Terug naar de uitspraak

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 10-04-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:2200

Datum publicatie28-04-2025
Zaaknummer200.345.095
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenFamilievermogensrecht. Familieprocesrecht. Verdeling
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Verdeling woning. Niet wijze van verdeling gelast maar verdeling vastgesteld, (opschortende) voorwaarden maken dat niet anders. Datum van bestreden beschikking (als datum van verdeling) is peildatum voor waardering van woning.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.345.095

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 570601)

beschikking van 10 april 2025

inzake

[verzoeker]

die woont in [woonplaats1]

die hoger beroep heeft ingesteld

hierna: de man

advocaat: mr. M.R. Vossen

en

[verzoekster]

die woont in [woonplaats2]

die ook hoger beroep heeft ingesteld

hierna: de vrouw

advocaat: mr. T.C.P. Christoph

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 22 mei 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het beroepschrift, ingekomen op 22 augustus 2024, met producties

  • het verweerschrift

  • een journaalbericht van mr. Vossen van 10 maart 2025 met productie

  • een journaalbericht van mr. Christoph van 10 maart 2025 met producties

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 20 maart 2025 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Ten behoeve van de vrouw was een tolk in de Engelse taal aanwezig.

3De feiten

3.1

Partijen zijn [in] 2002 met elkaar gehuwd op huwelijkse voorwaarden. Zij hebben in de huwelijkse voorwaarden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten.

3.2

Partijen waren samen eigenaar van een woning aan de [adres] in [woonplaats2] (hierna: de woning).

3.3

De vrouw heeft op 15 februari 2023 een verzoek tot echtscheiding ingediend.

3.4

Het huwelijk van partijen is [in] 2024 ontbonden door inschrijving van de bestreden beschikking in de registers van de burgerlijke stand.

4De omvang van het geschil

4.1

In de bestreden beschikking heeft de rechtbank – voor zover hier van belang – de echtscheiding uitgesproken tussen partijen, bepaald dat de vrouw het recht heeft om in de woning te blijven wonen en de inboedel te blijven gebruiken tot zes maanden na de inschrijving van echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand en de ‘wijze van verdeling van de woning vastgesteld’ als volgt:

deelt de woning toe aan de vrouw onder de opschortende voorwaarde dat de man zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op de woning rustende hypothecaire geldleningen bij [de bank] die aan de vrouw toegerekend dienen te worden, waarbij de vrouw ter verwerving van de woning € 95.233,85 aan de man moet betalen en de man wordt veroordeeld om zijn medewerking te verlenen aan deze verdeling, onder de bepaling dat deze beschikking, indien de man zijn medewerking aan de levering van de woning niet vrijwillig zal verlenen, in de plaats treedt van die medewerking.

De bestreden beschikking is voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.2

De man is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Grief 1 ziet op de verdeling van de woning en grief 2 op het (voortgezet) gebruik van de woning. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking (gedeeltelijk) te vernietigen en :

I. een taxateur te benoemen om de vrije marktwaarde van de woning te bepalen en

II. indien de vrouw in deze procedure in hoger beroep met stukken aantoont financieel in staat te zijn om de woning binnen drie maanden over te nemen op basis van een waarde zoals nog te bepalen door de te benoemen taxateur, althans op basis van een waarde van € 750.000:

a. a) de woning toe te delen aan de vrouw;

b) te bepalen dat de toedeling van de woning aan de vrouw plaatsvindt onder de opschortende voorwaarde dat de man zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op de woning rustende hypothecaire geldlening bij [de bank] ;

c) te bepalen dat de vrouw ter verwerving van de woning een geldbedrag gelijk aan 50%

van de overwaarde in de woning aan de man moet betalen, uitgaande van de vast te stellen waarde, althans van een waarde van € 750.000 en uitgaande van de door de vrouw gestelde hypotheekschuld van in totaal € 369.532,30;

III. indien de vrouw in hoger beroep verklaart de echtelijke woning niet over te willen nemen dan wel niet met stukken aantoont financieel in staat te zijn om de woning binnen drie maanden over te nemen op basis van de te taxeren waarde, althans op basis van een waarde van € 750.000:

a. a) de wijze van verdeling van de woning te gelasten als volgt:

- partijen moeten een onherroepelijke verkoopopdracht verstrekken aan een makelaar, waarbij deze makelaar op basis van de vast te stellen waarde en zoveel mogelijk in overleg met partijen de vraagprijs bindend vaststelt;

- de vrouw moet de man in de gelegenheid te stellen om werkzaamheden om/aan/in de woning te verrichten ter verbetering van de verkoopbaarheid van de woning;

- de vrouw moet meewerken aan verkoop en levering van de woning aan de koper(s);

b) de vrouw te veroordelen om haar medewerking te verlenen aan verdeling/verkoop van de woning en te bepalen dat, indien zij haar medewerking aan verkoop en levering niet vrijwillig zal verlenen, de te geven beschikking in de plaats treedt van die medewerking;

IV. te bepalen dat de man gerechtigd is tot het voortgezet gebruik van het tuinhuis bij de woning, althans te bepalen dat de vrouw gerechtigd is tot het voorgezet gebruik van de woning, mits zij toestaat dat de man gebruik blijft maken van het tuinhuis voor zolang

de echtelijke woning niet is verdeeld (althans tot zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand);

V. kosten rechtens.

4.3

De vrouw voert verweer en zij verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en de man in zijn verzoeken in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel deze af te wijzen.

4.4

De man heeft ter zitting grief II (met betrekking tot het voortgezet gebruik van de woning) ingetrokken, zodat deze niet hoeft te worden besproken.

5De motivering van de beslissing

5.1

Bij het journaalbericht van 10 maart 2025 heeft de man (onder meer) productie 7 overgelegd. Die productie is een reactie van de man op het verweerschrift van de vrouw. Het hof heeft ter zitting medegedeeld dat deze productie buiten beschouwing wordt gelaten wegens strijd met de tweeconclusieregel. Deze regel houdt in dat partijen in één schriftelijk stuk hun standpunt kunnen uiteenzetten en dat het aanvoeren van standpunten in nadere stukken in beginsel niet mogelijk is (artikel 347 lid 1 in verbinding met artikel 362 Rv) . Dat sprake is van een uitzondering op deze regel is gesteld noch gebleken. De bij de productie behorende bijlagen zijn wel aan het dossier toegevoegd.

5.2

Met grief I richt de man zich tegen de toedeling van de woning aan de vrouw voor een waarde van € 560.000 en betaling door de vrouw van € 95.233,85 aan hem. Hij is van mening dat in opdracht van de vrouw geen deugdelijke taxatie heeft plaatsgevonden en dat de vastgestelde waarde niet representatief is voor de vrije marktwaarde. Het taxatierapport is uitsluitend opgesteld ten behoeve van de financiering en de waardepeildatum van 21 september 2023 is achterhaald. Volgens de man is de woning minimaal € 750.000 waard.

5.3

Volgens de vrouw is de waarde van de woning in de vrije verkoop op basis van vergelijkbare referentiepanden vastgesteld. Dat de taxatie (mede) ten behoeve van het verkrijgen van de financiering heeft plaatsgevonden, maakt dat niet anders. Omdat de man geen grief tegen de peildatum (21 september 2023) heeft gericht, moet – ook op grond van eisen van redelijkheid en billijkheid – primair van die datum en een waarde van € 560.000 worden uitgegaan. Subsidiair is zij van mening dat moet worden uitgegaan van een waarde van € 610.000, overeenkomstig de tweede taxatie op 14 juni 2024.

5.4

Het hof stelt vast dat de rechtbank in de bestreden beschikking de woning heeft toegedeeld aan de vrouw (tegen een waarde van € 560.000, zoals door de vrouw in eerste aanleg onweersproken is verzocht) onder de opschortende voorwaarde dat de man zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op de woning rustende hypothecaire geldleningen, met de bepaling dat de vrouw ter verwerving van de woning € 95.233,85 aan de man moet betalen en met veroordeling van de man om zijn medewerking te verlenen aan deze verdeling, bij gebreke waarvan de beschikking in de plaats treedt van die medewerking.

Weliswaar stelt de rechtbank onder 3.3. van de bestreden beschikking ‘de wijze van verdeling van de woning’ vast, maar omdat daarna wordt beslist ‘deelt de woning (…) toe aan de vrouw’, heeft de rechtbank de verdeling van de woning vastgesteld en niet de wijze van verdeling gelast. De omstandigheid dat de rechtbank de woning aan de vrouw heeft toegedeeld onder de voorwaarde dat de man zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldleningen en heeft bepaald dat de vrouw nog € 95.233,85 aan de man moet betalen, maakt dit niet anders. Daaruit volgt dat de datum van de bestreden beschikking – als de datum van de verdeling – heeft te gelden als de peildatum voor de waardering van de woning. Er is geen grief gericht tegen de toedeling van de woning aan de vrouw, partijen zijn geen andere datum overeengekomen en zij hebben geen omstandigheden aangevoerd die maken dat op grond van de redelijkheid en billijkheid van een andere datum moet worden uitgegaan.

5.5

Omdat moet worden uitgegaan van de waarde van de woning ten tijde van de bestreden beschikking van 22 mei 2024, sluit het hof zich aan bij de waarde van de woning zoals die op grond van een taxatie door [naam1] op 14 juni 2024 is vastgesteld, te weten € 610.000. De overwaarde bedraagt dan € 240.467,70 en het aandeel van de man daarin € 120.233,85. In zoverre slaagt grief I.

6De slotsom

6.1

Grief I slaagt gedeeltelijk en grief II hoeft niet te worden besproken. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, bekrachtigen, met dien verstande dat het door de vrouw aan de man te betalen bedrag van € 95.233,85 moet worden bepaald op € 120.233,85.

6.2

Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure (de gevolgen van) hun echtscheiding betreft.

7De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 22 mei 2024, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, met dien verstande dat de vrouw ter verwerving van de woning een bedrag van € 120.233,85 aan de man moet betalen;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. J.U.M. van der Werff, J.H. Lieber en L. Hamer, bijgestaan door mr. Th.H.M. Lueb als griffier, en is op 10 april 2025 uitgesproken in het openbaar.

Rechtspraak.nl
×
Ga nu naar Overzicht wetten - Ga naar wetsartikel:

Wetten, regelgeving en verdragen

Geen wetnummer opgegeven.

Wetten en regelgeving

Verdragen en uitvoeringswetten

Beschikbare Officiële bekendmakingen in de kennisbank:

Informatie

Wanneer er op een icoon is geklikt in een Artikel, dan kan hier extra informatie komen te staan.
Lexicon
BRONNEN


© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733