Recherchebureau voor bewijzen van samenwoning (art. 1:160 BW)

Als de alimentatiegerechtigde in het huwelijk treedt of gaat samenleven met een partner "als waren zij gehuwd", eindigt op grond van art. 1:160 BW van rechtswege de aanspraak op partneralimentatie. Daarvoor moet echter wel aan strenge vereisten worden voldaan, zie het artikel Samenwonen als waren zij gehuwd (art. 1:160 BW).

De bewijslast hiervan rust op de alimentatieplichtige. Aangezien de relatie zich afspeelt in de privé-sfeer, is dat vaak een onmogelijke opgave. Daarom maakt de alimentatieplichtige daarvoor soms gebruik van een recherchebureau (onderzoeksbureau). Met het rapport van het recherchebureau kan de alimentatieplichtige zijn stellingen onderbouwen.

Gebruik van de resultaten in een alimentatieprocedure

Onder dit artikel is een aantal uitspraken opgenomen waarin gebruik is gemaakt van een recherchebureau. Uit de gepubliceerde uitspraken lijkt te volgen dat een dergelijk onderzoek in veel gevallen bijdraagt aan de bewijsvoering dat sprake is van samenwoning in de zin van art. 1:160 BW. In ruim de helft van de uitspraken is ofwel voor recht verklaard dat de onderhoudsverplichting van rechtswege is geëindigd op grond van art. 1:160 BW ofwel achtte de rechter voorshands en behoudens tegenbewijs voldoende bewezen dat sprake was van samenwoning in de zin van art. 1:160 BW, met toelating van de andere partij tot het leveren van tegenbewijs. Dat is veel vaker dan in een procedure waarin geen recherchebureau wordt ingeschakeld, zie de jurisprudentie onder het artikel "Samenwonen als waren zij gehuwd (art. 1:160 BW)".

De rechter hecht niet zozeer waarde aan de conclusies die de onderzoeker trekt, maar wel aan de feiten die in het rapport naar voren worden gebracht. Hof Den Haag 26-10-2011: "De vrouw ontkent weliswaar bijna alle door de man aangevoerde feiten en omstandigheden, maar gezien de met stukken en onderzoeksrapporten onderbouwde stelling van de man, kon de vrouw niet volstaan met een enkele ontkenning, maar had het op haar weg gelegen de door de man gemotiveerd aangevoerde feiten en omstandigheden gemotiveerd te betwisten."

In Rb Midden-Nederland 16-01-2013 werd door de Rechtbank - met name op basis van de feiten van het onderzoeksrapport - bewezen geacht dat de vrouw samenwoonde met haar partner als waren zij gehuwd. De vrouw werd veroordeeld tot terugbetaling van de aanzienlijke alimentatie (€ 17.000,- p.m.) en betaling van € 51.761,55 terzake de kosten van het onderzoeksbureau. Zie over de dubieuze methoden van het recherchebureau het eind van dit artikel.
De vrouw is in appel gegaan van de uitspraak. In een tussenbeschikking heeft Hof Arnhem-Leeuwarden 05-12-2013 geconcludeerd dat de man voorshands voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van samenleven als waren zij gehuwd in de zin van artikel 1:160 BW en is de vrouw toegelaten tot het leveren van tegenbewijs.

Kosten onderzoek

De kosten van een dergelijk onderzoek zijn zeer aanzienlijk. Wordt samenwoning vastgesteld, dan wordt de alimentatiegerechtigde in veel gevallen veroordeeld in de kosten, zie Rb Midden-Nederland 16-01-2013 (€ 51.761,55) en Hof Den Haag 26-10-2011 (€ 34.291,20). Overigens moet de alimentatieplichtige deze vordering dan wel instellen!

Zo niet Hof Arnhem-Leeuwarden 31-01-2013 (€ 12.671,21): "Het hof is van oordeel dat dit kosten zijn ter instructie van de zaak en dat de proceskosten daarvoor een vergoeding plegen in te sluiten." Evenmin vindt een veroordeling in de proceskosten plaats. Idem Rb Den Haag 29-07-2008.

In Rb Limburg 02-12-2014 concludeerde de Rechtbank tot samenwoning in de zin van art. 1:160 BW en veroordeelde de vrouw tot terugbetaling van de partneralimentatie over bijna 2 jaar. Het verzoek van de man tot veroordeling van de vrouw in de kosten van het onderzoeksbureau (€ 7.200,58) werd afgewezen, nu de man de vrouw niet voorafgaand aan het inschakelen van het bureau had verzocht hem te informeren over de aard en de bestendigheid van de relatie. Geen proceskostenveroordeling van de vrouw omdat de vrouw in de procedure opening van zaken had gegeven over haar relatie tot haar partner en niet was gebleken dat zij feiten heeft trachten achter te houden. 

Slaagt de alimentatieplichtige niet in het leveren van het bewijs van samenwoning, dan vindt uiteraard geen kostenveroordeling plaats, zie Hof Den Haag 09-10-2013 (€ 25.799,85).

Regelgeving recherchebureaus

Een particuliere onderzoeksbureau houdt zich op commerciële basis bezig met het verzamelen van materiaal dat als bewijs kan dienen in een gerechtelijke procedure. Daarbij dient het onderzoeksbureau zich te houden aan de wet en overige regelgeving. Met name zijn dat:

  • de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (WPBR)
  • de Regeling Particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (RPBR)
  • de Privacygedragscode, op grond van art. 23a RPBR voorgeschreven (Privacygedragscode)
  • de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP, zie ook hier)
  • hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt (art. 6:162 BW lid 2)

Een recherchebureau dient te beschikken over een vergunning van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Handelen in strijd met de Privacygedragscode is in beginsel onrechtmatig jegens de geobserveerde persoon. Anderzijds is niet gezegd dat handelen overeenkomstig de Privacygedragscode niet onrechtmatig kan zijn, meer in het bijzonder indien het handelen als een strafbaar feit kan worden gekwalificeerd. 

Wanneer de alimentatiegerechtigde betwist dat er sprake is van een ‘samenleven met een ander als waren zij gehuwd’, ontkomt de alimentatieplichtige - teneinde het bewijs van dat samenleven te kunnen leveren - bijna niet aan het (laten) observeren van de alimentatiegerechtigde. Daarbij zullen tevens de woning waarin beweerdelijk wordt samengewoond en de vermoedelijke nieuwe partner onderwerp van de observatie zijn. Veelal zal de observatie, om tot resultaat te kunnen leiden, heimelijk moeten geschieden. 

Op zichzelf is het niet onrechtmatig om in een civiele procedure bewijs tegen een persoon te vergaren zonder dat die persoon zich daarvan bewust is. Bij alimentatiekwesties als de onderhavige kan niet altijd eraan worden ontkomen dat de alimentatiegerechtigde wordt geobserveerd. Bij de beoordeling van de gehanteerde onderzoeksmethoden geldt in de eerste plaats het beginsel van proportionaliteit, hetgeen wil zeggen dat het gekozen middel evenredig moet zijn aan het met de inzet van dat middel beoogde doel. In de tweede plaats geldt het subsidiariteitsbeginsel. Volgens dit beginsel dient van het gebruik van een zwaar middel te worden afgezien indien het doel ook op een minder ingrijpende manier bereikt kan worden.

Onrechtmatig handelen recherchebureau 

In sommige gevallen handelde het recherchebureau bij het onderzoek in strijd met de wet of regelgeving.

In Rb Haarlem 16-07-2009 oordeelde de voorzieningenrechter dat, gezien de duur en frequentie van de observaties (110 uur gedurende ruim 10 maanden), alsmede de gedetailleerde inhoud van rapportages, er sprake moet zijn geweest van méér dan 'enkele momenten met het blote oog vanaf de openbare weg gadeslaan' als bedoeld in de toelichting bij de gedragscode, hetgeen een niet toelaatbare inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen opleverde. Daarbij was mede van belang dat een aanzienlijk deel van de observaties situaties betroffen waarin de betrokkene onbevangen zichzelf moet kunnen zijn. Het recherchebureau werd veroordeeld tot betaling van een voorschot op (immateriële) schadevergoeding van € 2.500,- en proceskosten van € 1.163,98. Uit de uitspraak blijkt dat de opdrachtgever inmiddels met zijn ex-echtgenote overeen was gekomen dat de partneralimentatie zou worden beëindigd.

Het detectivebureau in de zaak Rb Zutphen 12-12-2012 ging veel verder. De alimentatiegerechtigde vrouw bewoonde een appartement in hetzelfde appartementencomplex als haar partner, dus bewijslevering was lastig. En het belang groot: de alimentatie bedroeg € 17.000,- per maand. De onderzoeker, een voormalig politieman, huurde een appartement in hetzelfde complex. Dat was nog geen probleem. Maar voorts plaatste hij camera's in de gang van het afgesloten appartementencomplex en een GPS-baken onder de auto van de vrouw. Daarmee pleegde de onderzoeker diverse strafbare feiten en handelde hij onrechtmatig jegens de vrouw. Ook het heimelijk langdurig en systematisch observeren van de vrouw en het langdurig en systematisch volgen bij het verrichten van (privé)activiteiten buiten haar woning en het appartementencomplex waren onrechtmatig jegens de vrouw. Veroordeling in de schade, op te maken bij staat, en in de proceskosten ad € 1.252,17.

Het onrechtmatig handelen van het detectivebureau in de Zutphense zaak stond niet in de weg aan het gebruik van het onderzoeksrapport in de alimentatieprocedure. Ter zitting was de uitspraak van Rb Zutphen nog niet bekend. Rb Midden-Nederland: "De rechtbank is van oordeel dat - wat er ook zij van een procedure tussen de vrouw en het recherchebureau - het rechercherapport toelaatbaar bewijs is in de onderhavige civiele procedure tussen deze twee partijen. Gesteld noch gebleken is dat de man opdracht heeft gegeven of anderszins zijn instemming heeft gegeven aan het mogelijk overschrijden van regels waar het recherchebureau zich aan dient te houden." Ook het Hof was in een tussenbeschikking van oordeel dat het onderzoeksrapport toelaatbaar bewijs was.

Zo ook Rb Breda 21-09-2012: Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden afgeleid dat de detectives een zodanige inbreuk op de privacy van de vrouw hebben gemaakt dat de conclusie zou moeten zijn dat het bewijs onrechtmatig is verkregen. "Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat zelfs al zou het bewijs onrechtmatig zijn verkregen, dit niet noodzakelijkerwijs met zich meebrengt dat het gebruik van dat bewijs ontoelaatbaar is en dat er in dit verband geen acht op mag worden geslagen. Derhalve zal de rechtbank de inhoud van de rapporten betrekken in haar oordeel".