Rechtbank Midden-Nederland 02-12-2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:6556

Essentie (gemaakt door AI)

GI legt geschillenregeling voor over omgang, hulp voor [minderjarige 1] en keuze begeleider. Moeder voert ontvankelijkheidsverweer (verkeerde grondslag). Kinderrechter oordeelt dat de GI ontvankelijk is op basis van art. 1:262b BW. Opbouwschema van de GI wordt vastgesteld, met oneven weken bij vader; gemiste momenten worden ingehaald. Verzoek van vader om dwangsom is niet-ontvankelijk. GI mag bepalen welke hulp voor [minderjarige 1] wordt ingezet. Vooruit met Zorg blijft omgang begeleiden. Meer of anders verzochte wordt,

Datum publicatie29-12-2025
ZaaknummerC/16/601047 / JE RK 25-1556
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsUtrecht
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; 1:262b BW Geschillenregeling OTS
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

Geschillenregelen art. 1:262b BW. Moeder beschuldigde vader eerder van intieme terreur. Nu diametraal ander standpunt, zij wenst mediation met de vader vanwege het vertrouwelijke karakter. Nu intieme terreur en mediation niet samengaan, gaat rechtbank ervan uit dat moeder niet langer stelt dat sprake is van intieme terreur. Opbouwschema omgang met vader vastgesteld zoals de GI dat heeft voorgelegd.

Volledige uitspraak


RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht

Zaaknummer: C/16/601047 / JE RK 25-1556

Datum uitspraak: 2 december 2025

Beschikking van de kinderrechter op basis van de geschillenregeling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd te Utrecht,

hierna te noemen de GI,

over

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2019 in [geboorteplaats] ,

hierna te noemen [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2021 in [geboorteplaats] ,

hierna te noemen [minderjarige 2] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder] ,

hierna te noemen de moeder,

wonende in [woonplaats] ,

advocaat mr. A.C. van 't Hek,

[vader] ,

hierna te noemen de vader,

wonende in [woonplaats] ,

advocaat mr. M.A. Becking.

1Het verloop van de procedure

1.1.

De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:

- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 15 oktober 2025;

- het bericht van de GI met bijlagen van 7 november 2025;

  • het evaluatieverslag van Vooruit met Zorg, ontvangen op 13 november 2025;

  • het MASIC-verslag van Moviera van 20 juni 2025;

  • de reactie van de vader op het MASIC-verslag van 24 juni 2025;

  • het bericht van de vader (met bijlagen) van 17 november 2025;

  • het bericht van de moeder (met bijlagen) van 18 november 2025.

1.2.

De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 november 2025. Daarbij waren aanwezig:

- de vader met zijn advocaat;

- de moeder met haar advocaat;

- [A] en [B] , namens de GI.

2De feiten

2.1.

De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .

2.2.

[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.

2.3.

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 12 juli 2024 een zorgregeling vastgesteld, die inhoudt dat de kinderen in gelijke delen bij de ouders verblijven, nader in onderling overleg te bepalen, met een opbouwregeling, waarbij het startpunt is de huidige contactregeling tussen de vader en de kinderen van twee keer per week onder begeleiding anderhalf uur, waarbij de GI eerst bepaalt wanneer de begeleiding eraf kan en daarna de duur van het contact uitbreidt;

2.4.

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 26 mei 2025 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 14 juni 2026.

3De verzoeken

3.1.

De GI heeft geschillen voorgelegd met betrekking tot de omgang, de professionele hulpverlening voor [minderjarige 1] en de organisatie die de omgang tussen de kinderen en de vader begeleidt.

De omgang

3.2.

De GI verzoekt de rechtbank om een beslissing te nemen over het opbouwschema en dit vast te stellen. Daarnaast verzoekt de GI de rechtbank om te bepalen of omgangsmomenten die geen doorgang vinden, ingehaald dienen te worden.

De professionele hulpverlening voor [minderjarige 1]

3.3.

De GI verzoekt de rechtbank om te bepalen welke organisatie de hulp voor [minderjarige 1] gaat bieden.

Organisatie begeleide omgang

3.4.

De GI verzoekt de rechtbank om te bepalen of Vooruit met Zorg de omgang blijft begeleiden of een overstap naar Grip Group dient te worden gemaakt.

3.5.

De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

3.6.

De vader heeft verzocht om te bepalen dat indien moeder de zorgregeling niet nakomt zij een dwangsom dient te betalen van € 500,-- met een plafond van € 10.000, althans een door de rechtbank te bepalen dwangsom, voor elke dag of deel daarvan dat de

moeder niet voldoet aan het nakomen van de door de rechtbank vast te stellen zorgregeling/opbouwregeling.

4De standpunten

De omgang

4.1.

De GI had een opbouwschema gemaakt voor de omgang tussen de vader en de kinderen. Dat voorzag in een kennismaking tussen de kinderen en de partner van de vader (met wie de vader samenwoont) en haar zoon. De moeder kon zich niet vinden in het moment en de manier waarop die kennismaking door de GI was ingestoken. Hierdoor is de verdere opbouw gestagneerd.

4.2.

De moeder stelt primair dat de GI niet-ontvankelijk is in het verzoek met betrekking tot de opbouwregeling, omdat de verkeerde rechtsgrond is aangewend. De moeder stelt dat de GI het verzoek had moeten doen op grond van artikel 1:265g BW en niet op grond van artikel 1:262b BW. Subsidiair stelt de moeder dat zij de kennismaking tussen de kinderen en de partner van vader en de zoon van de partner graag op een andere manier wil vormgeven dan is voorzien in het opbouwschema.

4.3.

De vader kan zich vinden in de opbouw van de omgang en wil dat deze door de kinderrechter wordt vastgesteld. Hij wil graag dat de niet uitgevoerde omgangsmomenten worden ingehaald. De vader stelt dat (ook) [minderjarige 1] nieuwsgierig is naar zijn partner en dat niet is gebleken van spanningen bij [minderjarige 1] rondom een ontmoeting met haar.

De professionele hulpverlening voor [minderjarige 1]

4.4.

De GI constateert dat het niet lukt om een instantie in te schakelen voor [minderjarige 1] die bereid is hulp aan haar te verlenen en waar beide ouders zich in kunnen vinden.

4.5.

De moeder heeft [minderjarige 1] aangemeld bij praktijk [praktijknaam] . Tijdens de zitting heeft de moeder aangegeven dat het vooral belangrijk is dat [minderjarige 1] goede hulp krijgt en dat het niet uitmaakt van welke hulpverleningsinstantie dat is.

4.6.

De vader wil dat [minderjarige 1] door een andere praktijk met speltherapeuten wordt bijgestaan dan door praktijk [praktijknaam] . Hij vreest dat de moeder die praktijk met voorinformatie heeft beïnvloed. De vader stelt dat de aangezochte hulpverleningsinstanties de begeleiding voor [minderjarige 1] niet willen oppakken, omdat de moeder niet bereid is om contact te hebben met de vader en met hem om tafel te gaan.

Organisatie begeleide omgang

4.7.

De GI vindt Vooruit met Zorg geschikt om de omgang met de vader te blijven begeleiden.

4.8.

De moeder heeft geen vertrouwen in de huidige begeleider van Vooruit met Zorg, omdat de vader en de begeleider een vriendschappelijke band zouden hebben en omdat de veiligheidsafspraken blijvend niet worden nagekomen.

4.9.

De vader heeft vertrouwen in Vooruit met Zorg. Hij wil niet van organisatie wisselen, omdat de kinderen gehecht en gewend zijn aan de begeleiders van Vooruit met Zorg.

5De beoordeling

5.1.

De kinderrechter heeft een vergelijk tussen de betrokkenen beproefd, maar stelt vast dat overeenstemming tussen betrokkenen niet mogelijk is en acht de volgende beslissing in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wenselijk.

5.2.

De kinderrechter constateert dat de moeder een substantieel ander vervolg voor ogen heeft dan tot nu toe het geval was. Zoals uiteengezet is in de beschikking van de kinderrechter van 31 maart 2025 (ECL:NL:RBMNE:2025:1699) beschuldigde de moeder de vader eerder lange tijd van intieme terreur en van seksueel grensoverschrijdend gedrag van de vader naar [minderjarige 1] . Nu, tijdens de mondelinge behandeling waar de onderhavige verzoeken zijn besproken, heeft zij een diametraal ander standpunt ingenomen. Het is nu, aldus moeders nieuwe advocaat, al een tijd rustig van de vader naar de moeder toe. De moeder wil nu graag met de vader in mediation, omdat daar in een vertrouwelijke en veilige setting met elkaar kan worden gesproken. Nu huiselijk geweld in algemene zin en intieme terreur een contra-indicatie zijn voor mediation, vanwege de machtsdisbalans tussen de ex-partners, gaat de kinderrechter ervan uit dat de moeder niet langer meer stelt dat sprake is van intieme terreur van de vader naar de moeder.

De omgang

5.3.

De kinderrechter oordeelt allereerst dat de GI ontvankelijk is in haar verzoek. In de beschikking van deze rechtbank van 12 juli 2024 heeft de rechtbank bepaald dat de GI tijdens de ondertoezichtstelling de regie heeft over de uitbreiding van het contact tussen de vader en de kinderen. Het geschil over de opbouwregeling vloeit hieruit voort en is daarom een geschil die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreft. Het staat de gecertificeerde instelling dan ook vrij om een dergelijk geschil aan de kinderrechter voor te leggen op grond van artikel 1:262b BW.

5.4.

De kinderrechter stelt het opbouwschema van de GI vast en bepaalt dat de gemiste omgangsmomenten moeten worden ingehaald. De kinderrechter voegt aan het schema van de GI toe dat de kinderen steeds in de oneven week bij de vader zijn. Daartoe overweegt zij als volgt.

5.5.

De moeder heeft zich lange tijd verzet tegen onbegeleide omgang tussen de vader en de kinderen vanwege zorgen over de veiligheid. De kinderrechter verwijst naar overwegingen 5.11 en verder van de voormelde beschikking voor de aanleiding van de zorgen van de moeder. De moeder heeft daarnaast zorgen over een kennismaking tussen (met name) [minderjarige 1] en de partner van de vader. De reden daarvan is dat [minderjarige 1] volgens haar enkele jaren geleden een foto heeft gezien waarop de vader en zijn partner seksuele handelingen verrichten. De partner van de vader is eerder de juf van [minderjarige 1] geweest op het kinderdagverblijf. De moeder was bang dat een kennismaking voor [minderjarige 1] traumatisch zou zijn en wilde dat [minderjarige 1] eerst professionele hulp zou krijgen voordat zij vaders partner zou ontmoeten. Tijdens de zitting heeft de moeder een ander standpunt ingenomen. Zij kan zich nu op zichzelf vinden in een kennismaking tussen de kinderen en vaders partner en zoon, maar vindt het belangrijk dat zij daar de eerste keer bij is. Zo kan zij aan [minderjarige 1] laten zien dat het oké is. Dat zal bijdragen aan het gevoel van veiligheid van [minderjarige 1] .

5.6.

De kinderrechter vindt het positief dat de moeder nu achter de volgende stap in de opbouw van de omgang kan staan. De kinderrechter is van oordeel dat het opbouwschema zoals de GI dat heeft vastgesteld passend is. Dat betekent dat de kinderen kennis maken met vaders partner en haar zoon en dat de begeleiding van de omgang binnen afzienbare termijn vervalt. De kinderrechter is van oordeel dat er, mede gelet op de vele verslagen van de begeleide omgang, geen reden is om aan te nemen dat de veiligheid van de kinderen bij onbegeleide omgang onvoldoende geborgd is. Daarnaast begrijpt de kinderrechter dat een kennismaking met partners vader zoals de moeder die voor ogen heeft voor hem nu geen begaanbare weg is. Niet alleen de verhouding tussen de ouders, maar ook die tussen de moeder en de partner van de vader is na alles wat er is gebeurd bijzonder slecht. Ook de kinderen zijn zich daarvan bewust. Dat betekent dat de kennismaking voor alle betrokkenen en in alle verhoudingen spanningsvol en beladen zal zijn. Dat is niet in het belang van de kinderen. Zoals op de zitting is besproken kan de moeder ook op een andere manier aan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] laten merken dat zij emotionele toestemming geeft voor een kennismaking. De kinderrechter merkt daarbij op dat er, ook gelet op wat de vader heeft verteld over hoe [minderjarige 1] heeft gereageerd op informatie over en recente foto’s van zijn partner en haar zoon, op voorhand geen reden is om aan te nemen dat het voor [minderjarige 1] extra belastend zal zijn om vaders partner te ontmoeten vanwege de ‘oude’ foto van de vader en zijn partner.
De vader heeft gevraagd om te expliciteren dat de kinderen steeds in de oneven weken bij hem zijn. De moeder heeft daartegen geen bezwaar gemaakt. De kinderrechter zal dan ook aldus bepalen.

5.7.

De kinderrechter is voorts van oordeel dat gemiste omgang moet worden ingehaald. De opbouw is er niet voor niets, en als omgang om wat voor reden dan ook niet door kan gaan dient die alsnog plaats te vinden op een door de GI voor te schrijven wijze.

5.8.

De kinderrechter verklaart ten slotte de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek met betrekking tot het verbinden van een dwangsom aan het niet nakomen van de omgang door de moeder. Een petitum bij dit verzoek ontbreekt. Bovendien leent dit verzoek zich niet voor behandeling in een procedure over de geschillenregeling.

De professionele hulpverlening voor [minderjarige 1]

5.9.

De kinderrechter zal beslissen dat de GI mag bepalen welke professionele hulpverlening voor [minderjarige 1] zal worden ingezet. Daartoe overweegt zij dat iedereen het erover eens is dat [minderjarige 1] hulp nodig heeft. Het is ingewikkeld om een instantie te vinden die die hulp kan bieden, waarbij de slechte verstandhouding tussen de ouders en de onrustige situatie waarin [minderjarige 1] zich bevindt belemmerend werken. Belangrijker is dát er hulp komt, dan welke hulpaanbieder die zal verlenen. Omdat de GI het beste zicht heeft op hulp die op korte termijn kan starten komt de beslissing hierover bij de GI te liggen.

Organisatie begeleide omgang

5.10.

De kinderrechter zal beslissen dat Vooruit met Zorg de begeleide omgang tussen de vader en de kinderen zal blijven begeleiden. Daartoe overweegt zij dat de begeleiding nog maar van korte duur zal zijn. Wijziging naar Grip Group betekent zowel een verandering in gezichten als ook in de momenten van de omgang. Dat vindt de kinderrechter niet in het belang van de kinderen.

6De beslissing

De kinderrechter:

6.1.

Verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek;

6.2.

Stelt het opbouwschema van de GI vast, waarbij de kinderen in de oneven week bij de vader zijn, en bepaalt dat de gemiste omgangsmomenten moeten worden ingehaald op een door de GI voor te schrijven wijze;

6.3.

beslist dat de GI mag bepalen welke professionele hulpverlening voor [minderjarige 1] zal worden ingezet;

6.4.

beslist dat Vooruit met Zorg de begeleide omgang tussen de vader en de kinderen zal blijven begeleiden;

6.5.

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2025 door mr. T. Dopheide, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. P. S. Bamberg als griffier, en op schrift gesteld op 2 december 2025.

Tegen eindbeslissingen in deze beschikking staat geen hoger beroep open. 1



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733