De onderbewindgestelde verzoekt om de voormalige bewindvoerder aansprakelijk te stellen en te veroordelen tot een schadevergoeding op grond van de artikelen 1:444 BW, 1:445 lid 5 BW, 1:362 BW. De betrokkene is op grond van artikel 1:441 BW niet bevoegd te procederen in zaken aangaande zijn vermogen. De huidige bewindvoerder heeft het verzoek ter zitting overgenomen en beperkt. Het verzoek is dus ontvankelijk. Er is geen sprake van slecht bewind, dus geen aansprakelijkheid. Ook is er geen sprake van schade zoals bedoeld in artikel 6:95 BW.
Volledige uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer : 11394403 BM VERZ 24-5454
dossiernummer : BM 399786 datum : 27 mei 2025
beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[betrokkene]
,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
voor wie als bewindvoerder optreedt:
[bewindvoerder] h.o.d.n. [handelsnaam 1] ,
correspondentieadres: [correspondentieadres 1] .
hierna: de bewindvoerder.
1Feiten
1.1
Bij beschikking van 19 januari 2018 zijn de goederen van betrokkene onder bewind gesteld op grond van verkwisting of het hebben van problematische schulden. Tot bewindvoerder is toen benoemd:
Bij beschikking van 9 januari 2024 is de voormalige bewindvoerder met ingang van 16 februari ontslagen.
1.3
Bij beschikking van 8 februari 2024 is de huidige bewindvoerder met ingang van 16 februari benoemd tot bewindvoerder.
2Verloop van de procedure
2.1
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
het klachtschrift van de betrokkene (met bijlagen), ontvangen op 8 november 2024;
het verweerschrift van de voormalig bewindvoerder (met bijlagen), ontvangen op 26 november 2024
2.2
Op 13 januari 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden.
Verschenen zijn:
de betrokkene;
de voormalige bewindvoerder.
2.3
Naar aanleiding van deze mondelinge behandeling, en omdat de huidige bewindvoerder niet opgeroepen was, is op 15 januari 2025 een brief gestuurd naar de huidige bewindvoerder met het verzoek om te reageren.
2.4
De kantonrechter heeft vervolgens kennisgenomen:
het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 13 januari 2025;
de reactie van de bewindvoerder (met bijlagen), ontvangen op 25 maart 2025;
een nadere reactie van de voormalige bewindvoerder (met bijlagen), ontvangen op 7 mei 2025.
2.5
Op 12 mei 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden.
Verschenen zijn:
de betrokkene;
de bewindvoerder;
de voormalige bewindvoerder.
2.6
De uitspraak is bepaald op heden.
3De klachten en het verzoek tot schadevergoeding
3.1
De betrokkene klaagt in zijn klachtschrift van 8 november 2024 over het door de voormalige bewindvoerder gevoerde beleid.
3.2
De klachten van de betrokkene komen – kort samengevat – op het volgende neer
de betrokkene is door de voormalige bewindvoerder in financiële problemen gekomen wat uiteindelijk tot baanverlies geleid heeft;
de voormalige bewindvoerder heeft inkomsten aan het UWV doorgegeven die niet klopten, wat zorgde voor een onterecht ontvangen bedrag aan uitkeringen ;
de voormalige bewindvoerder heeft een huurovereenkomst getekend voor een woning waar de hond van betrokkene niet mocht verblijven. Hierdoor heeft betrokkene moeten procederen;
het voorgestelde kredietplan was onmogelijk na te komen. De voormalige bewindvoerder wilde de onkostenvergoeding van betrokkene voor zijn werkzaamheden niet volledig aan hem uitkeren om aan het kredietplan te kunnen voldoen;
er zijn in 2020, 2021, 2022 en 2023 geen aangiften inkomstenbelasting door de voormalige bewindvoerder gedaan;
door de voormalige bewindvoerder is betrokkene dakloos geworden.
3.3
De betrokkene stelt dat hij schade geleden heeft door het door de voormalige bewindvoerder gevoerde beleid en verzoekt de kantonrechter om de voormalige bewindvoerder te veroordelen tot een schadevergoeding ter hoogte van € 46.000,- euro. De schade bestaat volgens de betrokkene uit: een terugvordering van teveel ontvangen WW-uitkering, advocaatkosten en bewindvoerderskosten.
3.4
De huidige bewindvoerder heeft het verzoek tot schadevergoeding ter zitting van 12 mei 2025 overgenomen en verzocht de veroordeling tot schade van de voormalige bewindvoerder te beperken tot € 22.379,76 euro, zijnde de openstaande schuld aan het UWV.
3.5
De huidige bewindvoerder onderbouwt het beperkte verzoek tot schadevergoeding als volgt. Er is een betalingsregeling met het UWV getroffen voor de teveel ontvangen WW-uitkering. Als de betalingsregeling 36 maanden aaneensluitend wordt afgelost, dan komt de schuld volgens de beleidsregels van het UWV in aanmerking voor kwijtschelding. De voormalige bewindvoerder is de betalingsregeling niet nagekomen. In april en mei 2020, vanaf februari tot en met juli 2021 en vanaf oktober 2023 zijn geen betalingen meer verricht. In totaal zijn er 40 maanden afgelost, maar niet aaneensluitend. Hierdoor is het verzoek om kwijtschelding afgewezen door het UWV. Als de voormalige bewindvoerder de betalingsregeling wel nagekomen was, dan was de schuld van betrokkene kwijtgescholden. De betrokkene heeft dus schade geleden door het nalaten van de voormalige bewindvoerder.
4. De reactie van de voormalige bewindvoerder
4.1
De voormalige bewindvoerder verweert zich tegen de klachten
4.2
De reactie van de voormalige bewindvoerder op de klachten van de betrokkene komt kort samengevat op het volgende neer.
de betrokkene is het bewind ingegaan met een UWV schuld ter hoogte van ongeveer €37.000 euro;
er hebben veelvuldig conflicten plaatsgevonden tussen betrokkene en (potentiële) verhuurders, waardoor de verhuurder van de woning in Swalmen de huurovereenkomst ontbonden heeft. Om deze woonplek te beschermen heeft betrokkene een procedure met behulp van een advocaat gevoerd. Betrokkene kwam niet in aanmerking voor een toevoeging waardoor hij de advocaatkosten zelf heeft moeten dragen;
er is een schuldenregeling getroffen met de gemeente, de voormalige bewindvoerder heeft er door te onderhandelen voor gezorgd dat het UWV haar vordering verlaagde;
alle inkomsten waar de voormalige bewindvoerder van op de hoogte was, zijn tijdig aan het UWV doorgegeven;
er was regelmatig sprake van baanverlies dan wel verminderd inkomen waardoor de voormalige bewindvoerder rekening heeft moeten houden met eventuele terugvorderingen van het UWV. De terugvorderingen van het UWV waar de voormalige bewindvoerder mee geconfronteerd werd nadat de schuldenregeling afgesproken was, zijn ook steeds meegenomen in de regeling;
4.3
De voormalige bewindvoerder wijst alle aansprakelijkheid af en stelt dat betrokkene geen schade geleden heeft die voor vergoeding in aanmerking zou moeten komen. Zij onderbouwt haar standpunt -kort samengevat - als volgt.
4.4
Het instabiele inkomen van betrokkene heeft ervoor gezorgd dat de betalingsregeling gewijzigd of tijdelijk gestopt moest worden. Zodra er weer voldoende inkomen was, is de betalingsregeling hervat. De voormalige bewindvoerder is van mening dat haar op dit punt geen verwijt gemaakt kan worden. De voormalige bewindvoerder heeft er alles aan gedaan om de schuldenregeling te laten slagen, maar door het handelen van de betrokkene is het kwijtschelden van de UWV schuld niet gelukt.
5beoordeling van de kantonrechter
5.1
Ontvankelijkheid van het verzoek tot schadevergoeding
5.1.1
Gebleken is dat de betrokkene zelfstandig een verzoek tot schadevergoeding gedaan heeft.
5.1.2
Op grond van art. 1:441 lid 1 BW vertegenwoordigt de bewindvoerder bij de vervulling van zijn taak de rechthebbende in en buiten rechte. Betrokkene is dan ook, zolang zijn goederen onder bewind staan, niet bevoegd in rechte te procederen in zaken aangaande zijn vermogen, nu dat tot de taak van de bewindvoerder behoort. Ter zitting heeft de bewindvoerder verklaard dat hij het verzoek van betrokkene overneemt. De bewindvoerder treedt dus namens betrokkene in rechte op. In zoverre is betrokkene ontvankelijk in zijn verzoek. De bewindvoerder heeft het verzoek beperkt en daarom zal de kantonrechter alleen het beperkte verzoek verder beoordelen.
5.2
Aansprakelijkheid
5.2.1.
Op grond van artikel 1:444 BW kan een bewindvoerder aansprakelijk gesteld worden als zij in de zorg van een goed bewindvoerder tekort schiet, tenzij de tekortkoming haar niet kan worden toegerekend.
5.2.2.
Artikel 1:445 lid 5 BW verklaart artikel 1:362 BW van overeenkomstige toepassing. De kantonrechter kan op grond van dat artikel op verzoek of ambtshalve de schade vaststellen, die de rechthebbende door slecht bewind van de bewindvoerder geleden heeft, en deze laatste tot vergoeding daarvan veroordelen.
5.3.3.
De zorg van een goed bewindvoerder behelst een objectieve maatstaf. Het staat de bewindvoerder ten aanzien van haar eigen vermogen in beginsel vrij om achteloos en risicovol te opereren, maar bij het vermogen van anderen, zoals de betrokkene, behoort zij oplettendheid en voorzichtigheid aan de dag te leggen en zich vooral op het behoud van het aanwezige vermogen te richten. Volgens de kantonrechter dient de bewindvoerder ten minste de aandacht aan de vermogensrechtelijke belangen van betrokkene te geven die zij ook aan haar eigen belangen zou geven.
5.3.4
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de voormalige bewindvoerder geconfronteerd is met een betrokkene die, als vrachtwagenchauffeur, vrijwel nooit een stabiel inkomen gehad heeft. De betalingsregeling volgens het kredietplan met de gemeente is waar mogelijk nagekomen, omstandigheden buiten de invloedsfeer van de voormalige bewindvoerder, vergden echter dat betaling van de betalingsregeling tijdelijk gestopt werd, omdat er anders geen geld overbleef om in de levensbehoeften van betrokkene te voorzien. Een van de taken van de bewindvoerder is het afbetalen van de schulden. Dit is echter niet de hoofdtaak. De bewindvoerder moet ervoor zorgen dat de betrokkene in een stabiele financiële situatie verkeert waarin hij in zijn eerste levensbehoeften kan voldoen. Waar mogelijk kunnen vervolgens schulden afbetaald worden. Volgens de kantonrechter heeft de voormalige bewindvoerder geen verkeerde belangenafweging gemaakt door de betalingsregeling van de schuld aan het UWV tijdelijk te stoppen. De kantonrechter is van oordeel dat de voormalige bewindvoerder dus niet tekort geschoten is in de zorg van een goed bewindvoerder. Het verzoek tot schadevergoeding zal daarom worden afgewezen.
5.4
Schade
5.4.1.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat het niet kwijtschelden van de vordering door het UWV niet als schade gezien kan worden.
5.4.2.
In artikel 6:95 BW staat dat de schade die op grond van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding (zoals bijvoorbeeld artikel 1:362 BW) moet worden vergoed, bestaat in vermogensschade en ander nadeel. Om de schade vast te stellen moet de toestand zonder de schadeveroorzakende gebeurtenis vergeleken worden met de situatie waarin deze wel heeft plaatsgevonden.
5.4.3.
De schadeveroorzakende gebeurtenis zoals de betrokkene stelt is dat de voormalige bewindvoerder niet 36 maanden aaneensluitend de betalingsregeling voldaan heeft waardoor het UWV haar vordering niet heeft kwijtgescholden.
5.4.4.
Uit de overlegde stukken blijkt dat de betrokkene voordat het bewind is ingesteld en dus door eigen toedoen een UWV-schuld heeft opgebouwd, bestaande uit teveel ontvangen WW-uitkeringen. Het UWV vordert deze teveel ontvangen WW-uitkering terug, omdat zij onverschuldigd betaald heeft in de zin van artikel 6:203 BW. Uit de stukken blijkt verder dat het UWV een verzoek tot kwijtschelding heeft afgewezen. Uit deze afwijzing kan volgens de kantonrechter, anders dan de betrokkene stelt, niet zonder meer afgeleid worden dat het UWV de schuld van betrokkene met zekerheid had kwijtgescholden als de betalingsregeling wel 36 maanden aaneensluitend betaald was. Er is volgens de kantonrechter geen schadeveroorzakende gebeurtenis. De betrokkene heeft slechts geld ontvangen waar hij geen recht op bleek te hebben. Als de schuld door het UWV was kwijtgescholden, dan was dit een positief resultaat voor betrokkene, het niet kwijtschelden is echter geen schade omdat deze schuld in principe zonder meer terugbetaald moet worden. Er is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook geen schade. Ook om die reden zou het verzoek tot schadevergoeding moeten worden afgewezen.
5.5.
Overige klachten van de betrokkene
5.5.1
De kantonrechter stelt vast dat de betrokkene naast het verzoek tot schadevergoeding, vele klachten heeft over de voormalige bewindvoerder.
5.5.2.
Volgens de kantonrechter zijn deze klachten ongefundeerd, dan wel voldoende weersproken door de voormalige bewindvoerder. Bovendien heeft betrokkene inmiddels een andere bewindvoerder, zodat betrokkene geen belang meer heeft bij een beoordeling van die klachten.
De beslissing van de kantonrechter luidt dan als volgt.
6beslissing
De kantonrechter:
6.1
wijst het verzoek tot schadevergoeding af;
6.2
verklaart de klachten van betrokkene ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. Vanhommerig, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, L.W.H. Rademacher, op 27 mei 2025
MV
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking (digitaal) is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.