5.2
De moeder stelt dat zij op 19 oktober 2023 digitaal aangifte heeft gedaan van de geboorte van [de minderjarige] . De ontvangst van deze aangifte is bevestigd in een e-mailbericht aan haar moeder van 19 oktober 2023 om 11.18 uur van de afdeling burgerzaken van de gemeente [de gemeente] . Het staat dus vast dat die aangifte (rechtsgeldig op grond van artikel 1:19 e lid 1 BW) is gedaan. De akte die op basis van die aangifte is opgemaakt dient daarom in stand te blijven. Het was de bewuste keuze van de moeder om daarbij niet de gegevens van de vader te vermelden. Zij wilde niet dat de vader [de minderjarige] zou erkennen en dat hij daardoor ook het gezag over hem zou krijgen.
De moeder woonde ten tijde van de geboorte van [de minderjarige] bij haar ouders, maar zij voelde zich door vader en diens familie onder druk gezet om met de baby naar zijn familie te komen. Onder diezelfde druk is zij op 20 oktober 2023 met de vader naar het gemeentehuis gegaan om aangifte te doen. Zij heeft niet tegen de vader en ook niet tegen de ABS durven zeggen dat zij die eerste aangifte een dag eerder al had gedaan, omdat zij bang was dat de vader [de minderjarige] bij haar zou weghouden, waarmee hij al eerder had gedreigd.
5.3
De vader voert aan dat de aangifte van de geboorte van [de minderjarige] die door de moeder is gedaan niet rechtsgeldig is. De moeder en hij zijn volgens hun gezamenlijke afspraak en zonder druk van hem of zijn familie naar de gemeente gegaan om de geboorte van [de minderjarige] aan te geven en de erkenning te regelen. De moeder en hij hadden vóór de geboorte van [de minderjarige] besloten om samen met hun kind bij de grootouders van vaderszijde te gaan wonen om zo te kunnen sparen voor een zelfstandige woning. Op 7 februari 2024 heeft de moeder hun relatie verbroken en is zij met [de minderjarige] vertrokken naar haar ouders. Hij heeft haar wens om haar rust te gunnen gerespecteerd. Er was daarom een periode geen contact. De moeder en hij zijn uiteindelijk een zorgregeling en alimentatie overeengekomen. Als de bestreden beschikking wordt vernietigd en juist de andere akte wordt doorgehaald, dan vervalt de erkenning en daarmee ook zijn gezag, terwijl de moeder en hij nu goed met elkaar kunnen overleggen en er ook een fijn contact is tussen hem en [de minderjarige] . Hij verwacht dat de moeder en hij ook in de toekomst in staat zullen zijn om beslissingen over [de minderjarige] te nemen.
5.4
Het hof is, net als de rechtbank, van oordeel dat de geboorteakte met nummer [nummer2] die door de ABS is opgemaakt naar aanleiding van de digitale geboorteaangifte op 19 oktober 2023, moet worden doorgehaald. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot dat oordeel is gekomen. De moeder heeft de stelling van de vader dat het hun bedoeling was dat zij samen naar de gemeente zouden gaan om de geboorte van [de minderjarige] aan te geven, om te regelen dat [de minderjarige] door de vader zou worden erkend en dat hij de achternaam van de vader zou krijgen, niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist. Uit niets is gebleken dat de moeder onder druk is gezet of dat gedreigd is [de minderjarige] bij haar weg te nemen. Daarentegen heeft de moeder een dag na de geboorte van [de minderjarige] , [in] 2023, zonder de vader hierin te betrekken, online aangifte van de geboorte gedaan en daarbij gemeld dat er geen andere ouder bekend is. De moeder heeft tegen de vader, toen hij met de moeder op 20 oktober 2023 naar de gemeente ging voor die aangifte, niet gezegd dat zij al een dag daarvoor online aangifte had gedaan. Vervolgens heeft de moeder in het gemeentehuis tegenover de ABS - die zoals gebruikelijk de gevolgen van een en ander en in het bijzonder van de erkenning van een kind heeft uitgelegd - ook de door haar eerder gedane online aangifte niet gemeld. De moeder heeft desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij met de online aangifte, waarin zij heeft gezegd dat de andere ouder niet bekend was, met name wilde voorkomen dat de vader het gezag zou krijgen over [de minderjarige] . De moeder heeft dus niet alleen de afspraak met de vader om samen de geboorteaangifte inclusief de erkenning te regelen geschonden, maar zij heeft ook niet naar waarheid verklaard over “de andere ouder” in de online aangifte en vervolgens tijdens de tweede aangifte, zowel bij de vader als bij de ABS, verzwegen dat zij al aangifte had gedaan. Daar komt bij dat, zoals bij de mondelinge behandeling is besproken, uit de informatie van de gemeente [de gemeente] blijkt dat het online doen van aangifte van geboorte alleen is toegestaan als voldaan is aan de daaraan te stellen voorwaarden. Eén van die voorwaarden is dat er geen andere ouder bekend is. De moeder had dus in het geheel geen aangifte van de geboorte online kunnen doen. Het hof is, gelet op al het voorgaande, van oordeel dat de geboorteakte die door de ABS is opgemaakt naar aanleiding van de fysieke geboorteaangifte door de moeder en de vader in het gemeentehuis in stand moet blijven. De bestreden beschikking zal worden bekrachtigd, met dien verstande dat het de door te halen akte van het jaar 2023 betreft.
5.5
De vader heeft verzocht om de moeder in de proceskosten aan zijn zijde gevallen te veroordelen, omdat zij hem onnodig in deze procedure heeft betrokken. Het hof ziet aanleiding om de moeder, gelet op haar handelwijze, te veroordelen in de kosten van de procedure aan de zijde van de vader gevallen. Het hof begroot die kosten aan de zijde van de vader op € 362,- voor griffierecht en op € 2.428,- voor salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (tarief II in hoger beroep: één punt van € 1.214,- voor het indienen van een verweerschrift en één punt voor het bijwonen van de mondelinge behandeling).