ABONNEER NU!

EN KRIJG TOEGANG TOT VAKKENNIS


Probeer de eerste maand GRATIS
Daarna slechts € 230 per jaar (excl. btw)
Huidige filter(s):

Rechtbank Overijssel 05-08-2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:5195

Essentie (redactie)

Bij de berekening van de draagkracht in het kader van de kinderalimentatie wordt geen rekening gehouden met een hogere verdiencapaciteit bij de vrouw. Indien de vrouw er niet in zou slagen om de haar toegerekende verdiencapaciteit te benutten, komen de gevolgen namelijk in dat geval voor rekening van het kind. Dat ligt anders bij de partneralimentatie. In dat geval heeft de vrouw wel de verplichting jegens de man om haar verdiencapaciteit te te benutten. Rechter gaat uit van 28 uur per week tegen het minimumloon.


Datum publicatie13-08-2025
ZaaknummerC/08/330086 / FA RK 25-633
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAlmelo
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen;
Alimentatie; Verdiencapaciteit (NBI); Behoeftig/behoefte
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

Wijziging kinder- en partneralimentatie en wijziging zorgregeling. Bij de berekening van de kinderalimentatie (draagkracht) wordt geen rekening gehouden met een hogere verdiencapaciteit bij de vrouw. Indien de vrouw er niet in zou slagen om de haar toegerekende verdiencapaciteit te benutten, komen de gvolgen immers voor rekening van het kind. Dat ligt anders waar het de partneralimentatie betreft. In dat geval heeft de vrouw wel de verplichting jegens de man om haar verdiencapaciteitte te benutten en zo haar aanspraak op partneralimentatie te verminderen.

Volledige uitspraak


RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo

team familie- en jeugdrecht

zaaknummer: C/08/330086 / FA RK 25-633

beschikking van 5 augustus 2025

inzake

[de man] ,

verder te noemen: de man,

wonende te [woonplaats 1],

verzoeker,

advocaat: mr. K.A. Schreurs,

en

[de vrouw] ,

verder te noemen: de vrouw,

wonende te [woonplaats 2],

belanghebbende,

advocaat: mr. A.A.M. de Ruiter-Oude Ophuis.

1Het procesverloop

1.1.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het verzoekschrift, met bijlagen, binnengekomen op 11 maart 2025;

  • een op 21 maart 2025 binnengekomen brief met bijlagen van mr. Schreurs;

  • het verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek, met bijlagen, binnengekomen op 29 april 2025;

  • het verweerschrift op het zelfstandig verzoek, tevens aanvullend verzoek, binnengekomen op 20 juni 2025;

  • het verweerschrift op het aanvullend verzoek, binnengekomen op 4 juli 2025, en

  • een op 7 juli 2025 binnengekomen brief met bijlagen van mr. Schreurs van 7 juli 2025.

1.2.

De mondelinge behandeling heeft op 8 juli 2025 plaatsgevonden. Verschenen zijn de man, bijgestaan door mr. Schreurs, en de vrouw, bijgestaan door mr. De Ruiter-Oude Ophuis. Namens de Raad voor de Kinderbescherming, verder te noemen: de raad, is aanwezig [naam].

2De feiten

Partijen, verder ook wel ouders te noemen, zijn op 19 januari 2015 te Hof van Twente met elkaar gehuwd geweest. Tijdens dit huwelijk is geboren de minderjarige [het kind], op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats]. Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over [het kind].

2.1.

Partijen hebben de gevolgen van hun echtscheiding geregeld en neergelegd in het door beiden op 17 september 2018 ondertekende echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan. In dit convenant en ouderschapsplan zijn partijen, voor zover thans van belang, als volgt overeengekomen:

  • de man zal met ingang van de eerste van de maand volgend op de indiening van het echtscheidingsverzoek € 418,-bruto per maand bijdragen in de kosten van levensonderhoud van de vrouw;

  • [het kind] heeft haar hoofdverblijf bij moeder;

  • [het kind] zal één weekend per veertien dagen van zaterdagochtend tot zondagavond bij de vader verblijven. Omgang tijdens vakanties en feestdagen zal door partijen in goed onderling overleg worden geregeld;

  • de kosten van [het kind] zijn begroot op € 419,-;

  • de vader betaalt met ingang van de maand september 2018 aan de moeder een alimentatie voor [het kind] van € 339,- per maand; en

  • de vader betaalt daarnaast de maandelijkse inleg op de Spaarrekening van [het kind].

2.2.

Bij beschikking van 25 september 2018 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beschikking is op 17 oktober 2018 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

2.3.

Bij voormelde beschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover thans van belang, bepaald dat de inhoud van hiervoor bedoeld echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan deel uitmaakt van die beschikking.

2.4.

Ingevolge de wettelijke indexering beloopt de bijdrage ten behoeve van de vrouw met ingang 1 januari 2025 respectievelijk € 536,- per maand en de bijdrage ten behoeve van [het kind] € 435,- per maand.

3Het verzoek

3.1.

De man verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

  • wijziging van de beschikking van 25 september 2018 althans van de bij convenant van 17 september 2018 overeengekomen partneralimentatie in die zin dat de partneralimentatie vanaf de datum van indiening van dit verzoekschrift, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, wordt gelimiteerd dan wel op nihil wordt gesteld;

  • wijziging van de beschikking van 25 september 2018 althans van de bij ouderschapsplan van 17 september 2018 overeengekomen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [het kind] in die zin dat dat de man met ingang van de datum van indiening van dit verzoekschrift, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, € 241,- per maand aan de vrouw dient te voldoen;

  • veroordeling van de vrouw om aan de man terug te betalen de alimentatie die de man als gevolg van de nieuwe nog af te geven wijzigingsbeslissing te veel heeft betaald, een en ander binnen één maand na datum beschikking door de vrouw aan de man te voldoen, althans binnen een door de rechtbank te bepalen datum, subsidiair te bepalen dat de man de aan de vrouw nog verschuldigde alimentatie mag verrekenen met door de haar te veel ontvangen alimentatie;

  • kosten rechtens.

3.2.

Aanvullend verzoekt de man te bepalen dat het ouderschapsplan, deel uitmakend van de beschikking van 25°september°2018, wordt gewijzigd en dat als zorg- en contactregeling vanaf nu, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, zal zijn:

  • gedurende de eerste en tweede maand: één keer per twee weken twee uur begeleid contact tussen [het kind] en vader op een neutrale locatie onder begeleiding van gemeente of andere hulpverlenende instantie;

  • gedurende de derde en vierde maand: één keer per twee weken vier uur onbegeleid contact tussen [het kind] en vader van zondagochtend 10.00 uur tot zondagmiddag 14.00 uur;

  • gedurende de vijfde en zesde maand: één keer per twee weken van zaterdag 10.00 tot zondag 16.00 uur contact tussen [het kind] en vader; en

  • na zes maanden: eens per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag 18.00 uur bij vader;

dan wel een regeling die de rechtbank juist voorkomt.

4Het verweer, tevens houdende zelfstandig verzoek en het verweer daartegen

4.1

De vrouw verzoekt de rechtbank de verzoeken van de man af te wijzen. Zij verzoekt de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:

  • de beschikking van 25 september 2018, althans de overeenkomst van 17 september 2018, ten aanzien van de partneralimentatie te wijzigen en te bepalen dat de partneralimentatie met ingang van de datum van deze beschikking wordt gewijzigd naar € 350,- bruto per maand, met ingang van 1 september 2026 naar € 200,- per maand en met ingang van 1 september 2027 naar € 125,- bruto per maand, waarna de partneralimentatie per 1 september 2028 definitief wordt beëindigd, althans

  • de beschikking van 25 september 2018, althans het ouderschapsplan van 17°september°2018, te wijzigen en te bepalen dat de man met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift, althans datum afgifte beschikking als bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van [het kind] aan de vrouw €°522,- per maand dient te voldoen, althans enig ander bedrag en met ingang van een zodanige datum als de rechtbank meent dat juist is; en

  • de beschikking van 25 september 2018 te wijzigen en te bepalen dat er momenteel geen zorgregeling is tussen [het kind] en vader, en partijen te verwijzen naar de gemeente om te starten met een traject op ouderniveau ter verbetering van de communicatie, waarbij oog is voor een mogelijk herstel van contact tussen vader en [het kind], mits hij laat zien hierna haar grenzen te accepteren.

4.2.

De man voert verweer tegen de verzoeken van de vrouw.

5De beoordeling

De bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [het kind] (verder ook: de kinderalimentatie)

De ontvankelijkheid

5.1.

De rechtbank kan de alimentatie opnieuw berekenen als de omstandigheden zijn gewijzigd. 1 De man stelt dat sprake is van een wijziging van omstandigheden, erin gelegen dat zijn draagkracht voor partneralimentatie lager is geworden, dat de vrouw een inspanningsverplichting èn verdiencapaciteit heeft èn dat de zorgregeling van [het kind] is gewijzigd. De man kan daarom worden ontvangen in zijn verzoek. Of deze gewijzigde omstandigheden ook tot wijziging van de huidige bijdragen zal dienen te leiden, wordt hierna beoordeeld.

De ingangsdatum

5.2.

De vrouw heeft geen verweer gevoerd tegen de verzochte ingangsdatum, zodat de rechtbank een eventuele wijziging zal laten ingaan op de dag waarop het verzoek is binnengekomen, namelijk op 11°maart°2025. Daarom hanteert de rechtbank voor de berekeningen de tarieven van 2025. 2

De behoefte

5.3.

Uit het ouderschapsplan blijkt dat ouders de behoefte van [het kind] in 2018 hebben begroot op €°419,- per maand. Geïndexeerd per 1 januari 2025 komt dit neer op afgerond €°538,- per maand. De rechtbank zal daarvan uitgaan.

De draagkracht van beide ouders

5.4.

Bij de berekening van de kinderalimentatie moet vervolgens worden vastgesteld wat ieder van de ouders kan betalen: de ‘draagkracht’ van de ouders.

De draagkracht van de man

5.5.

De man stelt dat zijn inkomen is gewijzigd en in 2025 lager zal zijn dan in 2024. De vrouw betwist dat. Volgens haar is het inkomen, gelet op alle CAO verhogingen en het structurele overwerk van de man, hoger dan hij stelt.

De rechtbank neemt de door de man overgelegde salarisspecificaties als uitgangspunt bij de berekening van zijn draagkracht. Daaruit blijkt dat het basissalaris van de man per 1°maart°2025 €°3.126,- bruto per maand bedraagt. De rechtbank neemt aan dat de reeds toepasselijke CAO verhogingen hierin zijn verwerkt.

De man heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat van structurele inkomsten uit overwerk niet langer sprake is. Uit de verklaring van zijn werkgever blijkt dat meer personeel is aangenomen om de algehele werkdruk te verlagen. De rechtbank acht het daarom redelijk om - slechts - rekening houden met het gemiddelde (variabele) inkomen uit overwerk tot en met mei°2025: €°1.039,- bruto per maand. De aangekondigde loonsverhoging van 3% per oktober°2025 laat de rechtbank buiten beschouwing, nu daarvan op dit moment nog geen sprake is en de wettelijke indexering van artikel 1:402a BW bedoeld is om de vastgestelde bijdrage in de pas te laten lopen met in verband met geldontwaarding stijgende lonen 3. De rechtbank heeft het vakantiegeld overeenkomstig de loonstrook en artikel 59 CAO Metaalbewerking niet berekend over het overwerk. Het netto besteedbaar inkomen (NBI) van de man bedraagt €°3.301,- per maand.

5.6.

Om te berekenen welk deel van het NBI beschikbaar is om bij te dragen in de kosten van [het kind] gebruikt de rechtbank de ‘draagkrachtformule’ die de Expertgroep Alimentatie jaarlijks vaststelt. De aldus berekende draagkracht van de man is € 701,- per maand.

De draagkracht van de vrouw

5.7.

De vrouw heeft een inkomen van €°609,- bruto per maand op basis van een 10-urige werkweek. Inclusief vakantiegeld komt dit neer op €°7.893,- per jaar. Met ingang van 23 juni°2025 gaat zij aanvullend drie uur per week (à €°14,58 bruto per uur) aan de slag bij CSU.

De man stelt zich op het standpunt dat de vrouw in staat is om te werken en een hogere verdiencapaciteit heeft. De man acht het reëel om, gezien de opleiding van de vrouw, uit te gaan van een wat hoger (fictief) inkomen dan het wettelijk minimum en een dienstverband van 36 uur: €°2.500,- bruto per maand inclusief vakantiegeld en toeslagen.

Volgens de vrouw is het niet realistisch om van haar te verwachten dat zij fulltime gaat werken, zolang zij de volledige zorg over [het kind] draagt. Bovendien heeft de man haar niet eerder gewezen op haar inspanningsverplichting. Daarbij is zij van plan om haar werkzaamheden met ingang van het nieuwe schooljaar (september 2025) verder uit te breiden. Tot slot stelt zij dat haar draagkracht nog steeds €°25,- per maand zou zijn als van het door de man voorgestelde hogere inkomen zou worden uitgegaan.

5.8.

De rechtbank overweegt als volgt. Bij het vaststellen van kinderalimentatie gaat het om de draagkracht van de onderhoudsplichtige ouder(s). De verzorgende ouder (hier: de vrouw) is gedurende de minderjarigheid van het kind de rechthebbende op de kinderalimentatie maar het kind is de onderhoudsgerechtigde. De vrouw is derhalve in twee hoedanigheden in deze procedure betrokken, namelijk als onderhoudsplichtige ouder én als rechthebbende op de kinderalimentatie.

De onderhoudsplicht van elke ouder afzonderlijk houdt – mede – in dat die ouder de eigen draagkracht op peil moet houden en – zeker als sprake is van een tekort – moet proberen te vergroten. Dat is een verplichting van iedere ouder afzonderlijk tegenover het kind en niet een verplichting tegenover de andere ouder. Voor zover de man bedoelt te betogen dat de vrouw tegenover hem gehouden is haar draagkracht voor kinderalimentatie te vergroten zodat hij minder hoeft bij te dragen, miskent hij dat uitgangspunt.

Zeker nu de ouders voldoende draagkracht hebben – zoals hierna blijkt – om in de behoefte van [het kind] te voorzien, past bij het aannemen van en rekenen met een hogere verdiencapaciteit bij de vrouw (de verzorgende ouder) terughoudendheid. Als de vrouw niet (onmiddellijk) in staat is om de haar toegerekende verdiencapaciteit te benutten, komen de gevolgen daarvan voor rekening van [het kind], want dan wordt niet volledig in haar behoefte voorzien, terwijl het wettelijke uitgangspunt nu juist is dat kinderen behoeftig zijn en er bij de man en de vrouw samen - zoals gezegd - voldoende draagkracht is.

Dit alles laat onverlet dat van de vrouw verwacht mag worden dat zij haar draagkracht om kinderalimentatie te betalen ten minste in stand houdt en in redelijkheid ook probeert te vergroten, maar wat redelijk is moet dus worden bezien in het licht van haar eigen onderhoudsverplichting jegens [het kind].

5.9.

De rechtbank gaat bij de berekening van de draagkracht van de vrouw vanaf 11°maart°2025 uit van afgerond €°7.893,- bruto per jaar inclusief vakantiegeld en vanaf 23 juni 2025, als de vrouw aanvullend drie uur per week (à €°14,58 bruto per uur) werkt, van afgerond €°10.355,- bruto per jaar inclusief vakantiegeld.

Het NBI van de vrouw bedraagt vanaf maart°2025 €°1.149,- per maand en vanaf 23 juni°2025 €°1.355,- per maand, inclusief het voor haar toepasselijke kindgebonden budget. Haar draagkracht is – in beide perioden - € 25,- per maand.

De verdeling van de kosten

5.10.

De draagkracht van de ouders samen is € 726,- per maand. Dit is genoeg om alle kosten van [het kind] te betalen, die namelijk € 538,- per maand zijn. De rechtbank maakt daarom een draagkrachtvergelijking:

Voor rekening van de man komt € 519,- per maand 4 en de vrouw moet € 19,- per maand 5 dragen.

De zorgkorting

5.11.

Op dit moment heeft de man geen contact met [het kind], zodat hij geen kosten maakt die tegelijkertijd voor de vrouw een besparing opleveren. De rechtbank houdt dan ook geen rekening met zorgkosten. Dit wordt anders zodra de man (structurele) omgang heeft en uitgaven die hij in dat kader doet een-op-een tot een besparing van zorgkosten bij de vrouw leiden. Partijen kunnen, afhankelijk van de feitelijke omgang, de berekening zo nodig aanpassen met de toepasselijke zorgkorting.

De bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw (verder ook: partneralimentatie)

5.12.

Omdat nu duidelijk hoeveel de man voor [het kind] moet betalen, kan de rechtbank berekenen of hij nog draagkracht over heeft om partneralimentatie te betalen.

De behoefte, verdiencapaciteit en de behoeftigheid van de vrouw

5.13.

De netto behoefte van de vrouw is in 2018 vastgesteld op €°1.439,- per maand. Als gevolg van de wettelijke indexering bedraagt haar netto behoefte €°1.847,- per maand of wel €°2.742,- bruto per maand. De rechtbank zal hiervan uitgaan. Vervolgens is aan de orde de vraag in hoeverre de vrouw hier zelf redelijkerwijs in kan voorzien, met andere woorden wat haar verdiencapaciteit is, en of zij vervolgens nog een aanvullende behoefte heeft, dus of zij behoeftig is.

5.14.

De man stelt zich op het standpunt dat op de vrouw een (wettelijke) inspanningsverplichting rust om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Sinds de echtscheiding zijn er al zeven jaar verstreken en is zij in staat om zelf in haar eigen levensonderhoud te voorzien, gezien haar leeftijd, haar Mbo-opleiding, de veranderde arbeidsmarkt en de afgenomen zorg voor [het kind], die inmiddels al jaren naar de basisschool gaat, aldus de man. Volgens hem is er sprake van een volledige verdiencapaciteit en is zij in ieder geval in staat is om €°2.500,- bruto per maand, althans het wettelijke minimum van €°2.193,36 per maand ex vakantietoeslag en toeslagen, te verdienen.

5.15.

De vrouw stelt dat zij, uitgaande van haar (geïndexeerde) behoefte, bij het door de man gestelde inkomen op basis van een fulltime dienstverband, nog steeds een aanvullende behoefte heeft. Zij meent dat het onrealistisch is om van haar te verwachten fulltime te gaan werken, zolang zij de volledige zorg voor [het kind] draagt en zij nog naar de basisschool gaat. De vrouw werkt sinds 2017 tien uur per week tegen het minimum loon en heeft haar handen vol aan de zorg voor [het kind] en haar huidige werkzaamheden. Wel is zij gaan denken over de toekomst en haar mogelijkheden. Zij werkt inmiddels dertien uur per week en wil zich ervoor inzetten om, met ingang van het nieuwe schooljaar en gedurende de tijd dat [het kind] op de basisschool zit, haar uren uit te breiden naar 24 tot 28 uur. Omdat zij tijd nodig heeft om haar inkomsten de komende jaren uit te breiden, meent zij dat een geleidelijke afbouw van de partneralimentatie redelijk zou zijn.

5.16.

De vrouw heeft een aanspraak op partneralimentatie als zij behoeftig is. Dat is het geval als de vrouw niet over voldoende middelen beschikt om in haar eigen behoefte te voorzien en die ook in redelijkheid niet kan verwerven. 6 Anders dan bij de kinderalimentatie (zie hiervoor onder 5.8.) gaat het hier wel om een verplichting van de vrouw jegens de man om haar verdiencapaciteit te benutten en zo haar aanspraak op partneralimentatie te verminderen.

5.17.

Gebleken is dat de vrouw sinds de echtscheiding zeven jaar geleden tien uur per week heeft gewerkt en dat zij sinds 23 juni 2025 haar werkzaamheden met drie uur per week heeft uitgebreid. [het kind] gaat in ieder geval al vijf jaar naar de basisschool. Naar het oordeel van de rechtbank mag thans, na zeven jaar, in alle redelijkheid van de vrouw worden verwacht dat zij haar werkzaamheden verder uitbreidt. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor het feit dat de vrouw haar werkzaamheden niet onmiddellijk kan uitbreiden, mag van haar worden verwacht dat zij met ingang van 1 januari°2026 in ieder geval 28 uur per week werkzaam te zijn. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat [het kind] naar de basisschool gaat en de vrouw op dit moment nog geheel en na vaststelling van een zorgregeling in elk geval grotendeels de zorg voor haar heeft. Gebleken is voorts dat de vrouw al lange tijd werkzaam is tegen het minimum loon. De rechtbank gaat er daarom van uit dat haar verdiencapaciteit vanwege haar opleidingsniveau en door het tijdsverloop beperkt is. Het is daarom niet te verwachten dat zij meer dan het minimum loon van €°14,06 per uur zal kunnen verdienen. Dat betekent dat de rechtbank vanaf 11 maart°2025 rekening houdt met een inkomen aan de zijde van de vrouw van €°609,- bruto per maand, vanaf 23 juni°2025 van €°799,- bruto per maand en per 1°januari°2026 van €°1.706,- bruto per maand (28 uur per week tegen het minimumloon), telkens exclusief vakantiegeld.

5.18.

Vanaf 11 maart°2025 berekent de rechtbank de aanvullende behoefte van de vrouw na aftrek van haar NBI op €°1.189,- of wel €°1.887,- bruto per maand en per 23°juni°2025 op €°984,- netto per maand of wel €°1.584,- bruto per maand.

Met ingang van 1°januari°2026 berekent de rechtbank, uitgaande van een dienstverband van 28 uur per week, het NBI van de vrouw op €°1.842,- per maand. Haar netto aanvullende behoefte bedraagt, evenals haar bruto aanvullende behoefte, €°5,- per maand.

De draagkracht van de man

5.19.

Vanaf 11°maart°2025 heeft de man een NBI van €°3.301,- per maand (zie hiervoor onder 5.5.). Na aftrek van de door hem te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [het kind] van €°519,- per maand, resteert een draagkracht van €°131,- bruto per maand.

5.20.

Gelet op de geringe behoefte van de vrouw vanaf 1°januari°2026, rekening houdend met een dienstverband van 28 uur, ziet de rechtbank aanleiding om de door de man aan haar te betalen alimentatie per 1 januari°2026 op nihil te stellen. De rechtbank zal het verzoek van de man op dat punt toewijzen en het verzoek van de vrouw afwijzen.

De terugbetalingsverplichting

5.21.

De rechtbank komt nu op een lager bedrag aan partneralimentatie uit dan eerder is overeengekomen. De man heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat hij sinds april°2025 geen bijdrage heeft voldaan in de kosten van levensonderhoud van de vrouw, zodat van te veel ontvangen alimentatie geen sprake is. Het verzoek van de man om de vrouw te veroordelen tot terugbetaling subsidiair verrekening zal de rechtbank dan ook afwijzen.

De draagkrachtberekeningen

5.22.

De berekeningen zijn als bijlage aan deze beschikking gehecht en maken hiervan deel uit.

De verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

5.23.

Tussen partijen is in geschil de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voor [het kind].

Het wettelijk criterium

5.24.

Ingevolge artikel 1:253a leden 1 en 2 BW in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond van nadien gewijzigde omstandigheden of vanwege het feit dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem/haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechter dient bij de beslissing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen.

De wijziging van omstandigheden

5.25.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een wijziging van omstandigheden. Gebleken is dat momenteel geen uitvoering wordt gegeven aan de overeengekomen zorgregeling. De man kan om die reden worden ontvangen in zijn verzoek.

De zorgregeling

5.26.

Naar aanleiding van het advies van de raad hebben ouders zich tijdens de mondelinge behandeling bereid verklaard om zich aan te melden bij het wijkteam van de gemeente Rijssen-Holten, aangezien zij graag willen deelnemen aan een hulpverleningstraject. Het beoogde resultaat van het hulpverleningstraject is dat er een goed lopende zorgregeling tot stand komt en dat het contact van [het kind] met beide ouders is gewaarborgd. De rechtbank zal de ouders daarom in de gelegenheid stellen deel te nemen aan een hulpverleningstraject bij een door het wijkteam te bepalen instantie. Van beide ouders mag worden verlangd dat zij zich maximaal inspannen om in het belang van [het kind] tot goede afspraken te komen over de zorg- en contactregeling. De advocaten van partijen wordt verzocht zich voor na te melden datum uit te laten over het verdere verloop van de procedure.

5.27.

Indien het hulpverleningstraject niet mocht slagen, zal de rechtbank een beslissing moeten geven maar daarvoor is zij op dit moment nog onvoldoende geïnformeerd. Daarom verzoekt zij de raad reeds nu om een onderzoek in te stellen, te rapporteren en een advies uit te brengen over de eventueel vast te stellen zorg- en contactregeling tussen de vader en [het kind], indien en zodra aan de raad uit mededeling van de hulpverlening of (een van) de advocaten blijkt dat ondanks de aangeboden hulp en begeleiding het afspreken van een zorgregeling in onderling overleg niet tot de mogelijkheden behoort.

5.28.

De rechtbank verzoekt de raad de zaak op voorhand op de wachtlijst te plaatsen, zodat, indien nodig, zo spoedig mogelijk met het onderzoek kan worden gestart.

5.29.

In afwachting van inlichtingen van de ouders over het verloop en de resultaten van het hulpverleningstraject met betrekking tot de zorg- en contactregeling dan wel in afwachting van het rapport en advies van de raad, indien het hulpverleningstraject niet mocht slagen, zal de rechtbank iedere verdere behandeling aanhouden voor een periode van zes maanden.

6De beslissing

De rechtbank:

6.1.

wijzigt de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie, zoals vastgelegd in het ouderschapsplan van 17°september°2018, welk ouderschapsplan deel uitmaakt van de beschikking van de rechtbank Overijssel van 25°september°2018, en bepaalt dat de kinderalimentatie ten behoeve van [het kind], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015, vanaf 11 maart 2025 €°519,- (vijfhonderd negentien EURO) per maand bedraagt;

6.2.

wijzigt de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie, zoals die was vastgelegd in het echtscheidingsconvenant van 17°september°2018, welk convenant deel uitmaakt van de beschikking van de rechtbank Overijssel van 25°september°2018, en bepaalt dat deze partneralimentatie vanaf 11°maart°2025 €°131,- (honderd eenendertig EURO) bruto per maand en vanaf 1 januari°2026 nihil bedraagt;

6.3.

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

6.4.

stelt de ouders in de gelegenheid deel te nemen aan een hulpverleningstraject bij een door het wijkteam te bepalen instantie;

6.5.

verzoekt nu reeds de raad onderzoek te doen naar de zorg- en contactregeling met de niet dagelijks verzorgende ouder en omtrent dat onderzoek rapport uit te brengen en de rechter te adviseren, indien en zodra aan de raad uit mededeling van de hulpverleningsinstantie of (een van) de advocaten blijkt, dat ondanks de aangeboden hulp en begeleiding partijen niet tot onderlinge afspraken kunnen komen over de zorg- en contactregeling;

6.6.

verzoekt de advocaten van partijen zich uiterlijk op 8 januari°2026 schriftelijk uit te laten over het verdere verloop van de procedure;

6.7.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.B. de Groot en in het openbaar uitgesproken op

5 augustus 2025 in tegenwoordigheid van M.T. Hovius-Huisman, griffier.

Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:

  1. door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;

  2. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.

Partij

Alimentatieplichtige

Zaak

Alimentatieplichtige / Alimentatiegerechtigde

Berekening

Draagkracht 2025

Tarieven

2025-1

Datum uitdraai

30-07-2025

Box 1 Inkomen uit werk en woning

Loon (41-50)

41

Bruto arbeidsinkomen uit dienstbetrekking

37.512

44

Vakantietoeslag

3.998

46b

Inkomsten uit overwerk waarover vakantietoeslag wordt berekend in post 44

12.468

Bruto inkomsten

53.978

Premies (51-59)

Pensioenpremie

51

Ingehouden pensioenpremie

-

2.124

53

Aanvullende pensioenpremie / premie reparatie WAO/WIA-gat

-

108

54

Loon voor de premies werknemersverzekeringen

51.746

59

Inkomsten

51.746

Belastbaar loon (61-64)

64

Belastbaar loon

51.746

Heffing box 1 (94-95)

94

Belastbaar inkomen uit werk en woning

51.746

- Schijf 1, 35,82% (17,92%) over € 0 t/m € 38.440 (€ 40.501)

13.769

- Schijf 2, 37,48% over € 38.441 (€ 40.502) t/m € 76.817

4.987

95

Inkomensheffing box 1

18.756

Besteedbaar inkomen (113-120)

113

Inkomen voor aftrek inkomensheffing

51.746

114

Inkomensheffing box 1, inkomstenbelasting box 2 en 3

18.756

115/116

Heffingskorting en standaard heffingskorting

-

6.624

117

Verschuldigde inkomensheffing

-

12.132

Inkomen na aftrek inkomensheffing

39.614

Specificaties voor post: 115/116

Algemene Heffingskorting

1.589

jaar

Arbeidskorting

5.035

jaar

120

Besteedbaar inkomen

39.614

120a

Netto besteedbaar inkomen (per jaar)

39.614

120a

Netto besteedbaar inkomen (per maand)

3.301

120b

Netto besteedbaar inkomen t.b.v. partneralimentatie (per jaar)

39.614

120b

Netto besteedbaar inkomen t.b.v. partneralimentatie (per maand)

3.301

Draagkracht tbv kinderalimentatie

Draagkracht tbv kinderalimentatie

120a

Netto besteedbaar inkomen tbv kinderalimentatie

3.301

Draagkracht wordt berekend op basis van

Formule

122a

Kosten van levensonderhoud

1.310

123a

Woonbudget

990

135a

Draagkrachtloos inkomen tbv kinderalimentatie

2.300

136a

Draagkrachtruimte

1.001

137a

Draagkrachtpercentage

%

70

Beschikbaar

701

140a

Draagkracht tbv kinderalimentatie

701

Draagkrachtruimte tbv partneralimentatie

Draagkrachtruimte tbv partneralimentatie

120b

Netto besteedbaar inkomen tbv partneralimentatie

3.301

Draagkracht wordt berekend op basis van

Formule

122b

Kosten van levensonderhoud

1.310

123b

Woonbudget

990

135b

Draagkrachtloos inkomen tbv partneralimentatie

2.300

136b

Draagkrachtruimte

1.001

Draagkracht tbv partneralimentatie

136b

Draagkrachtruimte

1.001

137b

Draagkrachtpercentage

%

60

Draagkracht tbv partneralimentatie

601

140

Beschikbaar

601

Partneralimentatie (141-144)

141

Bijdrage in de kosten van kinderen (inclusief zorgkorting)

-

519

Bijdrage in de kosten van kinderen uit andere relatie

-

0

Totale bijdrage in de kosten van de kinderen (inclusief zorgkorting)

-

519

142

Fiscaal voordeel aftrek buitengewone uitgaven kinderen

0

Berekende ruimte voor partneralimentatie

82

143

Resteert voor partneralimentatie vóór berekening belastingvoordeel

82

144

Resultaat van brutering van 143 volgens de methode Buijs (bruto partneralimentatie)

131

Specificaties voor post: 144

Het beschikbare nettobedrag voor partneralimentatie van € 984 per jaar wordt gebruteerd in Box 1 bij een belastbaar inkomen van €

51.746

jaar

In de schijf van 37,48% valt € 984, € 984 x ( 100 / (100 - 37,48))

1.574

jaar

In de schijf van 35,82% valt € 0, € 0 x ( 100 / (100 - 35,82))

0

jaar

Het resultaat van de brutering is per jaar

1.574

jaar

Of per maand

131

maand

Partij

Alimentatiegerechtigde

Zaak

Alimentatieplichtige / Alimentatiegerechtigde

Berekening

Draagkracht vanaf mrt 2025

Tarieven

2025-1

Datum uitdraai

30-07-2025

Box 1 Inkomen uit werk en woning

Loon (41-50)

41

Bruto arbeidsinkomen uit dienstbetrekking

7.308

44

Vakantietoeslag

585

Bruto inkomsten

7.893

Premies (51-59)

Pensioenpremie

54

Loon voor de premies werknemersverzekeringen

7.893

59

Inkomsten

7.893

Belastbaar loon (61-64)

64

Belastbaar loon

7.893

Heffing box 1 (94-95)

94

Belastbaar inkomen uit werk en woning

7.893

- Schijf 1, 35,82% (17,92%) over € 0 t/m € 38.440 (€ 40.501)

2.827

95

Inkomensheffing box 1

2.827

Besteedbaar inkomen (113-120)

113

Inkomen voor aftrek inkomensheffing

7.893

114

Inkomensheffing box 1, inkomstenbelasting box 2 en 3

2.827

115/116

Heffingskorting en standaard heffingskorting

-

3.905

Inkomen na aftrek inkomensheffing

7.893

Specificaties voor post: 115/116

Algemene Heffingskorting

3.068

jaar

Arbeidskorting

636

jaar

Combinatiekorting

201

jaar

Bij: Kindgebonden budget

5.900

120

Besteedbaar inkomen

13.793

120a

Netto besteedbaar inkomen (per jaar)

13.793

120a

Netto besteedbaar inkomen (per maand)

1.149

120b

Af: correctie kindgebonden budget

-

5.900

Netto besteedbaar inkomen t.b.v. partneralimentatie (per jaar)

7.893

120b

Netto besteedbaar inkomen t.b.v. partneralimentatie (per maand)

658

Draagkracht tbv kinderalimentatie

Draagkracht tbv kinderalimentatie

120a

Netto besteedbaar inkomen tbv kinderalimentatie

1.149

Draagkracht wordt berekend op basis van

Tabel

Afwijken van de tabel?

nee

140a

Draagkracht tbv kinderalimentatie

25

Draagkrachtruimte tbv partneralimentatie

Draagkrachtruimte tbv partneralimentatie

120b

Netto besteedbaar inkomen tbv partneralimentatie

658

Draagkracht wordt berekend op basis van

Formule

Afwijken van de tabel?

nee

122b

Kosten van levensonderhoud

1.310

123b

Woonbudget

197

135b

Draagkrachtloos inkomen tbv partneralimentatie

1.507

136b

Draagkrachtruimte

-849

Draagkracht tbv partneralimentatie

136b

Draagkrachtruimte

-849

137b

Draagkrachtpercentage

%

60

Partneralimentatie (141-144)

141

Bijdrage in de kosten van kinderen (inclusief zorgkorting)

-

19

Bijdrage in de kosten van kinderen uit andere relatie

-

0

Totale bijdrage in de kosten van de kinderen (inclusief zorgkorting)

-

19

142

Fiscaal voordeel aftrek buitengewone uitgaven kinderen

0

Berekende ruimte voor partneralimentatie

-19

143

Resteert voor partneralimentatie vóór berekening belastingvoordeel

0

144

Resultaat van brutering van 143 volgens de methode Buijs (bruto partneralimentatie)

0

Specificaties voor post: 144

Omdat de verschuldigde belasting lager is dan de heffingskortingen bestaat er geen ficaal voordeel. Resteert voor partneralimentatie per jaar

0

jaar

Of per maand

0

maand

Partij

Alimentatiegerechtigde

Zaak

Alimentatieplichtige / Alimentatiegerechtigde

Berekening

Draagkracht vanaf juni 2025

Tarieven

2025-2

Datum uitdraai

30-07-2025

Box 1 Inkomen uit werk en woning

Loon (41-50)

41

Bruto arbeidsinkomen uit dienstbetrekking

9.588

44

Vakantietoeslag

767

Bruto inkomsten

10.355

Premies (51-59)

Pensioenpremie

54

Loon voor de premies werknemersverzekeringen

10.355

59

Inkomsten

10.355

Belastbaar loon (61-64)

64

Belastbaar loon

10.355

Heffing box 1 (94-95)

94

Belastbaar inkomen uit werk en woning

10.355

- Schijf 1, 35,82% (17,92%) over € 0 t/m € 38.440 (€ 40.501)

3.709

95

Inkomensheffing box 1

3.709

Besteedbaar inkomen (113-120)

113

Inkomen voor aftrek inkomensheffing

10.355

114

Inkomensheffing box 1, inkomstenbelasting box 2 en 3

3.709

115/116

Heffingskorting en standaard heffingskorting

-

4.385

Inkomen na aftrek inkomensheffing

10.355

Specificaties voor post: 115/116

Algemene Heffingskorting

3.068

jaar

Arbeidskorting

834

jaar

Combinatiekorting

483

jaar

Bij: Kindgebonden budget

5.900

120

Besteedbaar inkomen

16.255

120a

Netto besteedbaar inkomen (per jaar)

16.255

120a

Netto besteedbaar inkomen (per maand)

1.355

120b

Af: correctie kindgebonden budget

-

5.900

Netto besteedbaar inkomen t.b.v. partneralimentatie (per jaar)

10.355

120b

Netto besteedbaar inkomen t.b.v. partneralimentatie (per maand)

863

Draagkracht tbv kinderalimentatie

Draagkracht tbv kinderalimentatie

120a

Netto besteedbaar inkomen tbv kinderalimentatie

1.355

Draagkracht wordt berekend op basis van

Tabel

Afwijken van de tabel?

nee

140a

Draagkracht tbv kinderalimentatie

25

Draagkrachtruimte tbv partneralimentatie

Draagkrachtruimte tbv partneralimentatie

120b

Netto besteedbaar inkomen tbv partneralimentatie

863

Draagkracht wordt berekend op basis van

Formule

Afwijken van de tabel?

nee

122b

Kosten van levensonderhoud

1.310

123b

Woonbudget

259

135b

Draagkrachtloos inkomen tbv partneralimentatie

1.569

136b

Draagkrachtruimte

-706

Draagkracht tbv partneralimentatie

136b

Draagkrachtruimte

-706

137b

Draagkrachtpercentage

%

60

Partneralimentatie (141-144)

141

Bijdrage in de kosten van kinderen (inclusief zorgkorting)

-

19

Bijdrage in de kosten van kinderen uit andere relatie

-

0

Totale bijdrage in de kosten van de kinderen (inclusief zorgkorting)

-

19

142

Fiscaal voordeel aftrek buitengewone uitgaven kinderen

0

Berekende ruimte voor partneralimentatie

-19

143

Resteert voor partneralimentatie vóór berekening belastingvoordeel

0

144

Resultaat van brutering van 143 volgens de methode Buijs (bruto partneralimentatie)

0

Specificaties voor post: 144

Omdat de verschuldigde belasting lager is dan de heffingskortingen bestaat er geen ficaal voordeel. Resteert voor partneralimentatie per jaar

0

jaar

Of per maand

0

maand

Partij

Alimentatiegerechtigde

Zaak

Alimentatieplichtige / Alimentatiegerechtigde

Berekening

NBI alimentatiegerechtigde per 1 januari 2026

Tarieven

2025-2

Datum uitdraai

30-07-2025

Box 1 Inkomen uit werk en woning

Loon (41-50)

41

Bruto arbeidsinkomen uit dienstbetrekking

20.472

44

Vakantietoeslag

1.638

Bruto inkomsten

22.110

Premies (51-59)

Pensioenpremie

54

Loon voor de premies werknemersverzekeringen

22.110

59

Inkomsten

22.110

Belastbaar loon (61-64)

64

Belastbaar loon

22.110

Heffing box 1 (94-95)

94

Belastbaar inkomen uit werk en woning

22.110

- Schijf 1, 35,82% (17,92%) over € 0 t/m € 38.440 (€ 40.501)

7.919

95

Inkomensheffing box 1

7.919

Besteedbaar inkomen (113-120)

113

Inkomen voor aftrek inkomensheffing

22.110

114

Inkomensheffing box 1, inkomstenbelasting box 2 en 3

7.919

115/116

Heffingskorting en standaard heffingskorting

-

8.862

Inkomen na aftrek inkomensheffing

22.110

Specificaties voor post: 115/116

Algemene Heffingskorting

3.068

jaar

Arbeidskorting

3.966

jaar

Combinatiekorting

1.828

jaar

Bij: Kindgebonden budget

5.900

120

Besteedbaar inkomen

28.010

120a

Netto besteedbaar inkomen (per jaar)

28.010

120a

Netto besteedbaar inkomen (per maand)

2.334

120b

Af: correctie kindgebonden budget

-

5.900

Netto besteedbaar inkomen t.b.v. partneralimentatie (per jaar)

22.110

120b

Netto besteedbaar inkomen t.b.v. partneralimentatie (per maand)

1.842

Partij

Alimentatiegerechtigde

Zaak

Alimentatieplichtige / Alimentatiegerechtigde

Berekening

Aanvullende behoefte per 1 januari 2026

Tarieven

2025-2

Datum uitdraai

30-07-2025

Bruto aanvullende behoefte

Netto Behoefte

Netto behoefte

1.439

#

Indexeren

ja

Startjaar

2018

Eindjaar

2025

Netto behoefte geïndexeerd

1.847

Berekening Bruto aanvullende Behoefte

Netto behoefte aan inkomen

1.847

Eigen netto inkomsten (+ aanv. verdiencapaciteit)

1.842

Post 141 Bijdrage in de kosten van de kinderen

19

Af: Post 119a kindgebonden budget

-

492

Restant:

-473

Kosten kinderen uit eigen inkomen

0

Zelf beschikbaar netto inkomen

-

1.842

Netto aanvullende behoefte

5

Bruto aanvullende behoefte

5

Specificatie Berekening Bruto aanvullende Behoefte

zonder PA

met PA

59

Inkomsten / verdiencapaciteit

22.110

22.110

78*

Te ontvangen bruto partneralimentatie

60

113*

Inkomen voor aftrek inkomensheffing

22.110

22.173

95*

Inkomensheffing box 1

7.919

7.942

114*

Inkomensheffing box 1, inkomstenbelasting box 2 en 3

7.919

7.942

115*

Heffingskortingen

-

8.862

-

8.862

(met een algemene heffingskorting van)

3.068

3.068

Inkomen na aftrek inkomstenheffing

22.110

22.173

117a*

Af: Inkomensafhankelijke bijdrage ZVW

-

0

-

3

#

Af: Bijdrage kosten kinderen uit eigen inkomen

-

-

0

120b*

Netto besteedbaar inkomen (per jaar)

22.110

22.170

(per maand)

1.842

1.848

1

Artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek

2

Artikel 1:402 van het Burgerlijk Wetboek

3

Parket bij de Hoge Raad 25 april 2025, ECLI:NL:PHR:2025:499 (https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:PHR:2025:499)

4

(701 ÷726) x 538

5

(25 ÷726) x 538

6

Artikel 1:156 Burgerlijk Wetboek

meer blogs >> podcasts >>

BLOGS en PODCASTS

Podcastgesprek: De schriftelijke aanwijzing: door wie, aan wie en waarover?
Mr. Laura Goei en Mr. Hanneke Moons, 04-07-2023
Jeugdbeschermingsjurist Laura Goei is uitstekend op de hoogte van alle aspecten van de schriftelijke aanwijzing. Zij vertelt hierover uitvoerig tegen hoofdredacteur Hanneke Moons, en dat levert een mooie podcast op.
Podcastgesprek: Het perspectiefbesluit in de jeugdbescherming
Mr. Laura Goei en Mr. Hanneke Moons, 25-04-2023
Hoofdredacteur Hanneke Moons ging over diverse aspecten van het perspectiefbesluit in gesprek met jeugdbeschermingsjurist Laura Goei, bij uitstek deskundig in deze materie. Wat is de visie van Laura hierop?
Podcastgesprek: Uitspraken 2022 - dé keuze van de hoofdredactie (2)
Mr. Rob van Coolwijk en Mr. André van Oosten en Mr. Hanneke Moons, 20-12-2022
Dit is het tweede deel van het eindejaarsoverzicht: de drie hoofdredacteuren van de Kennisbank Familierecht bespreken opnieuw interessante uitspraken uit 2022.
Podcastgesprek: Betere rechtsbescherming voor ouders bij een uithuisplaatsing
Mr. Laura Goei en Mr. Jolande ter Avest, 27-09-2022
Jeugdzorgjurist Laura Goei en familierechtadvocaat Jolande ter Avest geven hun visie op het recht op rechtsbijstand bij een uithuisplaatsing en op de rol van de daarbij betrokken professionals.
Voorlopige voogdij: een toelichting en enkele kritische kanttekeningen
Mr. drs. Maria de Jong-de Kruijf, 05-07-2022
In 2021 werd in 385 zaken een (nieuwe) voorlopige voogdij uitgesproken. De auteur legt uit wat deze beschermingsmaatregel inhoudt en plaatst kritische kanttekeningen bij de rechtspositie van de ouders.
Podcastgesprek: 'Staatsontvoeringen'
Mr. Jolande ter Avest en Mr. Laura Goei, 21-06-2022
Laura Goei, jurist bij Jeugdbescherming west, en familierechtadvocaat Jolande ter Avest gaan opnieuw in gesprek, ditmaal over de 'staatsontvoeringen' als gevolg van de toeslagenaffaire.
Kinderrechter oordeelt op grond van de Bijbel over uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling van kinderen
Mr. Tom Knijp, 15-02-2022
De auteur breekt de staf over de uitspraak van 14 april 2021 van Rechtbank Noord-Nederland: de kinderrechter heeft "de vrijheid van godsdienst geschonden en de scheiding van kerk en staat doorkruist", aldus de auteur.
Podcastgesprek: Jeugdzorg en ouderverstoting
Mr. Jolande ter Avest en Mr. Laura Goei, 18-01-2022
Laura Goei en Jolande ter Avest gaan opnieuw met elkaar in gesprek, ditmaal over ouderverstoting. Samen bespreken zij verschillende vragen rondom dit actuele thema, ieder vanuit de eigen beroepsgroep.
De complexe echtscheiding
Manuelle Devilee, 18-01-2022
Jeugdbeschermers zien een toename in de problematiek rondom echtscheidingen. De auteur/jeugdbeschermer bespreekt haar eigen ervaringen en vraagt ouders kritischer naar hun eigen rol binnen het conflict te kijken.
Kinderrechter dient vandaag te beginnen met bescherming van ouders en kinderen
Mr. drs. Ingrid Vledder en Mr. drs. Ariane Hendriks, 09-11-2021
Zijn kinderrechters onzorgvuldig te werk gegaan bij de uithuisplaatsingen van kinderen in de toeslagenaffaire? Vooralsnog menen zij van niet, maar dat is volgens de auteurs een voorbarige conclusie.
×
Ga nu naar Overzicht wetten - Ga naar wetsartikel:

Wetten, regelgeving en verdragen

Geen wetnummer opgegeven.

Wetten en regelgeving

Verdragen en uitvoeringswetten

Beschikbare Officiële bekendmakingen in de kennisbank:

Informatie

Wanneer er op een icoon is geklikt in een Artikel, dan kan hier extra informatie komen te staan.
Lexicon
BRONNEN