, als een rechter in een tussenbeschikking over een of meer geschilpunten uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft beslist, dan de regel is dat de rechter hieraan is gebonden en daarvan in dezelfde instantie niet meer kan worden teruggekomen. Dat is alleen anders als de eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, maar daarvan is geen sprake. Partijen zijn in de beschikking van 18 april 2025 in de gelegenheid gesteld om de rechtbank uiterlijk 16 mei 2025 te informeren en alleen de vrouw heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt. De man heeft ook geen uitstel van deze termijn verzocht en dat komt voor zijn rekening en risico. In de twee weken tot de beschikking van 30 mei 2025 heeft de man ook niet om uitstel gevraagd.

Ten aanzien van de betaling van het voorschot overweegt de rechtbank dat het redelijk is dat iedere partij de helft van het voorschot moet betalen en de beslissing daarover in de beschikking van 30 mei 2025 niet voorbarig of onnodig is. Het hoger beroep tegen de beslissing over de aandelen in de beschikking van 18 april 2025 tast het oordeel van de rechtbank namelijk niet aan. Los daarvan heeft de beslissing over de betaling van het voorschot te gelden als een provisionele voorziening voor de duur van de procedure bij de rechtbank, er is nog geen definitieve beslissing gegeven.

Op 3 juli 2025 heeft de rechtbank verder een bericht van de deskundige ontvangen waaruit blijkt dat hij vanwege de discussie tussen partijen nog geen begroting van de kosten heeft gemaakt. Daarom geeft de rechtbank de deskundige een nieuwe termijn van vijf weken om een begroting van de kosten op te geven en daarna de overige werkzaamheden uit te voeren zoals beschreven in de beschikking van 30 mei 2025.

1.5

Bij beschikking van 3 oktober 2025 heeft de rechtbank het voorschot van de deskundige vastgesteld op € 22.600,- (inclusief omzetbelasting) en bepaald dat de man en de vrouw ieder de helft van het voorschot moeten overmaken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructie van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak.

2Het geding in hoger beroep met betrekking tot het verzoek tot schorsing

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoek tot schorsing met producties, ingekomen op 22 augustus 2025;

- het verweerschrift tegen het verzoek tot schorsing;

- een journaalbericht van de man van 3 oktober 2025 met bijlage.

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 6 oktober 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren de man en zijn advocaat, en de advocaat van de vrouw aanwezig.

3De motivering van de beslissing

3.1

Aan de orde is het verzoek van de man:

primair de schorsing te bevelen van de werking van de beschikkingen van 30 mei 2025 en 25 juli 2025, voor zover het de benoeming van de deskundigen en/of zijn werkzaamheden en/of betaling van een voorschot betreft en te bepalen dat de deskundige zijn werkzaamheden onmiddellijk staakt tot het eindarrest in het hoger beroep tegen de beschikking van 18 april 2025,

subsidiair te bepalen dat hij geen voorschot hoeft te voldoen en reeds gestorte gelden (voor zover van toepassing) in depot blijven zolang niet onherroepelijk is beslist of de te waarderen vermogensbestanddelen tot de gemeenschap behoren,

meer subsidiair de werkzaamheden van de deskundige te beperken tot inventarisatie van de stukken (zonder waardering/rapport) zonder kostenconsequenties voor de man totdat het hof heeft beslist of de te waarderen vermogensbestanddelen tot de gemeenschap behoren.

Verder verzoekt de man de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure en te bepalen dat de reeds gemaakte deskundigenkosten voorlopig voor rekening van de vrouw komen, indien zijn verzoek (gedeeltelijk) wordt toegewezen.

3.2

De vrouw voert hiertegen gemotiveerd verweer.

3.3

Hoger beroep schorst de werking van een beslissing, tenzij de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Op grond van artikel 360 lid 2, tweede volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan de hogere rechter, indien hoger beroep is ingesteld tegen een beschikking die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, alsnog de werking schorsen.

3.4

Het hof heeft partijen voorgehouden en stelt ook vast dat de beschikkingen van de rechtbank van 30 mei 2025 en 25 juli 2025 geen beschikkingen zijn waarin aan enig onderdeel van het debat tussen partijen een einde is gemaakt, en die mede daarom ook niet uitvoerbaar bij voorraad zijn verklaard. Er staat immers geen hoger beroep tegen open. Zoals de man zelf tijdens de mondelinge behandeling heeft betoogd, zijn deze twee uitspraken louter instructie- en voortgangs-beslissingen die niet zelfstandig appellabel zijn. In het thans voorliggende verzoek is bovendien aangegeven dat een verkapt hoger beroep niet aan de orde is.

De beslissing van de rechtbank van 18 april 2025 is wel een (deel)beschikking en is wel uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hiervan is de man ook in hoger beroep gekomen bij het hof. Anders dan de man stelt, brengt het feit dat de man hoger beroep tegen deze beslissing heeft ingesteld en verzocht kan worden om de tenuitvoerlegging van deze beschikking te schorsen, naar het oordeel van het hof niet mee dat ook schorsing van de daarop voortbordurende voortgangsbeslissingen van 30 mei 2025 en 25 juli 2025 kan worden verzocht. Voor zover de man ter zitting heeft bedoeld te stellen dat het schorsingsverzoek zich ook richt tot de beslissing in de beschikking van 18 april 2025, blijkt dit - zoals ook is betoogd door de advocaat van de vrouw - naar het oordeel van het hof op geen enkele wijze uit het door de man op 22 augustus 2025 ingediende verzoek tot schorsing. Integendeel: kort voor de zitting is alsnog een separaat schorsingsverzoek met betrekking tot de beschikking van 18 april 2025 ingekomen. Dit verzoek zal op een nader te bepalen datum worden behandeld.

Het hof is daarom van oordeel dat de man niet-ontvankelijk is in de door hem in deze procedure ingediende verzoeken.

3.5

Dit betekent dat het hof niet toekomt aan een belangenafweging.

3.6

Het hof zal, omdat partijen met elkaar gehuwd zijn geweest, de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4De beslissing

Het hof:

verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek;

compenseert de proceskosten;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en E. de Boer, bijgestaan door de griffier, en is op 21 oktober 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

meer blogs >> podcasts >>

BLOGS en PODCASTS

Er zijn geen blogs of artikelen gevonden bij:
Misbruik in sociaal domein

×
Ga nu naar Overzicht wetten - Ga naar wetsartikel:

Wetten, regelgeving en verdragen

Geen wetnummer opgegeven.

Wetten en regelgeving

Verdragen en uitvoeringswetten

Beschikbare Officiële bekendmakingen in de kennisbank:

Informatie

Wanneer er op een icoon is geklikt in een Artikel, dan kan hier extra informatie komen te staan.
Lexicon
BRONNEN