Kind (8) in problemen door ontwrichtende echtscheidingsproblematiek. OTS voor 6 maanden met aanhouding overige. De kinderrechter heeft de Raad voor de zitting gezien het inspectierapport verzocht zich schriftelijk uit te laten over het verzoek van de RvdK om Jeugdbescherming Noord als GI te benoemen. Kinderrechter met de rug tegen de muur waar niet aan de wettelijke eisen wordt voldaan. Benoeming vaste jb-er binnen 3 weken binnen omstandigheden aanvaardbaar, het is meegaan met imperfecte praktijk of belang kind verwaarlozen.
Meisje van 8 komt in problemen door de ontwrichtende echtscheidingsproblematiek van haar ouders. Verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming wordt ingewilligd voor de duur van zes maanden. De beslissing wordt voor het overige aangehouden.
De kinderrechter heeft de Raad voorafgaande aan de mondelinge behandeling met het oog op het inspectierapport van 24 juli 2025 verzocht zich schriftelijk uit te laten over het verzoek van de Raad om Jeugdbescherming Noord als gecertificeerde instelling te benoemen.
Kinderrechter met de rug tegen de muur waar niet aan de wettelijke eisen wordt voldaan.
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zaaknummer: C/18/245960 / JE RK 25-415
Beschikking van 7 augustus 2025 over een ondertoezichtstelling
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Noord-Nederland, locatie Groningen,
hierna te noemen "de Raad",
[naam kind]
,
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen " [naam kind] ".
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder]
,
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen "de moeder",
[naam vader]
,
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen "de vader",
advocaat: mr. T. de Jong, kantoorhoudende in Utrecht,
[naam stiefvader]
,
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen "de stiefvader".
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen,
gevestigd in Groningen,
hierna te noemen “JBN” of "de GI".
1Het verloop van de procedure
1.1.
Op 22 juli 2025 heeft de rechtbank een verzoekschrift met bijlagen van de Raad ontvangen. Daarin verzoekt de Raad om [naam kind] onder toezicht van de GI te stellen voor de duur van een jaar en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
1.2.
Op 23 juli 2025 heeft de rechtbank een brief ontvangen van mr. T. de Jong, waarin zij zich stelt als advocaat van de vader.
1.3.
Op 28 juli 2025 heeft de rechtbank een brief naar de Raad gestuurd waarin de Raad is verzocht om zijn stellingen ten aanzien van de benoeming van JBN als gecertificeerde instelling aan te vullen. Een kopie van deze brief is aan de andere belanghebbenden verstuurd.
1.4.
Op 1 augustus 2025 heeft de rechtbank een reactie ontvangen van de Raad.
1.5.
Op 1 augustus 2025 heeft de rechtbank een brief ontvangen van mr. T. de Jong.
1.6.
De kinderrechter heeft het verzoek mondeling behandeld op 5 augustus 2025. Zij heeft toen gesproken met [naam vertegenwoordiger] die de Raad vertegenwoordigt, de moeder, de vader, bijgestaan door zijn advocaat, de stiefvader en [naam vertegenwoordigers] die de GI vertegenwoordigen.
1.7.
Ten slotte is bepaald dat deze beschikking wordt gegeven.
2De feiten
2.1.
De kinderrechter gaat bij de beoordeling van het verzoek uit van de volgende feiten, die blijken uit de onweersproken gebleven inhoud van het verzoekschrift en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht.
2.2.
De vader en de moeder hebben tot 2018 een affectieve relatie gehad. Uit die relatie is [naam kind] geboren.
2.3.
Beide ouders hebben een nieuwe partner. [naam kind] woont, samen met haar halfbroertje en halfzusje bij de moeder en de stiefvader.
2.4.
De communicatie tussen de ouders is sinds het uiteengaan problematisch. De vader heeft een aantal jaren geen omgang gehad met [naam kind] . Hij is een rechtszaak gestart bij deze rechtbank om het gezag over [naam kind] te verkrijgen en een zorg- en contactregeling vast te laten leggen. Na een langdurige procedure, waarin de Raad ook onderzoek heeft gedaan, is de vader bij beschikking van 25 juli 2024 naast de moeder belast met het gezag en is een zorg- en contactregeling vastgesteld.
2.5.
Tussen [naam kind] en de vader geldt momenteel een zorg- en contactregeling waarbij [naam kind] , kort gezegd, een weekend per veertien dagen van vrijdag na school tot en met omstreeks halverwege de zondagmiddag bij de vader verblijft.
3De standpunten
3.1.
De Raad vindt dat [naam kind] onder toezicht gesteld moet worden van de GI voor de duur van één jaar. Dat verzoek rust, samengevat weergegeven, op het volgende. [naam kind] wordt ernstig in haar ontwikkeling bedreigd door de zeer verstoorde relatie tussen de ouders. Het lukt hen niet om op een ook maar enigszins constructieve manier met elkaar te communiceren en samen te werken, ook niet met de inzet van hulpverlening. [naam kind] kan geen onbelast contact hebben met beide ouders en zij wordt geconfronteerd met volwassenproblematiek. In deze situatie vertoont [naam kind] zorgelijk gedrag waarvoor hulpverlening moet worden ingezet. Het lukt de ouders echter ook niet om daarover overeenstemming te bereiken. Het vrijwillige kader is ontoereikend gebleken om de ernstige bedreiging voor [naam kind] die uitgaat van deze hardnekkige en schadelijke echtscheidingsproblematiek te adresseren.
De moeder en de stiefvader
3.2.
De moeder en de stiefvader stemmen in met het verzoek van de Raad. De moeder ervaart dat zij als een niet meewerkende ouder wordt neergezet die de bron vormt van problemen, maar zij betwist dat. Met een voogd kan worden gekeken wat er werkelijk aan de hand is en wat er moet gebeuren. De hoop is dat er meer rust komt voor iedereen.
3.3.
De vader stemt in met het verzoek van de Raad. Hij maakt zich zorgen over de opvoeding van [naam kind] bij de moeder en het lukt niet om de relatie tussen de ouders te verbeteren. Hij wil meewerken aan alle vormen van hulpverlening.
5De beoordeling
5.1.
Er wordt een ondertoezichtstelling uitgesproken voor de duur van zes maanden. Dit is vanwege het volgende.
5.2.
De Raad heeft in het rapport op overtuigende wijze uitgeschreven dat [naam kind] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Er is kort gezegd sprake van een langdurige ontwrichtende echtscheidingsproblematiek met veel strijd en spanning tussen de ouders die zijn weerslag heeft op [naam kind] . De Raad beschrijft dat uit het onderzoek blijkt dat [naam kind] zich door de aanhoudende strijd tussen de ouders in een loyaliteitsconflict bevindt en zij in die strijd wordt belast met zaken die niet zijn bedoeld voor kinderen van haar leeftijd. Er wordt ook beschreven dat zij zorgelijk gedrag vertoont. De constateringen van de Raad baren zorgen.
5.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Raad drie doelen aangewezen waaraan in het kader van de ondertoezichtstelling gewerkt moet worden:
5.4.
Meer concreet is toegelicht dat onderzocht moet worden of de ouders het ouderschap kunnen vormgeven via het zogenoemde solo parallel ouderschap. Partijen hebben wel al 25 gesprekken gevoerd in het kader van het traject Sterk na Scheiding, maar het is niet voldoende onderzocht of deze vorm van ouderschap een haalbare optie is. Daarnaast moet worden gekeken of speltherapie of een andere therapie voor [naam kind] kan worden ingezet. Met de moeder moet, aldus de Raad, verder worden gesproken over hoe zij [naam kind] emotionele toestemming kan geven zodat [naam kind] minder klem komt te zitten in haar relatie met de vader.
5.5.
Er is al de nodige hulpverlening ingezet. Het is de ouders in hun wantrouwen jegens elkaar echter niet gelukt om daarmee wezenlijke vooruitgang te boeken. De hulpverlening moet daarom in het belang van [naam kind] minder vrijblijvend van aard zijn. Er is wel de redelijke verwachting dat de ouders binnen een voor [naam kind] en haar ontwikkeling aanvaardbare termijn in staat zullen zijn om weer zelf de opvoedingsverantwoordelijkheid te dragen.
5.6.
Daarmee is aan de wettelijke vereisten voor een ondertoezichtstelling voldaan.
De gecertificeerde instelling
5.7.
De Raad wil benoeming van JBN als gecertificeerde instelling. De kinderrechter heeft de Raad voorafgaande aan de mondelinge behandeling verzocht om schriftelijk in te gaan op de vraag of met de benoeming van JBN aan de wettelijke eisen wordt voldaan. Dit is gebeurd naar aanleiding van de openbaarmaking op 24 juli 2025 van het rapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid over JBN.
5.8.
Uit het inspectierapport blijkt van het cruciale belang van een vroege koppeling door de GI van een vaste jeugdwerker aan een zaak. De Raad heeft bij brief van 1 augustus 2025 gereageerd. Het betreft een korte, niet op de feiten van deze zaak toegesneden, algemene reactie met de conclusie dat benoeming van JBN mogelijk is. De reactie van de Raad geeft weinig duidelijkheid. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI wel duidelijkheid kunnen bieden ten aanzien van het belangrijke punt van de aanwijzing van een vaste jeugdwerker: dit is mogelijk binnen circa drie weken na de beschikking.
5.9.
De kinderrechter stelt enerzijds vast dat hiermee niet de wettelijke termijn van vijf dagen wordt gehaald, maar anderzijds dat deze concessie kennelijk op dit moment onvermijdelijk is in de onvolkomenheid van de huidige uitvoeringspraktijk van de Nederlandse jeugdzorg. In de specifieke omstandigheden van deze zaak is deze drie weken nog aanvaardbaar. Het belang van [naam kind] is bij deze constatering een overweging van de eerste orde (artikel 3 Internationaal Verdrag Inzake de Rechten van het Kind) . Bij de afweging speelt ook een rol dat de ouders om inwilliging van het verzoek van de Raad hebben gevraagd.
5.10.
Geconstateerd moet wel worden dat de kinderrechter met deze uitvoeringspraktijk met de rug tegen de muur wordt gezet: het is meegaan met die gebrekkige praktijk of het belang van het kind verwaarlozen.
De duur van de ondertoezichtstelling
5.11.
Hierboven is al geconstateerd dat er al de nodige hulpverlening is ingezet. Daarnaast stelt de kinderrechter vast dat het een moeizame gedachte is dat persoonlijke motivatie of emotionele toestemming kan worden afgedwongen. De vraag komt daardoor op of de ondertoezichtstelling wel een voldoende meerwaarde heeft boven hulpverlening in het vrijwillige kader. De Raad heeft in dit verband tijdens de mondelinge behandeling gewezen op de mogelijkheid voor de GI om schriftelijke aanwijzingen te geven.
5.12.
Tegen deze achtergrond wordt de ondertoezichtstelling uitgesproken voor de duur van zes maanden en wordt het verzoek van de Raad voor het overige aangehouden. Met de koppeling van een vaste jeugdwerker binnen circa drie weken zou het mogelijk moeten zijn om binnen zes maanden een beeld te hebben van de vraag of een ondertoezichtstelling ook na die tijd een passende maatregel is.
5.13.
In deze beschikking wordt al een datum en tijd bepaald voor de mondelinge behandeling waar wordt gesproken over het aangehouden deel van het verzoek.
6De beslissing
6.1.
stelt [naam kind] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen met ingang van 7 augustus 2025 tot 7 februari 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
bepaalt dat het resterende deel van het verzoek wordt behandeld op donderdag 15 januari 2026 om 10:30 uur, in het gerechtsgebouw aan het Guyotplein 1 in Groningen;
6.4.
wijst de Raad, de moeder, de vader en zijn advocaat, de stiefvader en de GI erop dat deze beschikking geldt als een oproep om bij die mondelinge behandeling aanwezig te zijn; een afzonderlijke oproep zal niet worden verstuurd;
6.5.
bepaalt dat de GI uiterlijk één week voor de mondelinge behandeling schriftelijk aan de kinderrechter rapporteert over de stand van zaken;
6.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Dijkstra, kinderrechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2025.
|
|
|
|
|
|
|
|
Als u het niet eens bent met de beslissingen die de rechter heeft genomen, kunt u in hoger beroep. Maar let op! Hoger beroep kunt u niet zelf instellen. U moet daarvoor naar een advocaat. Een advocaat kan voor u hoger beroep instellen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Belangrijk is dat u snel naar een advocaat gaat. Hoger beroep moet bijna altijd binnen drie maanden na de dag van de uitspraak worden ingesteld.
Voor de Raad geldt dat hij zelf hoger beroep kan instellen.