ABONNEER NU!

EN KRIJG TOEGANG TOT VAKKENNIS


Probeer de eerste maand GRATIS
Daarna slechts € 230 per jaar (excl. btw)
Huidige filter(s):

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 18-03-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:1543

Essentie (redactie)

Raad tegen gezamenlijk gezag, omdat dat onrust bij kind veroorzaakt. Hof: kind zou niet zoveel moeten merken, omdat uitoefening gezag zaak is van ouders onderling. Hierin ligt dus taak voor ouders om praktische kant (vragen handtekening, geven van informatie, toezenden formulieren etc.) te regelen zonder dat kind daar wat van merkt. Niet voldaan aan klem-of verlorencriterium. Dat moeder het moeilijk vindt zich tot vader te wenden, mag niet tot ander oordeel leiden. Volgt afwijzing verzoek tot eenhoofdig gezag moeder.


Datum publicatie10-06-2025
Zaaknummer200.345.844
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsArnhem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Gezag
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

1:253n BW: beëindiging gezamenlijk gezag Het hof is van oordeel dat er geen wettelijke grond is voor de wijziging van het gezamenlijke gezag van de ouders in eenhoofdig gezag voor de moeder. De communicatie tussen de ouders verloopt moeizaam. Het is het hof echter niet gebleken dat de vader gezagsbeslissingen over het kind tegenhoudt.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.345.844

(zaaknummer rechtbank Gelderland 432546)

beschikking van 18 maart 2025

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,

verder te noemen: de vader,

advocaat: mr. W.G.A. Hoogstraten,

en

[verweerster] ,

wonende te [woonplaats2]

verweerster in hoger beroep,

verder te noemen: de moeder,

advocaat: mr. M. Metin.

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 21 juni 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met producties, ingekomen op 13 september 2024;

- het verweerschrift met producties; en

- een journaalbericht van mr. Metin van 6 november 2024 met een productie.

2.2

Op 17 februari 2025 heeft de minderjarige [de minderjarige2] gesproken met een raadsheer van het hof, in aanwezigheid van een griffier.

2.3

De mondelinge behandeling heeft op 18 februari 2025 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:

- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;

- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en

- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3De feiten

3.1

De vader en de moeder zijn de ouders van:

  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2010;

  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2012.

3.2

[de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.

3.3

[de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben tot 30 oktober 2024 onder toezicht gestaan van [naam1] .

4De omvang van het geschil

4.1

Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige2] beëindigd en bepaald dat het gezag over hem wordt uitgeoefend door de moeder. Deze beslissing is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.2

De vader is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de moeder tot beëindiging van het gezamenlijk gezag over [de minderjarige2] af te wijzen, kosten rechtens.

4.3

De moeder voert verweer en zij vraagt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij

voorraad, het verzoek van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5De motivering van de beslissing

Wat staat er in de wet?

5.1

Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:

a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

Wat vindt de vader?

5.2

De vader is, anders dan de moeder heeft gesteld, wel in staat om in het belang van [de minderjarige2] te handelen. In het verleden heeft hij weleens niet direct zijn handtekening gezet als om zijn toestemming werd gevraagd, maar dat kwam doordat hij eerst meer informatie wilde. De vader heeft op de mondelinge behandeling aan het hof verteld wat hij er aan doet om hierin sneller te gaan handelen.

Dat er vijf jaar geen contact is tussen hemen [de minderjarige2] is geen grond voor het beëindigen van het gezamenlijk gezag. Juist omdat hij al jaren verstoken is van contact met [de minderjarige2] is het van belang dat het gezamenlijk gezag in stand blijft, om te voorkomen dat de banden tussen hem en [de minderjarige2] (gevoelsmatig) helemaal doorgesneden worden.

Wat vindt de moeder?

5.3

De moeder voert aan dat de hulpverlening in het verleden signalen van onveiligheid bij [de minderjarige2] heeft geconstateerd, waarna de zorgregeling tussen [de minderjarige2] en de vader is gestaakt. [de minderjarige2] is bang voor de vader. Hij volgt momenteel therapie. Er is nog geen enkel zicht op contactherstel. De moeder heeft aangeboden om de vader informatie te geven over [de minderjarige2] , maar de vader wil dat niet.

De vader heeft in strijd met de belangen van [de minderjarige2] gehandeld door met vertraging zijn toestemming te geven voor behandelingen van [de minderjarige2] en de wisseling van de basisschool. Hierdoor raakt [de minderjarige2] klem en verloren. De verwachting is dat [de minderjarige2] nog meerdere behandelingen/ therapieën zal gaan volgen. Het is niet in het belang van [de minderjarige2] als dit traject door de vader vertraagd wordt. Hierdoor zou [de minderjarige2] (nog meer) klem of verloren raken.

Wat adviseert de raad?

5.4

De raad adviseert het hof de moeder alleen met het gezag te belasten. Volgens de raad is er een risico dat [de minderjarige2] klem of verloren zou raken bij de voortzetting van het gezamenlijk gezag. Maar vooral is wijziging van het gezag anderszins in het belang van [de minderjarige2] . Niet omdat de vader een slechte vader is, maar omdat [de minderjarige2] een heel beschadigd kind is dat duidelijkheid en rust nodig heeft. Deze duidelijkheid en rust is er nu niet, omdat de vader tijd nodig heeft (en de hulp van zijn persoonlijk begeleider) om te begrijpen wat aan hem wordt gevraagd en de ouders niet met elkaar kunnen communiceren.

Het oordeel van het hof

5.5

Dat de omstandigheden zijn gewijzigd sinds de ouders na de geboorte van [de minderjarige2] gezamenlijk het gezag uitoefenden, is niet in geschil tussen de ouders. Het hof zal daar dan ook van uitgaan. Het hof komt vervolgens toe aan de inhoudelijke beoordeling.

5.6

Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat er geen wettelijke grond is voor wijziging van het gezamenlijk gezag van de ouders in eenhoofdig gezag voor de moeder. Het hof legt dat hierna uit.

5.7

Uit de stukken en uit wat de ouders op de mondelinge behandeling aan het hof hebben verteld blijkt dat de communicatie tussen de ouders over [de minderjarige2] zeer moeizaam verloopt. Het is het hof echter niet gebleken dat de vader gezagsbeslissingen over [de minderjarige2] tegenhoudt. De moeder heeft aangevoerd dat de vader zeer traag toestemming heeft gegeven voor behandelingen van [de minderjarige2] en de wisseling van de basisschool wat niet in het belang van [de minderjarige2] is. De vader heeft erkend dat hij wel eens niet direct zijn handtekening heeft gezet op door de moeder toegezonden formulieren. Hij heeft op de mondelinge behandeling aan het hof uitgelegd hoe dat kwam. De vader heeft moeite met het filteren van informatie (zakelijk en privé). Hij heeft daarbij hulp van een persoonlijk begeleider, die een selectie maakt in informatie die onmiddellijke actie vergt en informatie die later besproken kan worden. Doordat zijn voormalig begeleider een verkeerde inschatting maakte ten aanzien van de urgentie van te bespreken verzoeken met betrekking tot [de minderjarige2] en ook wel omdat de vader soms beter geïnformeerd wilde worden, trad vertraging op in zijn reactie. De vader heeft (met zijn huidige persoonlijk begeleider) zijn werkwijze inmiddels veranderd om er voor te zorgen dat de hij sneller op de verzoeken van de moeder kan reageren.

De vader heeft het hof ook verteld dat hij het heel erg vindt dat hij al zo lang geen contact meer heeft met [de minderjarige2] . Hij heeft er dan ook moeite mee om door de moeder over [de minderjarige2] geïnformeerd te worden, maar is bezig om hierin sterker te worden. Hij krijgt ook daarvoor begeleiding. Het hof constateert dat de vader vanwege het langdurig ontbreken van contact met [de minderjarige2] , zijn eigen problematiek en (emotionele) weerstand, moeite heeft om invulling te geven aan het gezag over [de minderjarige2] . Het hof ziet ook dat de vader daaraan werkt. Om een goede invulling aan het gezag te kunnen (blijven) geven, zal de vader hieraan wel moeten blijven werken. Het is voor het nemen van gezamenlijke beslissingen over [de minderjarige2] immers noodzakelijk dat de vader ten minste globaal op de hoogte is van belangrijke ontwikkelingen in het leven van [de minderjarige2] .

De raad heeft geadviseerd om het gezamenlijk gezag over [de minderjarige2] te beëindigen, omdat het gezamenlijk gezag onrust bij [de minderjarige2] veroorzaakt. Het hof is echter van oordeel dat [de minderjarige2] niet zoveel zou moeten merken van het gezamenlijk gezag, omdat de uitoefening van het gezag een zaak is van de ouders onderling. Hierin ligt dus een taak voor de ouders om de praktische kant van het gezag (het vragen om een handtekening, het geven van informatie, het toezenden van formulieren enzovoort) te regelen zonder dat [de minderjarige2] daar wat van merkt. Het hof heeft geen aanwijzingen dat [de minderjarige2] in de huidige situatie, waarin elk contact met de vader ontbreekt, klem en verloren is tussen de ouders of dat dat risico zich voordoet bij handhaving van het gezamenlijke gezag. De moeder heeft nog aangevoerd dat zij, sinds de ondertoezichtstelling is geëindigd, zich rechtstreeks tot vader moeten wenden en dat zij dat er op dit moment niet bij kan hebben. Het hof is van oordeel dat, ook al vindt de moeder dit moeilijk, dit niet tot beëindiging van het gezamenlijk gezag kan leiden. De ouders hebben ook over hun oudste zoon [de minderjarige1] gezamenlijk gezag en in dat kader contact, zodat het hof niet inziet waarom de samenwerking tussen de ouders in het kader van de gezagsuitoefening over [de minderjarige2] , hoewel dat de moeder kennelijk zwaar(der) valt, niet van haar kan worden gevergd.

5.8

Het hof ziet op grond van het vorenstaande geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat de ouders samen het gezag uitoefenen over hun kind.

6De slotsom

6.1

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slaagt de grief. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en beslissen als volgt.

6.2

Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat partijen hun eigen kosten dragen, omdat de ouders gewezen echtgenoten zijn en de procedure het uit die relatie geboren kind betreft.

7De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 21 juni 2024, voor zover deze de beslissing over het gezag betreft (onderdeel 7.1);

en in zoverre opnieuw rechtdoende:

wijst het inleidende verzoek van de moeder om haar te belasten met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige2] voornoemd alsnog af;

compenseert de kosten van het geding in hoger beroep.

Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, S. Kuijpers en A.T. Bol, bijgestaan door de griffier, en is op 18 maart 2025 uitgesproken door mr. S. Kuijpers in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

meer blogs >> podcasts >>

BLOGS en PODCASTS

Podcastgesprek - Vermoeden van financieel ouderenmisbruik - wat nu?
Mr. Sander Baetens en Mr. Martine Stut, 11-04-2023
Na overlijden van een erflater rijst soms het vermoeden dat er geld is verdwenen. Wat kun je als advocaat dan ondernemen? Erfrechtadvocaten Sander Baetens en Martine Stut gaan uitvoerig in op deze vraag.
Podcastgesprek: Uitspraken 2022 - dé keuze van de hoofdredactie (1)
Mr. Rob van Coolwijk en Mr. André van Oosten en Mr. Hanneke Moons, 06-12-2022
De drie hoofdredacteuren van de Kennisbank Familierecht gingen met elkaar om tafel. In deze tweedelige Podcast bespreken zij twaalf interessante uitspraken uit 2022.
×
Ga nu naar Overzicht wetten - Ga naar wetsartikel:

Wetten, regelgeving en verdragen

Geen wetnummer opgegeven.

Wetten en regelgeving

Verdragen en uitvoeringswetten

Beschikbare Officiële bekendmakingen in de kennisbank:

Informatie

Wanneer er op een icoon is geklikt in een Artikel, dan kan hier extra informatie komen te staan.
Lexicon
BRONNEN