Uit de stukken en uit wat de ouders op de mondelinge behandeling aan het hof hebben verteld blijkt dat de communicatie tussen de ouders over [de minderjarige2] zeer moeizaam verloopt. Het is het hof echter niet gebleken dat de vader gezagsbeslissingen over [de minderjarige2] tegenhoudt. De moeder heeft aangevoerd dat de vader zeer traag toestemming heeft gegeven voor behandelingen van [de minderjarige2] en de wisseling van de basisschool wat niet in het belang van [de minderjarige2] is. De vader heeft erkend dat hij wel eens niet direct zijn handtekening heeft gezet op door de moeder toegezonden formulieren. Hij heeft op de mondelinge behandeling aan het hof uitgelegd hoe dat kwam. De vader heeft moeite met het filteren van informatie (zakelijk en privé). Hij heeft daarbij hulp van een persoonlijk begeleider, die een selectie maakt in informatie die onmiddellijke actie vergt en informatie die later besproken kan worden. Doordat zijn voormalig begeleider een verkeerde inschatting maakte ten aanzien van de urgentie van te bespreken verzoeken met betrekking tot [de minderjarige2] en ook wel omdat de vader soms beter geïnformeerd wilde worden, trad vertraging op in zijn reactie. De vader heeft (met zijn huidige persoonlijk begeleider) zijn werkwijze inmiddels veranderd om er voor te zorgen dat de hij sneller op de verzoeken van de moeder kan reageren.
De vader heeft het hof ook verteld dat hij het heel erg vindt dat hij al zo lang geen contact meer heeft met [de minderjarige2] . Hij heeft er dan ook moeite mee om door de moeder over [de minderjarige2] geïnformeerd te worden, maar is bezig om hierin sterker te worden. Hij krijgt ook daarvoor begeleiding. Het hof constateert dat de vader vanwege het langdurig ontbreken van contact met [de minderjarige2] , zijn eigen problematiek en (emotionele) weerstand, moeite heeft om invulling te geven aan het gezag over [de minderjarige2] . Het hof ziet ook dat de vader daaraan werkt. Om een goede invulling aan het gezag te kunnen (blijven) geven, zal de vader hieraan wel moeten blijven werken. Het is voor het nemen van gezamenlijke beslissingen over [de minderjarige2] immers noodzakelijk dat de vader ten minste globaal op de hoogte is van belangrijke ontwikkelingen in het leven van [de minderjarige2] .
De raad heeft geadviseerd om het gezamenlijk gezag over [de minderjarige2] te beëindigen, omdat het gezamenlijk gezag onrust bij [de minderjarige2] veroorzaakt. Het hof is echter van oordeel dat [de minderjarige2] niet zoveel zou moeten merken van het gezamenlijk gezag, omdat de uitoefening van het gezag een zaak is van de ouders onderling. Hierin ligt dus een taak voor de ouders om de praktische kant van het gezag (het vragen om een handtekening, het geven van informatie, het toezenden van formulieren enzovoort) te regelen zonder dat [de minderjarige2] daar wat van merkt. Het hof heeft geen aanwijzingen dat [de minderjarige2] in de huidige situatie, waarin elk contact met de vader ontbreekt, klem en verloren is tussen de ouders of dat dat risico zich voordoet bij handhaving van het gezamenlijke gezag. De moeder heeft nog aangevoerd dat zij, sinds de ondertoezichtstelling is geëindigd, zich rechtstreeks tot vader moeten wenden en dat zij dat er op dit moment niet bij kan hebben. Het hof is van oordeel dat, ook al vindt de moeder dit moeilijk, dit niet tot beëindiging van het gezamenlijk gezag kan leiden. De ouders hebben ook over hun oudste zoon [de minderjarige1] gezamenlijk gezag en in dat kader contact, zodat het hof niet inziet waarom de samenwerking tussen de ouders in het kader van de gezagsuitoefening over [de minderjarige2] , hoewel dat de moeder kennelijk zwaar(der) valt, niet van haar kan worden gevergd.