ABONNEER NU!

EN KRIJG TOEGANG TOT VAKKENNIS


Probeer de eerste maand GRATIS
Daarna slechts € 230 per jaar (excl. btw)
Huidige filter(s):

Rechtbank Oost-Brabant 13-08-2025, ECLI:NL:RBOBR:2025:4992


Datum publicatie13-08-2025
ZaaknummerC/01/404645 / HA ZA 24-326
ProcedureBodemzaak
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenTuchtrecht / aansprakelijkheid;
Familieprocesrecht
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

Aansprakelijkheidsrecht. Kinderen van 10 en 11 spelen met vuurwerk, waardoor meerdere woonwagens afbranden. Toepassing art. 6:164, 6:166 en 6:169 BW. Aansprakelijkheid voor nalaten van niet rechtstreeks betrokken aanwezig kind van 15 die het gegooi met vuurwerk heeft gefilmd. Procesrecht. Ouders worden qualitate qua gedagvaard. Herstelde lezing dagvaarding ten aanzien van verschenen ouders.

Volledige uitspraak


RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Zaaknummer: C/01/404645 / HA ZA 24-326

Vonnis van 13 augustus 2025

in de zaak van

[eiseres] ,

te [woonplaats] ,

eisende partij,

advocaat: mr. S.M.E. van Dijsseldonk,

tegen

1 [gedaagde 1] ,

te [woonplaats] ,

advocaat: mr. G.J.P.M. Mooren,

en

2
2. [gedaagde 2] ,

te [woonplaats] ,
3. ALLIANZ NEDERLAND GROEP N.V.,

te Rotterdam,

advocaat: mr. R.S. Ariëns,

en


4. [gedaagde 4], in hoedanigheid van ouder/wettelijke vertegenwoordiger van [minderjarige 1] , geboren [geboortedatum] 2011,

te [woonplaats] ,

niet verschenen,

en

5
5. [gedaagde 5] ,
6. [gedaagde 6] ,

beide te [woonplaats] ,

advocaat: mr. E.P.M. Smit,

gedaagde partijen,

Partijen worden hierna steeds bij hun achternaam genoemd.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding met 18 producties, vijfmaal betekend:

o Op 1 mei 2024 aan:

 [gedaagde 5] en [gedaagde 6]

 [gedaagde 2]

 [gedaagde 4]

o Op 13 mei 2024 aan [gedaagde 1]

o Op 14 mei 2024 aan Allianz

  • de conclusie van antwoord van Allianz en [gedaagde 2] van 3 juli 2024

  • de conclusie van antwoord van [gedaagde 5] en [gedaagde 6] van 7 augustus 2024

  • de conclusie van antwoord van [gedaagde 1] van 14 augustus 2024

  • de brief van de rechtbank van 10 januari 2025 waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald

  • de akte van [eiseres] , tevens wijziging van eis van 13 mei 2025 met 7 producties

  • de akte van [eiseres] van 14 mei 2025 met 1 productie

  • de mondelinge behandeling van 23 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2Waar gaat deze zaak over?

2.1.

Op [datum] 2022 heeft er brand gewoed op het woonwagenkamp op de [adres] in [plaats] . Daarbij zijn meerdere woonwagens ernstig beschadigd geraakt. De brand ontstond in de woonwagen op nummer [woonwagen nummer] .

2.2.

Naar aanleiding van de brand heeft het Openbaar Ministerie een onderzoek ingesteld. Daarbij heeft het Openbaar Ministerie geconcludeerd dat de vermoedelijke veroorzakers van de brand, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , strafrechtelijk niet aansprakelijk zijn omdat zij ten tijde van de brand jonger waren dan twaalf jaar. Het Openbaar Ministerie heeft ook onderzoek gedaan naar de betrokkenheid van [minderjarige 3] . [minderjarige 3] was ten tijde van de brand vijftien jaar oud. [minderjarige 3] heeft de vermoedelijke brandveroorzakende gedraging, het gooien van zwaar vuurwerk in de woonwagen op nummer [woonwagen nummer] , gefilmd. Ten aanzien van [minderjarige 3] heeft het Openbaar Ministerie geconcludeerd dat niet vast is komen te staan dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.

2.3.

In deze procedure vordert [eiseres] , de eigenaar van de naastgelegen woonwagen op nummer 6, een verklaring van recht dat [minderjarige 1] , de ouders van [minderjarige 2] en de ouders van [minderjarige 3] aansprakelijk zijn voor de schade die is ontstaan. Ook de verzekeraar van [minderjarige 3] , Allianz, is gedagvaard. Daarnaast heeft [eiseres] een aantal nevenvorderingen ingesteld die verband houden met de gevorderde verklaring van recht.

2.4.

Gedaagde partijen zijn het om uiteenlopende redenen niet met de aansprakelijkstelling eens.

2.5.

De precieze vorderingen worden later in dit vonnis beschreven en beoordeeld.

3Samenvatting uitspraak

3.1.

In deze uitspraak komt de rechtbank tot de conclusie dat [gedaagde 5] en [gedaagde 6] (de ouders van [minderjarige 2] ) aansprakelijk zijn voor de schade die [eiseres] heeft geleden. Dat komt omdat [minderjarige 2] , hoewel niet vast is komen te staan dat hij zelf met vuurwerk heeft gegooid, in ieder geval optrok met [minderjarige 1] toen zij speelden met het vuurwerk dat uiteindelijk de brand heeft veroorzaakt. Daarom maakt het niet uit wie het vuurwerk gooide. [minderjarige 2] is zelf niet aansprakelijk omdat hij jonger was dan veertien, maar juist vanwege zijn leeftijd zijn [gedaagde 5] en [gedaagde 6] als ouders wel aansprakelijk.

3.2.

Voor [minderjarige 1] geldt dat hij zelf – en niet zijn moeder – is gedagvaard in deze procedure. Omdat [minderjarige 1] jonger was dan veertien ten tijde van de brand, is hij niet aansprakelijk. Tegen [minderjarige 1] wordt de vordering daarom afgewezen.

3.3.

Voor de ouders van [minderjarige 3] geldt het volgende. [minderjarige 3] heeft zelf niet meegedaan aan het gooien met vuurwerk. Ook is niet vast komen te staan dat hij het gooien van het vuurwerk heeft uitgelokt. Hij heeft ook nooit de opzet gehad dat er brand zou ontstaan. Toch had hij moeten optreden tegen het handelen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Hij wist namelijk dat zij op gevaarlijke wijze met zwaar vuurwerk aan het spelen waren rondom de woonwagen op nummer [woonwagen nummer] en hij was in de positie om daartegen op te treden. Omdat [minderjarige 3] dat niet heeft gedaan, is hij aansprakelijk. [minderjarige 3] was vijftien jaar oud. Volgens de wet zijn ouders van kinderen van die leeftijd aansprakelijk voor de gedragingen van hun kind, tenzij hen niet kan worden verweten dat zij de gedragingen van hun kinderen niet hebben belet. [gedaagde 1] (de vader van [minderjarige 3] ) doet in deze procedure met succes een beroep op die uitzondering en is daarom niet aansprakelijk. [gedaagde 2] (de moeder van [minderjarige 3] ) heeft geen beroep gedaan op deze uitzondering en is wel aansprakelijk.

3.4.

De verzekeraar van [gedaagde 2] , Allianz, is alleen rechtstreeks aanspreekbaar voor psychische schade die [eiseres] heeft geleden.

3.5.

De rechtbank doet geen uitspraak over de hoogte van de schade of over de onderlinge verdeling van de schade tussen de aansprakelijke partijen en [eiseres] zelf. Wel bepaalt de rechtbank dat [gedaagde 5] , [gedaagde 6] en [gedaagde 2] bij wijze van voorschot

€ 25.000,- moeten betalen aan [eiseres] .

4De beoordeling

Vooraf: wat in deze zaak niet voorligt

4.1.

Het gaat in deze zaak om de vraag of de in deze procedure betrokken partijen aansprakelijk zijn. De zaak gaat daarom niet over de vraag hoeveel schade er precies is geleden. Ook gaat deze zaak niet over de vraag of er nog andere mensen zijn die betrokken zijn geweest bij het gooien met vuurwerk of die in de buurt zijn geweest bij het ontstaan van de schade en of deze andere mensen dan niet (ook) aansprakelijk zijn. De zaak gaat ook niet over de vraag in hoeverre [eiseres] een deel van de schade zelf moet dragen.

4.2.

Hierna bespreekt de rechtbank eerst welke partijen zijn gedagvaard in deze zaak. Vervolgens wordt uitgelegd aan welke regels de rechtbank toetst in deze zaak. Vervolgens wordt per gedagvaarde partij beoordeeld of ze aansprakelijk zijn. Daarna wordt besproken wat de beslissingen over de aansprakelijkheid betekenen voor de concrete vorderingen van [eiseres] .

Verstekverlening [gedaagde 4]

4.3.

[gedaagde 4] is niet in het geding verschenen. Daarom wordt verstek tegen haar verleend. Aangezien de andere gedaagden wel zijn verschenen, wordt dit vonnis op grond van artikel 140 lid 3 Rv als een vonnis op tegenspraak beschouwd.

4.4.

Als een partij niet in de procedure is verschenen, geldt dat een vordering in principe wordt toegewezen, tenzij deze vordering de rechter onrechtmatig of ongegrond voorkomt.

Welke partijen zijn gedagvaard?

4.5.

In de dagvaarding staat bij alle ouders steeds vermeld dat ze zijn gedagvaard ‘in hoedanigheid van ouder/wettelijke vertegenwoordiger’ van de betrokken kinderen. In het lichaam van de dagvaarding en de navolgende processtukken heeft [eiseres] zich wisselend uitgelaten over de vraag of zij bedoeld heeft haar vorderingen in te stellen tegen de ouders van de kinderen, tegen de kinderen zelf of tegen zowel de ouders áls de kinderen. Bij een letterlijke lezing van de gedaagde partijen zou het ervoor moeten worden gehouden dat alleen de kinderen (‘via’ hun ouders) zijn gedagvaard en niet de ouders zelf.

4.6.

De rechtbank heeft tijdens de mondelinge behandeling met [eiseres] en de verschenen ouders besproken hoe om te gaan met de dagvaarding. De verschenen ouders hebben medegedeeld dat ze verweer hebben gevoerd vanuit de veronderstelling dat zij zelf werden gedagvaard en niet hun kinderen. Alle verschenen partijen hebben vervolgens aangegeven zich te kunnen vinden in een herstelde lezing van de dagvaarding, in die zin dat [gedaagde 2] , [gedaagde 1] , [gedaagde 5] en [gedaagde 6] steeds geacht moeten worden zelf te zijn gedagvaard en dus niet in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van hun kinderen. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de dagvaardingen tegen de verschenen ouders op die manier te lezen.

4.7.

Dat is anders voor [gedaagde 4] . [gedaagde 4] is niet in deze procedure verschenen. Zij heeft zich daarom niet uit kunnen laten over het voornemen van de rechtbank om de dagvaarding hersteld te lezen. De rechtbank houdt het er daarom voor dat de vordering tegen [gedaagde 4] is ingesteld in haar hoedanigheid van vertegenwoordiger van [minderjarige 1] en dus tegen [minderjarige 1] . De rechtbank ziet geen aanleiding om [eiseres] in de gelegenheid te stellen om [gedaagde 4] zelf alsnog op te roepen. Alle in deze procedure betrokken partijen hebben belang bij een tijdig vonnis en oproeping van [gedaagde 4] zou tot onnodige vertraging leiden.

Toetsingskader

Inleiding

4.8.

De rechtbank moet in deze zaak de vraag beantwoorden of de gedaagde partijen aansprakelijk zijn voor de schade die is ontstaan.

4.9.

De rechtbank legt hierna eerst uit welke vormen van aansprakelijkheid in deze zaak spelen. Daarna wordt de aansprakelijkheid per partij beoordeeld.

Aansprakelijkheid van kinderen tot veertien jaar oud

4.10.

Voor kinderen gelden bijzondere regels van aansprakelijkheid. Artikel 6:164 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt – zakelijk gezegd – dat kinderen niet aansprakelijk zijn voor hun handelen als zij jonger zijn dan veertien. Voor kinderen in deze leeftijdscategorie geldt echter op grond van artikel 6:169 lid 1 BW wel dat hun ouders aansprakelijk kunnen zijn. Dat is namelijk het geval als sprake is van ‘als een doen te beschouwen’ gedragingen van hun kinderen die, als de leeftijd van het kind daar niet aan in de weg zou staan, onrechtmatige gedragingen zouden zijn.

Aansprakelijkheid van kinderen van veertien of vijftien

4.11.

Voor kinderen van veertien of vijftien jaar oud geldt op grond van artikel 6:169 lid 2 BW een iets andere regel. Hier geldt dat de ouders in principe aansprakelijk zijn voor alle onrechtmatige gedragingen, zonder de beperking dat het moet gaan om een ‘als doen te beschouwen gedraging’. Bovendien geldt dat er een uitzondering bestaat op de aansprakelijkheid van de ouders, namelijk wanneer de ouders niet kan worden verweten dat zij de gedragingen van het kind niet hebben belet.

Groepsaansprakelijkheid

4.12.

In deze zaak speelt ook nog dat volgens [eiseres] de betrokken kinderen als groep hebben gehandeld. Voor groepen mensen geldt dat zijn samen aansprakelijk zijn als één van de tot de groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op deze schadetoebrenging de tot de groep behorende personen van hun deelname aan de groep had moeten weerhouden. Dit staat in artikel 6:166 BW. Het is voor deze vorm van aansprakelijk niet nodig dat de aansprakelijk gestelde persoon zelf de gedragingen heeft verricht die de schade hebben veroorzaakt of deze gedragingen actief heeft aangemoedigd. De achtergrond van deze wetsbepaling is dat de leden van de groep mede verantwoordelijk worden gehouden voor de schade omdat ze geacht worden te hebben bijgedragen aan de sfeer waarin de schadeveroorzakende gedragingen plaatsvonden. Een kind dat in een groep handelt is zelf vanwege artikel 6:164 BW niet aansprakelijk, maar de ouders van het kind kunnen dat wel zijn als het kind binnen de kaders van artikel 6:166 BW een ‘als een doen te beschouwen gedraging’ heeft verricht.

Hoofdelijke aansprakelijkheid

4.13.

Verder is van belang dat, wanneer verschillende personen aansprakelijk zijn voor dezelfde schade, zij hoofdelijk zijn verbonden om deze schade te vergoeden. Dit staat in artikel 6:102 BW. Dat betekent dat de benadeelde elk van de aansprakelijke personen mag aanspreken voor het gehele schadebedrag. Dat geldt ook als het aandeel dat de aangesproken persoon heeft gehad in het veroorzaken van de schade in verhouding tot de andere aansprakelijke personen relatief gering is. Het stelsel van de wet houdt in dat de aansprakelijke personen onderling zullen moeten uitzoeken wie in de onderlinge verhouding welk deel moet betalen en dat de benadeelde niet met dat uitzoekwerk moet worden belast.

4.14.

De rechtbank zal nu de aansprakelijkheid van de afzonderlijke gedaagde partijen beoordelen.

De aansprakelijkheid van [minderjarige 1]

4.15.

[minderjarige 1] was ten tijde van de verweten gedragingen elf jaar oud. Op grond van artikel 6:164 en 6:169 BW is [minderjarige 1] niet aansprakelijk.

De aansprakelijkheid van [gedaagde 5] en [gedaagde 6] (de ouders van [minderjarige 2] )

4.16.

[eiseres] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde 5] en [gedaagde 6] aansprakelijk zijn omdat [minderjarige 2] betrokken was bij het gooien van vuurwerk.

4.17.

Tussen partijen staat vast dat:

  • [minderjarige 1] enige tijd vuurwerk heeft afgestoken en dit vuurwerk onder andere in de woonwagen op nummer [woonwagen nummer] heeft gegooid;

  • [minderjarige 2] met [minderjarige 1] aan het spelen was toen [minderjarige 1] met vuurwerk aan het gooien was en erbij was toen het vuurwerk werd gegooid;

  • [minderjarige 2] het gooien van vuurwerk ook twee keer heeft gefilmd;

  • [minderjarige 2] samen met [minderjarige 1] ook in de woonwagen van [eiseres] kwam, onder andere om vuurwerk op te halen, maar ook nadat er vuurwerk in de woonwagen op nummer [woonwagen nummer] was gegooid door [minderjarige 1] .

4.18.

Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde 5] en [gedaagde 6] aansprakelijk zijn voor de gedragingen van [minderjarige 2] . De rechtbank onderbouwt dit als volgt.

4.19.

[minderjarige 2] was ten tijde van de verweten gedraging tien jaar oud. Partijen zijn het erover eens dat de kinderen aan het spelen waren. Daaruit volgt dat [minderjarige 2] niet toevallig aanwezig was, maar samen met [minderjarige 1] optrok en dus met hem een groep vormde. Ook uit het tot tweemaal toe filmen van het gegooi met vuurwerk door [minderjarige 1] blijkt dat [minderjarige 2] samen met [minderjarige 1] een groep vormde. Van het filmen moet ook een aansporend effect uit zijn gegaan. [minderjarige 1] was ook pas elf jaar oud ten tijde van de brand en mag geacht worden gevoelig te zijn geweest voor het gefilm. [minderjarige 2] heeft door het filmen daarom de kans vergroot dat [minderjarige 1] vuurwerk zou gooien. Dat filmen moet worden beschouwd als een ‘als doen te beschouwen gedraging’ in de zin van artikel 6:169 lid 1 BW.

4.20.

De conclusie is dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] handelden in groepsverband en dat de bijdrage van [minderjarige 2] moet worden beschouwd als een als doen te beschouwen gedraging. Dat betekent dat [gedaagde 5] en [gedaagde 6] aansprakelijk zijn voor de gedragingen die [minderjarige 1] in dat groepsverband pleegde. Dat [minderjarige 2] zelf niet met vuurwerk heeft gegooid, is voor de vaststelling van aansprakelijkheid op deze wijze niet van belang.

4.21.

[gedaagde 5] en [gedaagde 6] hebben nog aangevoerd dat het nog niet vaststaat dat de brand rechtstreeks is veroorzaakt door het gooien van vuurwerk. [gedaagde 5] en [gedaagde 6] hebben echter niet expliciet betwist dat de brand is veroorzaakt door het gooien van vuurwerk. Zij hebben ook niet onderbouwd wat dan andere mogelijke oorzaken zijn geweest voor de brand, anders dan door erop te wijzen dat er ook geruchten rondgingen dat de brand bij een auto is begonnen. Die nadere onderbouwing mocht van hen wel worden verwacht, zeker nu [minderjarige 2] zelf getuige is geweest van de gedragingen van [minderjarige 1] en moet hebben gezien waar de brand als eerste ontstond. Daarom is de rechtbank van oordeel dat het causaal verband tussen het gooien van het vuurwerk en de brand onvoldoende gemotiveerd is betwist. Daarom komt vast te staan dat het gooien van vuurwerk heeft geleid tot de brand.

4.22.

De conclusie ten aanzien van [gedaagde 5] en [gedaagde 6] is dat zij aansprakelijk zijn voor de ontstane schade.

De aansprakelijkheid van Allianz en [gedaagde 2] (verzekeraar respectievelijk moeder van [minderjarige 3] )

Toetsingskader bij nalaten

4.23.

De eerste vraag die voorligt is of [minderjarige 3] aansprakelijk is voor de brand. Allianz en [gedaagde 2] zijn namelijk alleen aansprakelijk als [minderjarige 3] aansprakelijk is. De rechtbank is van oordeel dat dat het geval is. De rechtbank hoeft daarbij niet te beoordelen of [minderjarige 3] groepsaansprakelijk is omdat de rechtbank op een andere manier tot het oordeel komt dat [minderjarige 3] aansprakelijk is. Namelijk omdat hij door niet in te grijpen een onrechtmatige daad pleegde. Dat legt de rechtbank hieronder uit.

4.24.

[minderjarige 3] wordt verweten dat hij een onrechtmatige gedraging heeft verricht. Een gedraging is onrechtmatig als ze in juridische zin onzorgvuldig is. Voor aansprakelijkheid is in de regel vereist dat iemand zelf heeft gehandeld in strijd met een zorgvuldigheidsnorm. Dat betekent dat iemand in principe niet aansprakelijk is voor de schade die iemand anders veroorzaakt, al kent de wet daar wel de nodige uitzonderingen op.

4.25.

Eén van die uitzonderingen werkt als volgt. Onder bijzondere omstandigheden kan het toch zijn dat iemand aansprakelijk is omdat hij heeft nagelaten te voorkomen dat iemand anders schade veroorzaakt. In dat geval is dit nalaten een onrechtmatige ‘gedraging’. Voor aansprakelijkheid voor nalaten gelden de volgende vereisten:

  1. De aansprakelijk gestelde wist of moest weten dat die andere persoon een serieus gevaar in het leven riep door te handelen zoals hij deed.

  2. Er bestond, mede gelet op de ernst van het gevaar, een mogelijkheid en noodzaak om actie te ondernemen.

  3. De te ondernemen actie mocht, gelet weer op de kenbare ernst van het gevaar enerzijds en de moeite en kosten van ingrijpen anderzijds, van de aansprakelijk gestelde worden verwacht.

4.26.

Hoe deze vereisten worden ingevuld, hangt af van de omstandigheden van het geval. Een daadwerkelijk bewustzijn van de ernst van het gevaar hoeft niet vast komen te staan. Voldoende is dat de aansprakelijk gestelde had moeten weten dat er sprake was van een serieus gevaar. Het hangt ook weer van het precieze kenbare gevaar af of het ernstig genoeg is om actie te ondernemen.

4.27.

Het standpunt dat Allianz & [gedaagde 2] hebben bepleit, namelijk dat zuiver nalaten niet kan leiden tot aansprakelijkheid voor uitsluitend materiële schade, berust op een rechtsopvatting die geen steun vindt in de wet of in de jurisprudentie van de Hoge Raad en die de rechtbank dus niet volgt. Dat er in de literatuur auteurs zijn die deze opvatting bepleiten, maakt niet dat het geldend recht is.

Toepassing in dit geval: welke feiten staan vast?

4.28.

Voor de beoordeling van de vraag of [minderjarige 3] voor zijn nalaten aansprakelijk is, moet eerst worden beoordeeld welke feiten vast zijn komen te staan. Het ligt op de weg van [eiseres] om feiten aan te voeren ter onderbouwing van haar stelling dat [minderjarige 3] aansprakelijk is. Als deze feiten niet of niet goed onderbouwd door Allianz & [gedaagde 2] worden weersproken, dan komen deze feiten vast te staan. Na vaststelling van de feiten beoordeelt de rechtbank of [minderjarige 3] aansprakelijk is.

4.29.

[eiseres] heeft de volgende omstandigheden gesteld:

  • [minderjarige 3] was aanwezig in de woonwagen van waaruit [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hun vuurwerk haalden en wist dat het vuurwerk daar aanwezig was.

  • [minderjarige 3] was een van de oudere in de woonwagen aanwezige personen.

  • [minderjarige 3] kende [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . [minderjarige 2] is familie van [minderjarige 3] . [minderjarige 1] speelde de avond tevoren computerspellen met [minderjarige 3] .

  • [minderjarige 3] wist dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] al de hele ochtend met vuurwerk bezig waren en dat er ook cobra’s, matten en thunderkings (zwaar vuurwerk) werden afgestoken, ook in de woonwagen van nummer [woonwagen nummer] .

  • [minderjarige 3] heeft het gooien van het vuurwerk in de woonwagen van nummer [woonwagen nummer] lachend gefilmd. Op dit filmpje is ook zichtbaar dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] samen de woonwagen betreden en zich niet zichtbaar bezwaard tot [minderjarige 3] wenden.

  • [minderjarige 3] heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] er niet van weerhouden om vuurwerk af te steken.

4.30.

Allianz en [gedaagde 2] hebben deze stellingen niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken. Zij hebben bij conclusie van antwoord wel (summiere) stellingen ingenomen die de stellingen van [eiseres] rechtstreeks weerspreken. Na kennisneming van de door [eiseres] in het geding gebrachte uitlatingen van [minderjarige 3] die de stellingen van [eiseres] ondersteunen, hebben Allianz en [gedaagde 2] echter nagelaten om hun betwistingen nader te onderbouwen. In het bijzonder hebben zij niet aangegeven wat maakt dat de uitlatingen van [minderjarige 3] niet kloppen of anders dienen te worden opgevat. Allianz en [gedaagde 2] hebben er vooral op gewezen dat [minderjarige 3] geen kwade opzet heeft gehad bij het ontstaan van de brand en dat hij geen eigen rechtstreekse bijdrage heeft gehad aan het gooien van vuurwerk. Dit zijn echter geen betwistingen van de in nummer 4.29 vermelde door [eiseres] gestelde feiten. Daarom komen deze feiten vast te staan.

Toepassing van het recht op de feiten: [minderjarige 3] is aansprakelijk

4.31.

De rechtbank is van oordeel dat [minderjarige 3] onder deze omstandigheden aansprakelijk is voor het ontstaan van de brand. Daarvoor is het volgende van belang.

4.32.

Op de noodlottige dag waren [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan het spelen. Hun spel was echter bijzonder onveilig. Ze hebben voor een langere periode zwaar vuurwerk losgelaten op en in minstens één woning. Dat daarbij aanzienlijke risico’s in het leven worden geroepen mag – met [eiseres] – zonder meer worden aangenomen. De risico’s bestaan overigens niet alleen in concreet brandgevaar voor de betrokken woonwagens, maar ook voor andere aanwezige zaken, voor mensen die op het kamp aanwezig waren en niet in het minst ook voor de kinderen zelf.

4.33.

[minderjarige 3] was bekend met de gedragingen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Hij had dus ook bekend moeten zijn met de risico’s die aan de gedragingen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verbonden waren. Dat [minderjarige 3] , zoals Allianz en [gedaagde 2] hebben gesteld, niet heeft gedacht dat het allemaal met zo’n vaart zou lopen, is in dit verband niet relevant. [minderjarige 3] had moeten weten dat er serieuze risico’s in het leven werden geroepen door [minderjarige 1] en [minderjarige 2] die ingrijpen vergden.

4.34.

[minderjarige 3] was, anders dan Allianz en [gedaagde 2] hebben aangevoerd, méér dan een willekeurige omstander die het vuurwerk toevallig één keer filmde. Hij kende [minderjarige 1] en [minderjarige 2] immers en hij had overnacht en was vervolgens aanwezig in de woonwagen waar [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naartoe kwamen om het vuurwerk op te halen. [minderjarige 3] was bovendien een van de oudere aanwezigen op dat moment. Hij was daarom bij machte om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan te spreken en tot de orde te roepen, hen het vuurwerk te onthouden, contact te zoeken met de ouders van de kinderen of anderszins maatregelen te treffen om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in het gareel te brengen. [minderjarige 3] heeft dit alles niet gedaan, maar heeft wel het spelen met vuurwerk gefilmd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wisten dat er gefilmd werd. Bovendien gaat, zoals ten aanzien van [minderjarige 2] is overwogen, van het filmen van jonge, kattenkwaad aanrichtende kinderen een aanmoedigend effect uit. Dat effect geldt extra wanneer gefilmd wordt door een ouder iemand als [minderjarige 3] . Dit alles betekent dat [minderjarige 3] in een bijzondere positie verkeerde waarin hij een zorgplicht had om anders te handelen dan hij heeft gedaan. Aan deze zorgplicht heeft [minderjarige 3] niet voldaan.

4.35.

Allianz en [gedaagde 2] hebben nog aangevoerd dat het onrealistisch is om te denken dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zouden zijn gestopt met het vuurwerk als [minderjarige 3] ze had aangemaand om te stoppen. Allianz en [gedaagde 2] hebben deze betwisting echter niet onderbouwd. Dat had wel in de rede gelegen, aangezien zij – althans [minderjarige 3] – bij uitstek zicht hadden op de verhouding tussen [minderjarige 3] enerzijds en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] anderzijds. Bovendien gaat het er niet alleen om dat [minderjarige 3] [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet heeft aangesproken. Hij had ook andere dingen kunnen doen om ze tot de orde te roepen.

4.36.

De rechtbank is vanwege de bovengenoemde redenen van oordeel dat [minderjarige 3] onrechtmatig handelde door niet in te grijpen. Dat betekent dat hij aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] mede daardoor heeft geleden.

4.37.

De rechtbank hoeft, nu zij van oordeel is dat [minderjarige 3] een zelfstandige onrechtmatige daad heeft gepleegd en daarom hoofdelijk aansprakelijk is, niet in te gaan op de vraag of [minderjarige 3] óók groepsaansprakelijk is op grond van artikel 6:166 BW.

4.38.

[eiseres] heeft ook nog andere omstandigheden aangevoerd die zouden maken dat [minderjarige 3] aansprakelijk is voor de brand die wél onderbouwd zijn weersproken door Allianz en [gedaagde 2] . De rechtbank hoeft deze omstandigheden hier niet te bespreken omdat de rechtbank op basis van de eerdergenoemde omstandigheden al tot de conclusie komt dat [minderjarige 3] aansprakelijk is. De rechtbank benadrukt daarom dat zij niet tot het oordeel komt dat [minderjarige 3] aansprakelijk is vanwege gedragingen waaruit een kwade opzet kan worden opgemaakt.

[gedaagde 2] is voor [minderjarige 3] aansprakelijk

4.39.

[gedaagde 2] heeft geen omstandigheden aangevoerd die maken dat zij, als [minderjarige 3] aansprakelijk is, zelf niet aansprakelijk is op grond van artikel 6:169 lid 2 BW. Daarom is [gedaagde 2] richting [eiseres] aansprakelijk voor de gedragingen van [minderjarige 3] .

Rechtstreekse vordering op Allianz voor personenschade

4.40.

Voor Allianz geldt dat zij heeft erkend dat in ieder geval [gedaagde 2] verzekerd was voor haar wettelijke aansprakelijkheid. Allianz is als verzekeraar zelf echter niet aansprakelijk voor de gedragingen van [minderjarige 3] en ook niet voor [gedaagde 2] . Bij de bespreking van de vorderingen zal de rechtbank uitleggen waarom Allianz tot op zekere hoogte wel voor de schade kan worden aangesproken.

De aansprakelijkheid van [gedaagde 1] (de vader van [minderjarige 3] )

4.41.

[gedaagde 1] heeft een beroep gedaan op de uitzondering van artikel 6:169 lid 2 BW. Deze uitzondering houdt in dat een ouder van een kind van veertien of vijftien jaar oud niet aansprakelijk is voor de gedragingen van het kind als die ouder niet kan worden verweten dat hij de gedraging van het kind niet heeft belet.

4.42.

[gedaagde 1] heeft aangevoerd dat hij en de moeder van [minderjarige 3] al een tijd uit elkaar zijn, dat [gedaagde 1] in [plaats] woont en dat hij op de dag van de brand geen omgangsweekend had met [minderjarige 3] . Daarom kan hem niet worden verweten dat hij niet heeft opgetreden die dag.

4.43.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] deze omstandigheden erkend. Dat betekent dat vast komt te staan dat [gedaagde 1] niet bij machte was om invloed uit te oefenen op de gedragingen van [minderjarige 3] en hem dus geen verwijt kan worden gemaakt. [gedaagde 1] is daarom niet aansprakelijk.

Beoordeling van de concrete vorderingen

Inleiding

4.44.

Nu de rechtbank heeft vastgesteld in hoeverre de verschillende gedaagde partijen aansprakelijk zijn, zal de rechtbank de vorderingen van [eiseres] beoordelen.

Verklaring van recht dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn

4.45.

[eiseres] vordert tegen alle gedaagden een verklaring van recht dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [eiseres] geleden en nog te lijden schade ten gevolge van de brand in en aan haar woonwagen, gelegen aan [adres] te [plaats] , die op [datum] 2022 is ontstaan.

4.46.

Aangezien alleen [gedaagde 2] , [gedaagde 5] en [gedaagde 6] aansprakelijk zijn voor deze schade, wordt alleen tegen hen de vordering toegewezen. Tegen de overige gedaagden wordt de vordering afgewezen.

Verklaring van recht Allianz

4.47.

[eiseres] vordert een verklaring van recht dat zij op Allianz een zelfstandige vordering heeft en dat Allianz op grond van artikel 7:954 lid 1 BW gehouden is de door [eiseres] geleden psychische schade, nader op te maken bij staat, te voldoen.

4.48.

Op grond van artikel 7:954 lid 1 BW kan de benadeelde van een verzekerd risico verlangen dat, indien de verzekeraar een uitkering verschuldigd is, het bedrag dat de verzekerde daarvan ter zake van de schade van de benadeelde door dood of letsel te vorderen heeft, aan hem wordt betaald.

4.49.

Allianz heeft erkend dat [gedaagde 2] verzekerd is voor de aansprakelijkheid zoals in deze zaak aan de orde is.

4.50.

[eiseres] heeft gesteld dat zij niet alleen materiële schade heeft geleden door de brand, maar dat zij ook immateriële schade heeft geleden. Zij is sinds en vanwege de brand in traumatherapie. Zij heeft deze schade met stukken onderbouwd.

4.51.

Allianz heeft zich voor wat betreft de aannemelijkheid van deze schade gerefereerd.

4.52.

De rechtbank is bij deze wisseling van standpunten van oordeel dat deze vordering van [eiseres] kan worden toegewezen.

Schadevergoeding, op te maken bij staat

4.53.

[eiseres] heeft een hoofdelijke veroordeling gevorderd van alle gedaagde partijen tot vergoeding van de door [eiseres] geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat.

4.54.

Zoals hierboven is geoordeeld, zijn van de gedaagde partijen alleen [gedaagde 2] , [gedaagde 5] en [gedaagde 6] aansprakelijk. Tegen de overige gedaagden wordt de vordering afgewezen omdat zij niet aansprakelijk zijn.

4.55.

De rechtbank zal ook de op dit punt gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure tegen [gedaagde 2] , [gedaagde 5] en [gedaagde 6] toewijzen. [gedaagde 2] , [gedaagde 5] en [gedaagde 6] hebben aangevoerd dat het op de weg van [eiseres] had gelegen om haar schade nader te onderbouwen, maar dit is geen eis die de wet stelt. De wetgever heeft juist beoogd om een benadeelde partij in staat te stellen een procedure te beperken tot de aansprakelijkheidsvraag. Voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure is slechts vereist dat de mogelijkheid dat schade is geleden, aannemelijk is geworden en dat het voor de rechter niet mogelijk is om de schade in zijn vonnis te begroten. Aan die eisen is voldaan.

Voorschot van € 25.000,- toewijsbaar

4.56.

[eiseres] heeft een hoofdelijke veroordeling gevorderd van alle gedaagden tot betaling van een voorschot van € 50.000,- op de in de schadestaatprocedure vast te stellen schadevergoeding.

4.57.

Het vorderen in de hoofdprocedure van een voorschot op de later in de schadestaatprocedure nog vast te stellen schadevergoeding is mogelijk. 1 Toewijzing van een voorschot betekent dat als het bedrag van de definitief vast te stellen schadevergoeding hoger zou uitvallen dan het voorschot, het voorschot op de definitieve vergoeding in mindering komt en dat, als die vergoeding lager zou uitvallen, het te veel betaalde door de veroordeelde kan worden teruggevorderd.

4.58.

[eiseres] heeft het bedrag van € 50.000,- uitsluitend onderbouwd met de stelling dat het een feit van algemene bekendheid is dat een woonwagen minstens € 50.000,- kost. Bovendien gaat het ook om de spullen die in de woonwagen lagen en om de kosten van sanering van de standplaats, aangezien het wrak van de oude woonwagen er nog staat.

4.59.

[gedaagde 2] , [gedaagde 5] en [gedaagde 6] hebben aangevoerd dat [eiseres] de schade onvoldoende heeft onderbouwd.

4.60.

De rechtbank zal bij wijze van voorschot schattenderwijs een bedrag van

€ 25.000,- toewijzen. Bij de begroting van dit voorschot is ten eerste van belang dat [eiseres] het voorschotbedrag slechts zeer summier heeft onderbouwd. Bovendien zal in de schadestaat nog een uitgebreid partijdebat kunnen volgen over aspecten die een matigend effect kunnen hebben op de schadeplichtigheid van de aansprakelijke partijen. Dat de schadeplichtigheid uiteindelijk op minstens € 25.000,- wordt vastgesteld, acht de rechtbank echter in het licht van het verlies van [eiseres] echter voldoende aannemelijk om tot dit voorschot te komen.

4.61.

Het voorschot wordt alleen ten aanzien van de aansprakelijke partijen toegewezen en niet ten aanzien van Allianz. Allianz is uitsluitend rechtstreeks aanspreekbaar voor de immateriële schade en [eiseres] heeft voor deze schadepost geen aanknopingspunten gegeven voor een voorschotbegroting.

Wettelijke rente

4.62.

[eiseres] vordert van alle gedaagden een veroordeling tot betaling van de wettelijke rente over ‘de hoofdsom’ met ingang van [datum] 2022, althans een in goede justitie te bepalen datum.

4.63.

Deze vordering hangt sterk samen met de gevorderde schadevergoeding, op te maken bij staat. De rechtbank verstaat dat deze vordering onderdeel uitmaakt van de in het dictum tegen Allianz, [gedaagde 2] , [gedaagde 5] en [gedaagde 6] uit te spreken schadevergoeding, nader op te maken bij staat.

4.64.

De vordering wordt ten aanzien van [gedaagde 1] en [gedaagde 4] in haar hoedanigheid van vertegenwoordiger van [minderjarige 1] afgewezen omdat zij niet aansprakelijk zijn.

Buitengerechtelijke kosten

4.65.

[eiseres] vordert van alle gedaagden een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Deze vordering wordt ten aanzien van Allianz, [gedaagde 2] , [gedaagde 5] en [gedaagde 6] eveneens geacht onderdeel te zijn van de verwijzing naar de schadestaatprocedure, aangezien de toewijsbare omvang van deze kosten – zo al verschuldigd – mede afhankelijk is van eventuele nog te verrichten buitengerechtelijke werkzaamheden en de uiteindelijk toewijsbare hoofdsom.

4.66.

De vordering wordt ten aanzien van [gedaagde 1] en [gedaagde 4] in haar hoedanigheid van vertegenwoordiger van [minderjarige 1] afgewezen omdat zij niet aansprakelijk zijn.

Proceskosten

4.67.

In de zaken tegen [gedaagde 2] & Allianz en [gedaagde 5] & [gedaagde 6] is [eiseres] grotendeels in het gelijk gesteld. Dat betekent dat zij worden veroordeeld in de proceskosten van [eiseres] . De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om de proceskostenveroordeling hoofdelijk uit te spreken tussen [gedaagde 2] & Allianz enerzijds en [gedaagde 5] & [gedaagde 6] anderzijds. Zij hebben immers andere belangen bepleit en hebben ook andere advocaten gesteld. De rechtbank zal de proceskosten daarom door twee delen en [gedaagde 2] & Allianz hoofdelijk veroordelen tot betaling van de ene helft en [gedaagde 5] & [gedaagde 6] hoofdelijk veroordelen tot betaling van de andere helft. Bij de berekening van het salaris gemachtigde zullen twee punten worden toegekend en wordt uitgegaan van een vordering van onbepaalde waarde. De proceskosten zullen in beide gevallen worden begroot op:

- griffierecht

43,50

- salaris advocaat

614,00

(2 punten × 0,5 × € 614,00)

- nakosten

89,00

(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)

Totaal

746,50

4.68.

In de zaak tegen [gedaagde 1] is [eiseres] in het ongelijk gesteld en daarom moet zij de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde 1] worden begroot op:

- griffierecht

87,00

- salaris advocaat

1.228,00

(2 punten × € 614,00)

- nakosten

178,00

(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)

Totaal

1.493,00

4.69.

In de zaak tegen [gedaagde 4] is [eiseres] in het ongelijk gesteld. Daarom moet [eiseres] de proceskosten betalen. Aangezien [gedaagde 4] niet is verschenen, worden deze begroot op nihil.

4.70.

De veroordelingen worden deels hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5De beslissing

De rechtbank

5.1.

verklaart voor recht dat [gedaagde 2] , [gedaagde 5] en [gedaagde 6] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [eiseres] geleden en nog te lijden schade ten gevolge van de brand in en aan haar woonwagen, gelegen aan [adres] te [plaats] die op [datum] 2022 is ontstaan,

5.2.

verklaart voor recht dat [eiseres] op Allianz een zelfstandige vordering heeft en dat Allianz op grond van artikel 7:954 lid 1 BW gehouden is de door [eiseres] geleden psychische schade, nader op te maken bij staat, aan [eiseres] te voldoen,

5.3.

veroordeelt [gedaagde 2] , [gedaagde 5] en [gedaagde 6] hoofdelijk tot vergoeding van de door [eiseres] geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat,

5.4.

veroordeelt [gedaagde 2] , [gedaagde 5] en [gedaagde 6] hoofdelijk om bij wijze van voorschot op de nog vast te stellen schadevergoeding aan [eiseres] te betalen een bedrag van

€ 25.000,00,

5.5.

veroordeelt [gedaagde 2] en Allianz hoofdelijk in de proceskosten van [eiseres] en begroot deze op € 746,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 als [gedaagde 2] en Allianz niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,

5.6.

veroordeelt [gedaagde 5] en [gedaagde 6] hoofdelijk in de proceskosten van [eiseres] en begroot deze op € 746,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 als [gedaagde 5] en [gedaagde 6] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,

5.7.

veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van [gedaagde 1] en begroot deze op

€ 1.493,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,

5.8.

veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van [gedaagde 4] en begroot deze op nihil,

5.9.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van de veroordelingen onder nummers 5.1, 5.2 en 5. 8 ,

5.10.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. O.Y. Ifzaren en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2025.

1

Zie HR 10 augustus 1988, ECLI:NL:PHR:1988:AC1556, rov. 3.2.

meer blogs >> podcasts >>

BLOGS en PODCASTS

Verjaarde vorderingen en de verdeling van de nalatenschap
Mr. Arend de Bakker, 08-10-2024
Kunnen verjaarde rechtsvorderingen in de verdeling van de nalatenschap betrokken worden? De auteur analyseert diepgaand de literatuur en de jurisprudentie hierover. Een blog, bestemd voor de superspecialist!
De geldigheid van een concept testament
Mr. Stephanie Hasselaar-Veltkamp, 02-07-2024
Onder bijzondere omstandigheden kunnen aan een concept-testament wellicht rechten worden ontleend. De auteur behandelt de recente ontwikkelingen hierover.
De stiefouder heeft het vruchtgebruik van de erfenis
Mr. Herlinde Bos, 02-07-2024
De verdeling van een erfenis tussen kinderen en stiefouders kan tot ingewikkelde situaties leiden. Wat betekent het voor een kind als de stiefouder het vruchtgebruik van de nalatenschap heeft?
De inbrengverplichting: worden andere erfgenamen gecompenseerd voor giften aan een erfgenaam?
Mr. Eline Gubbens, 18-06-2024
Regelmatig ontstaat discussie over giften die erfgenamen tijdens leven van de erflater hebben ontvangen. In deze blog wordt uitgelegd wanneer deze giften via inbreng of de legitieme portie moeten worden gecompenseerd.
De erfenis zuiver aanvaarden ... of toch maar niet?
Mr. Myrna van Wijk, 04-06-2024
In dit artikel meer over de opties van de erfgenaam: zuiver aanvaarden, beneficiair aanvaarden of verwerpen. Waar moet je aan denken? En wat zijn de mogelijkheden bij een onverwachte schuld?
Onwaardig om te erven?
Mr. Marloes Warffemius, 21-11-2023
Je kunt niet erven van degene die je om het leven hebt gebracht. Wat betekent dit voor Yvon K., die overleed voordat het tot een uitspraak kwam inzake 'de gifmoord'? De auteur bespreekt enkele relevante uitspraken.
Podcastgesprek - Wanneer is een testament nietig of vernietigbaar?
Mr. Martine Stut en Mr. Sander Baetens, 06-06-2023
Wanneer kan een testament ongedaan worden gemaakt? Hoe kom je aan informatie? Waar moet je op letten in een procedure? Erfrechtadvocaten Martine Stut en Sander Baetens gaan hier uitvoerig op in.
Podcastgesprek - Vermoeden van financieel ouderenmisbruik - wat nu?
Mr. Sander Baetens en Mr. Martine Stut, 11-04-2023
Na overlijden van een erflater rijst soms het vermoeden dat er geld is verdwenen. Wat kun je als advocaat dan ondernemen? Erfrechtadvocaten Sander Baetens en Martine Stut gaan uitvoerig in op deze vraag.
Benoeming tot executeur; wat je vooraf moet weten
Mr. Sanae Ballah, 31-01-2023
Bij testament kan een executeur benoemd worden om na overlijden de erfenis te regelen; een belangrijke taak die verschillende implicaties meebrengt. In deze blog meer over de verschillende soorten executeurs en diens taken.
Podcastgesprek: Uitspraken 2022 - dé keuze van de hoofdredactie (2)
Mr. Rob van Coolwijk en Mr. André van Oosten en Mr. Hanneke Moons, 20-12-2022
Dit is het tweede deel van het eindejaarsoverzicht: de drie hoofdredacteuren van de Kennisbank Familierecht bespreken opnieuw interessante uitspraken uit 2022.
×
Ga nu naar Overzicht wetten - Ga naar wetsartikel:

Wetten, regelgeving en verdragen

Geen wetnummer opgegeven.

Wetten en regelgeving

Verdragen en uitvoeringswetten

Beschikbare Officiële bekendmakingen in de kennisbank:

Informatie

Wanneer er op een icoon is geklikt in een Artikel, dan kan hier extra informatie komen te staan.
Lexicon
BRONNEN