4.1
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank – voor zover hier van belang – de echtscheiding uitgesproken tussen partijen, bepaald dat de vrouw het recht heeft om in de woning te blijven wonen en de inboedel te blijven gebruiken tot zes maanden na de inschrijving van echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand en de ‘wijze van verdeling van de woning vastgesteld’ als volgt:
deelt de woning toe aan de vrouw onder de opschortende voorwaarde dat de man zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op de woning rustende hypothecaire geldleningen bij [de bank] die aan de vrouw toegerekend dienen te worden, waarbij de vrouw ter verwerving van de woning € 95.233,85 aan de man moet betalen en de man wordt veroordeeld om zijn medewerking te verlenen aan deze verdeling, onder de bepaling dat deze beschikking, indien de man zijn medewerking aan de levering van de woning niet vrijwillig zal verlenen, in de plaats treedt van die medewerking.
De bestreden beschikking is voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De man is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Grief 1 ziet op de verdeling van de woning en grief 2 op het (voortgezet) gebruik van de woning. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking (gedeeltelijk) te vernietigen en :
I. een taxateur te benoemen om de vrije marktwaarde van de woning te bepalen en
II. indien de vrouw in deze procedure in hoger beroep met stukken aantoont financieel in staat te zijn om de woning binnen drie maanden over te nemen op basis van een waarde zoals nog te bepalen door de te benoemen taxateur, althans op basis van een waarde van € 750.000:
a. a) de woning toe te delen aan de vrouw;
b) te bepalen dat de toedeling van de woning aan de vrouw plaatsvindt onder de opschortende voorwaarde dat de man zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op de woning rustende hypothecaire geldlening bij [de bank] ;
c) te bepalen dat de vrouw ter verwerving van de woning een geldbedrag gelijk aan 50%
van de overwaarde in de woning aan de man moet betalen, uitgaande van de vast te stellen waarde, althans van een waarde van € 750.000 en uitgaande van de door de vrouw gestelde hypotheekschuld van in totaal € 369.532,30;
III. indien de vrouw in hoger beroep verklaart de echtelijke woning niet over te willen nemen dan wel niet met stukken aantoont financieel in staat te zijn om de woning binnen drie maanden over te nemen op basis van de te taxeren waarde, althans op basis van een waarde van € 750.000:
a. a) de wijze van verdeling van de woning te gelasten als volgt:
- partijen moeten een onherroepelijke verkoopopdracht verstrekken aan een makelaar, waarbij deze makelaar op basis van de vast te stellen waarde en zoveel mogelijk in overleg met partijen de vraagprijs bindend vaststelt;
- de vrouw moet de man in de gelegenheid te stellen om werkzaamheden om/aan/in de woning te verrichten ter verbetering van de verkoopbaarheid van de woning;
- de vrouw moet meewerken aan verkoop en levering van de woning aan de koper(s);
b) de vrouw te veroordelen om haar medewerking te verlenen aan verdeling/verkoop van de woning en te bepalen dat, indien zij haar medewerking aan verkoop en levering niet vrijwillig zal verlenen, de te geven beschikking in de plaats treedt van die medewerking;
IV. te bepalen dat de man gerechtigd is tot het voortgezet gebruik van het tuinhuis bij de woning, althans te bepalen dat de vrouw gerechtigd is tot het voorgezet gebruik van de woning, mits zij toestaat dat de man gebruik blijft maken van het tuinhuis voor zolang
de echtelijke woning niet is verdeeld (althans tot zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand);
V. kosten rechtens.