Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 18-12-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:8164

Essentie (gemaakt door AI)

Hoger beroep waarin vader niet-ontvankelijk is in verzoeken tot bepaling hoofdverblijfplaats bij hem en wijziging/uitbreiding zorgregeling. art. 1:265g BW biedt geen basis voor een zelfstandig tegenverzoek in een door de GI gestarte procedure; GI is bovendien niet als belanghebbende vermeld. Hof veroordeelt vader in de proceskosten van moeder in hoger beroep.

Datum publicatie29-12-2025
Zaaknummer200.355.285/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsArnhem
Formele relatiesEerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2025:822
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; 1:265g BW GI-besluit omgang bij OTS
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

Procedure op grond van artikel 1:265g lid 1 Burgerlijk Wetboek. Het zelfstandig tegenverzoek is niet-ontvankelijk

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.355.285

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 583292)

beschikking van 18 december 2025

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats1] , gemeente Hoeksche Waard,
verzoeker in hoger beroep,

verder te noemen: de vader,

advocaat: mr. P.A. de Lange,

en

[verweerster] ,

wonende te [woonplaats2] ,

verweerster in hoger beroep,

verder te noemen: de moeder,

advocaat: mr. M.E. Kikkert.

Als overige belanghebbende is aangemerkt:

de gecertificeerde instelling

Stichting Samen Veilig Midden-Nederland,

gevestigd te Utrecht,

verder te noemen: de GI.

1De procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 3 maart 2025, uitgesproken onder zaaknummer 583292.

2De procedure bij het hof

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met producties, ingekomen op 3 juni 2025;

- het verweerschrift.

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 13 november 2025 plaatsgevonden. De vader en de moeder zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de GI zijn twee vertegenwoordigers verschenen.

3De feiten

3.1

De vader en de moeder zijn de ouders van:

- [minderjarige1] , geboren [in] 2019, en

- [minderjarige2] , geboren [in] 2022.

De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige1] en [minderjarige2] . [minderjarige1] en [minderjarige2] wonen bij de moeder.

3.2

[minderjarige1] en [minderjarige2] staan onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling loopt tot

9 juni 2026.

3.3

Bij beschikking van 13 juni 2023 heeft de rechtbank een zorgregeling vastgesteld voor [minderjarige1] en beslist dat de GI de regie had over de zorgregeling voor [minderjarige2] en zou toewerken naar dezelfde regeling als voor [minderjarige1] gold. Die zorgregeling hield in dat [minderjarige1] en [minderjarige2] verblijven:

- in de eerste week bij de moeder;

- in de tweede week bij de vader, van vrijdag na schooltijd tot zondag na het avondeten om 18.00 uur;

- in de derde week bij de vader, van vrijdag na schooltijd tot zaterdag na het avondeten om 18.00 uur;

- in de vierde week bij de vader, van vrijdag na schooltijd tot zondag na het avondeten om 18.00 uur.

Bij beschikking van dit hof van 27 februari 2024 is de beschikking van de rechtbank van

13 juni 2023 bekrachtigd en het verzoek van vader om de hoofdverblijfplaats bij hem te bepalen en een co-ouderschapsregeling te bepalen afgewezen.

3.4

De GI heeft in eerste aanleg verzocht om op grond van 1:265g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zoals vastgesteld in de beschikking van 13 juni 2023 te wijzigen.

3.5

De vader was het niet eens met het verzoek van de GI en hij heeft een aantal eigen

(zelfstandige) verzoeken ingediend. In eerste aanleg heeft hij verzocht:

- de GI te vervangen door een GI in de regio Rotterdam, Woerden of Utrecht;

- te bepalen dat het hoofdverblijf van [minderjarige1] en [minderjarige2] voortaan bij hem is; en

- de bestaande omgangsregeling zo om te draaien dat de kinderen twee weekenden per

maand bij de moeder zijn en overigens bij hem.

3.6

De moeder was het niet volledig eens met het verzoek van de GI en zij heeft

een eigen, zelfstandig, verzoek ingediend tot wijziging van de zorgregeling. Omdat de moeder niet in hoger beroep is gekomen wordt haar verzoek hier niet volledig herhaald.

De moeder heeft voorts verzocht:

- te bepalen dat zij het Nederlandse paspoort van de kinderen in haar beheer zal hebben en de vader te veroordelen het Nederlandse paspoort van de kinderen aan haar af te geven;

- te bepalen dat zij zorg draagt voor de begeleiding van de kinderen naar de tandarts

en de huisarts; en

- te bepalen dat zij met de kinderen naar de kapper gaat en hiervoor de kosten

draagt.

4. De omvang van het geschil

4.1

In geschil is de hoofdverblijfplaats en de invulling van de zorgregeling.

4.2

Bij de bestreden beschikking is:

- de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek over de hoofdverblijfplaats van de kinderen;

- de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoeken over de Nederlandse paspoorten van de kinderen, over de begeleiding van [minderjarige1] en [minderjarige2] naar de tandarts, de huisarts en de kapper en over de kosten van de kapper;

- de zorgregeling zoals vastgesteld in de beschikking van 13 juni 2023 onder 4.3. tot en met 4.5. gewijzigd en een andere zorgregeling vastgesteld;

- de Gl vervangen door de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden- Nederland;

- de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard;

- het meer of anders verzochte afgewezen.

4.3

De vader is in hoger beroep gekomen. Hij verzoek het hof te bepalen dat:

- de hoofdverblijf van de kinderen bij hem zal zijn;

- en/of een andere zorgregeling te bepalen;

- althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht, kosten rechtens.

4.4

De moeder voert verweer en zij verzoekt:

- de vader in zijn vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans die vorderingen af te

wijzen, dan wel uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te bekrachtigen;

- de vader te veroordelen in de kosten van deze procedure;

- dan wel zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.

5De motivering van de beslissing

Ontvankelijkheid

5.1

Het hof dient allereerst de ontvankelijkheid van de verzoeken van de vader te beoordelen. Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn verzoeken. Het hof zal dit hierna toelichten.

5.2

De GI heeft in eerste aanleg op grond van artikel 1:265g lid 1 BW verzocht om de zorgregeling te wijzigen. De vader heeft vervolgens een zelfstandig (tegen)verzoek ingediend tot bepaling van de hoofdverblijfplaats bij hem en een uitgebreidere zorgregeling tussen hem en de kinderen. De kinderrechter heeft in de bestreden beschikking de zorgregeling gewijzigd en - voor zover nu van belang - de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om de hoofdverblijfplaats bij hem te bepalen.

Artikel 1:265g BW biedt, dat volgt uit het systeem van de wet en is ook kenbaar uit jurisprudentie en literatuur, niet de mogelijkheid om een zelfstandig (tegen)verzoek in te dienen in een door de GI gestarte procedure, waarbij het verzoek niet gericht is tegen de andere ouder. Daar komt bij dat door de advocaat van vader de GI in zijn verzoekschrift in hoger beroep niet is aangemerkt als belanghebbende, terwijl de GI de verzoekende partij in eerste aanleg was. Het hof zal daarom de vader alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek tot bepaling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem en zijn verzoek tot vermeerdering/uitbreiding van de zorgregeling met hem omdat een onjuiste juridische weg is bewandeld.

Proceskosten

5.3

Voor verzoekschriftprocedures is, met betrekking tot de proceskosten, bepaald dat de eindbeschikking tevens een veroordeling in de proceskosten kan inhouden (artikel 289 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in verbinding met artikel 362 Rv) . Daarbij geldt als uitgangspunt dat het aan het inzicht van de rechter die over de feiten oordeelt is overgelaten of hij in het gegeven geval aanleiding vindt een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.

5.4

In procedures die zaken van personen- en familierecht betreffen, worden in het algemeen de proceskosten gecompenseerd, in die zin dat ieder van de partijen de eigen kosten draagt. De rechter is echter niet tot compensatie verplicht. Hij kan onder meer, ook ambtshalve en dus zonder een daartoe strekkend verzoek, een partij veroordelen in de proceskosten van de wederpartij als de in het ongelijk gestelde partij of als de procedure nodeloos is aangespannen of voortgezet. De rechter is daarbij niet gehouden aan het liquidatietarief en hoeft zich evenmin te laten leiden door een mogelijk op toevoeging procederen door één of beide partijen.

5.5

De moeder heeft verzocht de vader te veroordelen in de proceskosten in hoger beroep.

Ondanks dat de vader reeds in eerste aanleg is gewezen op zijn niet-ontvankelijkheid in zijn verzoeken is hij toch in hoger beroep gekomen en is hij in zijn verzoeken (wederom) niet-ontvankelijk bevonden. Het hof ziet in die processuele volharding van de vader aanleiding om de vader te veroordelen in de door de moeder gemaakte proceskosten in hoger beroep. Deze kosten stelt het hof vast op € 2.428,- voor salaris van de advocaat van de moeder volgens het liquidatietarief (2 punten, tarief II) en op € 362,- voor griffierecht.

5.6

Nu het ‘eigen beursje’ niet meer bestaat, geeft het hof de advocaat van de vader in overweging de kosten voor de vader gemoeid met deze procedure in hoger beroep niet volledig ten laste te laten komen van zijn cliënt.

6De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoeken in hoger beroep;

veroordeelt de vader in de kosten van deze procedure in hoger beroep aan de zijde van de moeder begroot op:

- € 362,- voor griffierecht;

- € 2.428,- voor salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief;

verklaart deze beschikking ten aanzien van de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, M.L. van der Bel en P.B. Kamminga, bijgestaan door mr. I.T.M.W. Smulders-Jacobs als griffier, en is op 18 december 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733