4.2.
Een gezagsbeëindiging is de meest vergaande maatregel van kinderbescherming. Uit artikel 1:266 lid 1 onder a BW, gelezen in samenhang met artikel 8 EVRM, volgt kort gezegd dat de rechtbank het gezag van een ouder kan beëindigen, indien:
4.2.1.
De rechtbank is van oordeel dat de kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. [kind 1] en [kind 2] groeiden bij hun ouders op in een geïsoleerd gezinssysteem. Zij kwamen niet of nauwelijks buiten en er was daardoor geen zicht op hun ontwikkeling of opvoedsituatie. Veel van de zorgen zien op de geloofsovertuiging van de ouders. Zo blijkt uit de stukken dat de ouders meerdere keren hebben aangegeven dat ieder gezinslid een reïncarnatie is van een bijbelfiguur; de vader de reïncarnatie van Jezus, de moeder van Maria, [kind 1] van Judas en [kind 2] van Susanna. Het is de hulpverlening, de Raad en de GI niet gelukt om met de ouders in gesprek te gaan over hun geloofsovertuiging en wat dit betekent voor de (opvoedsituatie van de) kinderen. Dat maakte – in combinatie met het gebrek aan toezicht op de thuissituatie – dat de kinderen in 2023 uit huis zijn geplaatst en onder toezicht zijn gesteld. Daarna bleek al snel dat de kinderen achterliepen in hun ontwikkeling op meerdere terreinen, zoals in spraak, sociaal-emotionele ontwikkeling en in het bijzonder in de hechtingsontwikkeling. De kinderen vertonen bij de pleegouders gedrag dat volgens de Raad duidt op onveilige hechting.
4.2.2.
Sinds de uithuisplaatsing is er, ondanks intensieve inspanning daartoe, geen constructief contact geweest tussen de ouders en de GI en evenmin tussen de ouders en de kinderen. De ouders wijzen de GI de deur, plaatsten berichten over hen op sociale media en gaven vooral te kennen dat zij niet in samenwerking of gesprek wilden. Een van de redenen die zij (volgens de GI) aandroegen was dat de kinderen tijdens de ‘wederopstanding’ zouden worden teruggebracht. Ook zouden zij hebben aangegeven dat zij hun kinderen niet willen laten opgroeien in de huidige maatschappij. Ook na een door de rechtbank bekrachtigde schriftelijke aanwijzing van de GI zijn de ouders niet overgegaan tot contact met de GI.
De ouders hebben ook geen enkele poging gedaan om te achterhalen hoe het met de kinderen gaat en hebben zich evenmin laten betrekken bij beslissingen over hun kinderen. Voor de kinderen was de uithuisplaatsing op zichzelf al een impactvolle breuk in hun hechtingsontwikkeling, maar door het uitblijven van betekenisvol en frequent contact met hun ouders is de situatie extra ingrijpend. Dit leidt tot de conclusie dat de aanvaardbare termijn voor [kind 1] en [kind 2] inmiddels is verstreken. De kinderen kunnen hun hechtingsbehoefte namelijk niet langer uitstellen en hebben een stabiele, voorspelbare opvoedomgeving nodig waarbij ze mogen vertrouwen op een duurzaam verblijf bij hun huidige opvoeders.
4.2.3.
De rechtbank is van oordeel dat de gezagsbeëindiging noodzakelijk is in het belang van [kind 1] en [kind 2] . Zij hebben een uitdrukkelijk belang om op te groeien in een fysiek en emotioneel veilige en stabiele opvoedomgeving en om zich – voor zover mogelijk – leeftijdsadequaat en gezond te kunnen ontwikkelen en veilig te kunnen hechten. Het belang dat zij, evenals de ouders, hebben bij een voortzetting van de familieband weegt niet op tegen de schadelijke gevolgen van de instandlating van die familieband. Dit heeft namelijk tot concreet gevolg dat de ouders de kinderen afgeschermd houden van de buitenwereld en de ‘huidige maatschappij’; dat hebben de ouders in zoverre wel duidelijk gemaakt aan de betrokken instanties. Op dit moment valt van hen redelijkerwijs niets meer te verwachten. Uit de stukken blijkt dat de grootouders (moederszijde) graag betrokken willen zijn bij [kind 1] en [kind 2] . De rechtbank hoopt dat zij in de toekomst mogelijk een rol kunnen vervullen in het leven van de kinderen. Daarnaast is de gezagsbeëindiging noodzakelijk, omdat die maatregel samenhangt met het perspectief van [kind 1] en [kind 2] op een stabiele opvoedomgeving. Daarvoor is nodig dat voortvarend beslissingen kunnen worden genomen ten aanzien van de kinderen. Om te voorkomen dat de perspectief-biedende pleegouders overbelast raken, is het nodig dat [kind 1] een aantal ochtenden per week naar de peuterspeelzaal kan. En ook moet er GGZ-hulp voor [kind 1] komen. Gelijktijdig met deze procedure zijn er aanhangige verzoeken van de GI om de aanmelding van [kind 1] bij een kinderdagverblijf en bij een gespecialiseerde GGZ instelling gericht op traumabehandeling te bewerkstelligen. Eerder zijn ook al dergelijke procedures noodzakelijk geweest over (vervangende) toestemming voor kindergeneeskundig en forensisch medisch onderzoek.
4.2.4.
Dit alles leidt de rechtbank tot de conclusie dat het gedrag van de ouders en het weigeren van iedere samenwerking, toestemming en ieder dialoog direct tot gevolg heeft dat de belangen van de kinderen worden geschaad. De gezagsbeëindiging heeft als doel dat [kind 1] en [kind 2] voor zover mogelijk veilig en gezond kunnen opgroeien en om verdere schade aan hun ontwikkeling te beperken. Van een minder bezwarend alternatief om dat doel te kunnen bereiken is niet gebleken. De ouders weigeren immers alle medewerking. Het gezag in stand laten zou ertoe leiden dat er keer op keer, voor iedere handeling, iedere aanmelding voor school of voor andere belangrijke stappen in het leven van [kind 1] en [kind 2] vervangende toestemming of overheveling van het gezag moet worden gevraagd. Dat is niet in hun belang.
4.3.
Omdat de beëindiging van het gezag van de ouders ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [kind 1] en [kind 2] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275 lid 1 BW een voogd over hen te benoemen. De GI heeft zich bereid verklaard de voogdij op zich te nemen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de GI moet worden belast met de voogdij.
4.4.
De rechtbank zal deze beschikking ook uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
Zij vindt het namelijk belangrijk dat (medische) hulp voor de kinderen niet langer vertraagd kan worden door de inactiviteit en onwil van de ouders. Hetzelfde geldt voor de aanmelding op het kinderdagverblijf. Door de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren kan de GI als voogd meteen de benodigde hulp inzetten voor de kinderen en de noodzakelijke aanmeldingen doen.