Essentie (gemaakt door AI)
| Datum publicatie | 23-12-2025 |
| Zaaknummer | C/10/691215 / HA ZA 24-1130 |
| Procedure | Eerste aanleg - enkelvoudig |
| Zittingsplaats | Rotterdam |
| Rechtsgebieden | Civiel recht; Verbintenissenrecht |
| Trefwoorden | Tuchtrecht / aansprakelijkheid |
| Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Verzekeringsrecht. Aansprakelijkheidsverzekering particulieren. Minderjarige zoon stelt vader aansprakelijk voor het afleggen van tegenstrijdige verklaringen over toedracht van ongeval bij barbecue, waardoor AVP-verzekeraar dekking heeft geweigerd en zoon uitkering is misgelopen; gemiste uitkering is schade veroorzaakt door dit onrechtmatig handelen. Geen directe actie tegen verzekeraar en overigens geen dekking, want onderhavige schade is zuivere vermogensschade. Causaal verband is niet komen vast te staan, want de toedracht van het ongeval staat niet vast. Bijzondere positie van eiser als minderjarig kind die slachtoffer is van fouten van zijn vader.Volledige uitspraak
team handel en haven
Zaaknummer: C/10/691215 / HA ZA 24-1130
Vonnis van 17 december 2025
in de zaak van
[eiser]
in zijn hoedanigheid van bijzonder curator van [persoon A] ,
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] q.q. respectievelijk [persoon A] ,
advocaat: mr. J.H. van der Wouden,
tegen
1 [gedaagde 1] ,
te [plaats 2] ,
advocaat: mr. O. Albayrak,
hierna te noemen: de vader,
2. ABN AMRO SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
te Zwolle,
advocaat: mr. H.P. Verdam,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: ABN Amro.
1De zaak in het kort
[persoon A] heeft op jonge leeftijd ernstige brandwonden opgelopen door een ongeval met een barbecue. Zijn vader heeft namens hem geprobeerd de schade vergoed te krijgen onder de aansprakelijkheidsverzekering van de vader. Dat is niet gelukt, omdat de rechter heeft geoordeeld dat de door de vader afgelegde verklaringen onvoldoende betrouwbaar zijn om te kunnen concluderen dat hij op onrechtmatige wijze de schade van zijn zoon heeft veroorzaakt. In deze procedure stelt de curator van [persoon A] dat de vader door het afleggen van tegenstrijdige en onware verklaringen (wederom) onrechtmatig heeft gehandeld, voor welke onrechtmatige daad ABN Amro als verzekeraar van de vader dekking moet verlenen. De rechtbank wijst de vordering op ABN Amro om verschillende redenen af. De vordering op de vader wijst de rechtbank toe.
2De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 29 november 2024, met producties;
- de conclusie van antwoord van ABN Amro, met producties;
- de conclusie van antwoord van de vader;
- de mail van de rechtbank van 7 oktober 2025 met een zittingsagenda;
- de mondelinge behandeling van 29 oktober 2025;
- de spreekaantekeningen van mr. Van der Wouden.
Aan het eind van de mondelinge behandeling heeft de rechter bepaald dat vonnis wordt gewezen.
3De feiten
[persoon A] is de zoon van de vader.
[persoon A] , destijds zeven jaar oud, heeft op 14 juni 2014 ernstige brandwonden opgelopen bij een voorval met een barbecue in de tuin van zijn tante (hierna: het incident). [persoon A] is inmiddels meer dan tien keer geopereerd.
In eerste instantie heeft de vader zich namens [persoon A] gericht tot ASR, de aansprakelijkheidsverzekeraar van de tante van [persoon A] bij wie de barbecue plaatsvond. Hij heeft in dat kader verklaringen afgelegd over de toedracht van het incident. Van enige uitkering door ASR is het niet gekomen.
De vader had op het moment van het ongeval (en heeft nu nog steeds) een algemene aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren bij ABN Amro. De op deze verzekering toepasselijke voorwaarden bepalen onder andere het volgende:
-
de verzekering dekt aansprakelijkheid van de verzekeringnemer als particulier;
-
aansprakelijkheid is de wettelijke verplichting om schade te vergoeden;
-
schade is (1) een materiële beschadiging of verlies van een zaak of (2) een aantasting van de gezondheid of letsel van een persoon;
-
aansprakelijkheid voor schade door opzet is niet gedekt;
-
opzet is opzettelijk gedrag gericht tegen een persoon of zaak dat niet mag volgens het recht.
De vader heeft in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [persoon A] op grond van de verzekering ABN Amro aangesproken tot vergoeding van de schade van [persoon A] . Daaraan heeft de vader ten grondslag gelegd dat hij zelf onrechtmatig jegens zijn zoon heeft gehandeld en op die grond aansprakelijk is voor de daardoor geleden schade.
Nadat ABN Amro dekking had geweigerd, heeft de vader (namens [persoon A] ) een procedure bij deze rechtbank aanhangig gemaakt om alsnog een uitkering onder de verzekering af te dwingen. In die procedure zijn getuigen gehoord over de toedracht van het incident. Bij eindvonnis van 4 december 2019 heeft de rechtbank voor recht verklaard dat de vader aansprakelijk is en dat ABN Amro als aansprakelijkheidsverzekeraar verplicht is tot uitbetaling van datgene dat de vader van ABN Amro te vorderen heeft.
Bij arrest van 17 mei 2022 heeft het hof Den Haag het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vordering van de vader alsnog afgewezen.
1 Het hof heeft in zijn arrest voorop gesteld dat de stelplicht en de bewijslast voor wat betreft de toedracht van het incident op de vader rust en dat het dus aan hem is om te bewijzen het incident is ontstaan doordat hij, terwijl het stevig waaide, benzine op een smeulende barbecue heeft gespoten of gedruppeld en dat hij daarmee is doorgegaan toen [persoon A] dichterbij kwam. Het hof heeft de verschillende verklaringen van de gehoorde getuigen beoordeeld, evenals de verklaringen die zijn afgelegd bij andere gelegenheden, zoals schademeldingen bij verzekeraars van andere personen die bij de barbecue aanwezig waren. Het hof concludeert:
“Al met al is dan ook, gelet op het bovenstaande, sprake van tegenstrijdigheden en/of onjuistheden die de geloofwaardigheid van de getuigenverklaring van [de vader] voor het bewijs omtrent de toedracht te zeer aantasten om het bewijs geleverd te achten. Het feit dat [ [persoon A] ] aan het ongeval ernstig letsel heeft overgehouden, dat aannemelijk is dat het letsel op enigerlei wijze samenhangt met de barbecue en dat niet uit te sluiten is dat een van de betrokken volwassenen hiervoor aansprakelijk is te houden (vanwege een gevaar zettend handelen dan wel nalaten), is onder de gegeven omstandigheden – hoe betreurenswaardig ook voor [ [persoon A] ] – onvoldoende om tot aansprakelijkheid van [de vader] te concluderen.”
Het arrest is in kracht van gewijsde gegaan.
[eiser] q.q. is bij beschikking van de kantonrechter van deze rechtbank van 14 maart 2024 benoemd tot bijzonder curator.
[eiser] q.q. heeft namens [persoon A] de vader aansprakelijk gesteld voor het afleggen van wisselende en tegenstrijdige verklaringen over het incident, als gevolg waarvan hij ( [persoon A] ) een uitkering onder de verzekering is misgelopen. De vader heeft in november 2024 bij ABN Amro melding gedaan van deze aansprakelijkstelling. Bij brief van 12 december 2024 heeft ABN Amro aan de vader laten weten dat er geen dekking wordt verleend voor het hier bedoelde handelen.
4Het geschil
[eiser] q.q. vordert, samengevat, het volgende:
-
een verklaring voor recht dat de vader aansprakelijk is voor de schade van [persoon A] die het gevolg is van het afleggen van wisselende en tegenstrijdige verklaringen over de toedracht van het incident, welke schade nader moet worden opgemaakt bij staat;
-
een verklaring voor recht dat ABN Amro verplicht is tot het doen van een uitkering aan [persoon A] ter zake van de onder 1 bedoelde schade.
De vader voert geen verweer, maar concludeert tot toewijzing van de vordering.
ABN Amro voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van eiser in de proceskosten.
5. De beoordeling
inleiding
[eiser] q.q. legt aan de vordering ten grondslag dat de vader onrechtmatig jegens [persoon A] heeft gehandeld door tegenstrijdige en deels onware verklaringen af te leggen over de toedracht van het incident. [persoon A] heeft daardoor schade geleden, bestaande uit de gemiste verzekeringsuitkering. De aansprakelijkheid van de vader is gedekt onder de lopende aansprakelijkheidsverzekering. ABN Amro behoort dekking te verlenen en de schade van [persoon A] te vergoeden.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering op de vader toewijsbaar. De vordering op ABN Amro is echter niet toewijsbaar. De rechtbank licht dit oordeel in het navolgende toe.
de vader heeft onrechtmatig jegens [persoon A] gehandeld
[eiser] q.q. heeft voldoende gesteld om de conclusie te kunnen trekken dat de vader jegens [persoon A] onrechtmatig heeft gehandeld door tegenstrijdig en deels in strijd met de waarheid te verklaren. De vader heeft dat niet weersproken. De gevraagde verklaring voor recht kan daarom worden gegeven. De mogelijkheid dat [persoon A] als gevolg van dit onrechtmatige handelen schade heeft geleden is aannemelijk. Daarom zal de rechtbank partijen voor de begroting van deze schade, zoals gevorderd, verwijzen naar de schadestaatprocedure.
Tijdens de mondelinge behandeling is de vraag aan de orde gekomen of [persoon A] voldoende belang heeft bij toewijzing van zijn vordering in het geval zijn vordering op ABN Amro niet toewijsbaar is (vergelijk artikel 3:303 BW) . Het gaat [persoon A] er immers vooral om dat die laatste vordering wordt toegewezen, niet zozeer om toewijzing van de vordering op zijn vader. Omdat de vordering op ABN Amro daadwerkelijk wordt afgewezen, zal de rechtbank die vraag volledigheidshalve behandelen. Mede gelet op het uitgangspunt dat de rechter terughoudend moet zijn met het afwijzen van een vordering wegens het ontbreken van voldoende belang, is de rechtbank van oordeel dat in de gegeven omstandigheden aan het vereiste van voldoende belang is voldaan. Met toewijzing van de vordering op de vader staat in elk geval vast dat laatstgenoemde aansprakelijk is. Niet uitgesloten kan worden dat zich omstandigheden zullen voordoen die meebrengen dat die vaststelling voor [persoon A] van belang is, ook al kan de vader geen beroep doen op zijn aansprakelijkheidsverzekering bij ABN Amro.
[persoon A] kan geen betaling vorderen van ABN Amro als verzekeraar van zijn vader
[eiser] q.q. heeft ABN Amro in deze procedure aangesproken in haar hoedanigheid van aansprakelijkheidsverzekeraar van de vader. De redenering is dat ABN Amro verplicht is om de vader dekking te verlenen voor zijn aansprakelijkheid wegens het afleggen van tegenstrijdige en onware verklaringen en daarom ook verplicht is om aan [persoon A] uitkering te doen van wat de vader onder die verzekering van ABN Amro te vorderen heeft.
Een dergelijke vordering van een benadeelde op de verzekeraar van degene die de schade heeft veroorzaakt wordt een ‘directe actie’ genoemd. De directe actie wordt geregeld in artikel 7:954 BW. Volgens die bepaling is een directe actie alleen mogelijk in gevallen waarin schade is geleden door dood of letsel.
Op deze beperking van de directe actie loopt de vordering stuk. De schade die [persoon A] heeft geleden als gevolg van het in deze procedure relevante onrechtmatige handelen van zijn vader is geen schade door letsel. Als gevolg van het afleggen van tegenstrijdige en deels onware verklaringen heeft [persoon A] immers geen letsel opgelopen. De schade bestaat uit een gemist geldbedrag, namelijk de verzekeringsuitkering die hij volgens hem zou hebben ontvangen als zijn vader die tegenstrijdige en deels onware verklaringen niet zou hebben afgelegd. Dit is vermogensschade. In zulke gevallen staat geen directe actie van de benadeelde op de verzekeraar open. [persoon A] moet het hebben van een vordering op zijn vader, die vervolgens kan proberen de vordering op grond van de verzekering af te wentelen op ABN Amro.
vermogensschade is niet gedekt onder de verzekering
In het navolgende neemt de rechtbank veronderstellenderwijs aan dat in deze procedure voor [persoon A] wel een directe actie openstaat. In dat geval moet worden beoordeeld of de aansprakelijkheid van de vader onder de verzekering is gedekt. [eiser] q.q. gaat daar klaarblijkelijk vanuit, maar ABN Amro betwist dat. Zij wijst erop dat slechts materiële schade aan een zaak of schade door dood of letsel is verzekerd. Hier aan de orde is zuivere vermogensschade en dergelijke schade is niet gedekt, aldus ABN Amro.
De rechtbank is van oordeel dat ABN Amro gelijk heeft. De schade die (volgens [eiser] q.q.) het gevolg is van het hier relevante onrechtmatige handelen van de vader bestaat uit de gemiste verzekeringsuitkering. Dat is zuivere vermogensschade en geen schade door dood of letsel. Deze schade is dus niet gedekt onder de verzekering. Hierbij is niet van belang dat het onrechtmatige handelen van de vader, namelijk tegenstrijdig en onwaar verklaren, verband hield met een voorval waardoor wel letsel is ontstaan.
[eiser] q.q. heeft een beroep gedaan op het arrest De Onderlinge/NN van de Hoge Raad.
2 De zaak die tot dat arrest heeft geleid handelde over de vraag of een AVB-polis dekking moest verlenen voor schade die een werknemer lijdt door het ten onrechte ontbreken van een verzekering tegen aansprakelijkheid op grond van artikel 7:611 BW (goed werkgeverschap), hoewel in die polis alleen personen- en zaakschade is gedekt. De Hoge Raad heeft die vraag bevestigend beantwoord. Daarbij heeft de Hoge Raad onder meer gelet op de functie van een AVB-polis in het maatschappelijk verkeer en de daarop gebaseerde verwachtingen van verzekerden en op het feit dat het bij aansprakelijkheid op grond van artikel 7:611 BW en die op grond van artikel 7:658 BW gaat om dezelfde rechtsgrond, namelijk het beschermen van de werknemer tegen de gevaren van deelname aan het wegverkeer in de uitoefening van zijn werkzaamheden.
Naar het oordeel van de rechtbank gaat deze vergelijking niet op. De context van de onderhavige zaak is een totaal andere dan die in het arrest De Onderlinge/NN. In de onderhavige zaak had (de vertegenwoordiger van) [persoon A] alle gelegenheid – die ook is benut – om te trachten dekking te verkrijgen voor de als gevolg van het incident met de barbecue geleden letselschade. Als in die procedure de feitelijke toedracht van het incident had kunnen worden vastgesteld en op basis daarvan had kunnen worden geoordeeld dat vader onrechtmatig heeft gehandeld, zou [persoon A] onder de verzekering een vordering op ABN Amro hebben gehad. De feitelijke toedracht is echter door toedoen van de vader zelf niet vastgesteld kunnen worden. Niet gezegd kan worden dat de functie van een aansprakelijkheidsverzekering in het maatschappelijk verkeer meebrengt dat een verzekerde (de vader) redelijkerwijs heeft mogen verwachten dat de verzekering dekking zou bieden voor vermogensschade die het gevolg is van zijn eigen onrechtmatige handelen waarmee hij dekking onder diezelfde verzekering voor letselschade heeft gedwarsboomd.
[persoon A] is de dupe van de fout van zijn vader
[eiser] q.q. heeft betoogd dat het gevolg van dit alles is dat een jonge man, die destijds als jong kind ernstig verbrand is geraakt, door toedoen van de fout van zijn vader met de schade blijft zitten. Deze consequentie valt volgens hem niet te verenigen met de bijzondere positie die jonge kinderen in het aansprakelijkheidsrecht innemen. In het recht is al lang geleden aanvaard dat fouten van de ouders niet aan minderjarige kinderen kunnen worden toegerekend, dat voor eigen schuld van jonge kinderen aan het ontstaan van schade in de regel geen plaats is en dat volwassenen bij gevaar zettend gedrag rekening behoren te houden met onoplettendheid en onvoorzichtigheid van jonge kinderen. Gelet hierop is de weigering van ABN Amro om voor de onrechtmatige gedraging van de vader dekking te verlenen volgens [eiser] q.q. naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
De rechtbank verwerpt dit betoog. Het is waar dat [persoon A] de dupe is van het onrechtmatige handelen van zijn vader, waar [persoon A] part noch deel aan heeft gehad. Dit laat zich echter niet oplossen via de band van het verzekeringsrecht. Daarvoor zou nodig zijn dat, in weerwil van de wettelijke regeling van de directe actie, wordt aanvaard dat [persoon A] voor de door hem gestelde vermogensschade een vordering op ABN Amro heeft en dat ABN Amro, in weerwil van haar polisvoorwaarden, verplicht is dekking voor die vermogensschade te verlenen, in beide gevallen om geen andere reden dan dat [persoon A] als (jong) kind schade is berokkend door toedoen van zijn vader. Het geldende recht biedt geen steun voor die verstrekkende conclusie. De rechtbank wijst erop dat de onderhavige situatie van een andere aard is dan de door [eiser] q.q. aangehaalde rechtspraak, waar het er steeds om gaat of bepaald handelen van het kind zelf van invloed is op de onrechtmatigheid van het handelen van een volwassene of de mate van schuldverdeling.
ten overvloede: causaal verband tussen het onrechtmatig handelen en de schade?
Het onrechtmatig handelen van de vader heeft er volgens [eiser] q.q. toe geleid dat [persoon A] een uitkering onder de verzekering is misgelopen. Zou de vader immers direct en eenduidig naar waarheid hebben verklaard omtrent het incident met de barbecue, dan zou ABN Amro hoogstwaarschijnlijk dekking hebben verleend en zijn overgegaan tot vergoeding aan [persoon A] van diens letselschade. Die gemiste uitkering is dus volgens [persoon A] het gevolg van het onrechtmatig handelen van de vader.
ABN Amro heeft dit bestreden. Zij heeft aangevoerd dat ook in het scenario zonder fout van de vader (dus zonder de tegenstrijdige en onware verklaringen) de toedracht van het incident met de barbecue moet komen vast te staan. De vaststelling van wat er precies is gebeurd is immers noodzakelijk om te kunnen oordelen dat de vader destijds (dus bij de barbecue) onrechtmatig jegens [persoon A] heeft gehandeld. Zonder die onrechtmatigheid is er immers geen dekking onder de verzekering en zou [persoon A] dus (ook) geen vergoeding van zijn letselschade hebben gekregen.
Het betoog van ABN Amro snijdt hout. De redenering van [eiser] q.q. is volledig gebaseerd op de aanname dat de vader – als hij geen tegenstrijdige en onware verklaringen zou hebben afgelegd – naar waarheid zou hebben verklaard overeenkomstig de verklaring die hij als laatste heeft afgegeven, namelijk dat hij de barbecue met benzine heeft willen aansteken en dat daarbij een steekvlam is ontstaan waardoor [persoon A] in brand is gevlogen. Dat is echter bepaald niet vanzelfsprekend. In de eerdere procedure is geoordeeld dat de ware toedracht niet kon worden vastgesteld. Daarbij heeft het hof ook onder ogen gezien dat er scenario’s denkbaar zijn die niet leiden tot aansprakelijkheid van de vader, maar bijvoorbeeld tot aansprakelijkheid van de tante bij wie de barbecue werd gehouden of tot de conclusie dat sprake is geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden waarvoor niemand aansprakelijk gehouden kan worden. Anders dan [eiser] q.q. tijdens de mondelinge behandeling heeft betoogd, kan in het licht van de verklaringen van de betrokkenen die in de vorige procedure als getuige zijn gehoord bepaald niet worden aangenomen dat de kans reëel is dat zonder de fout van de vader een onrechtmatige daad van hem bij de barbecue zou zijn aangenomen, waarna ABN Amro tot uitkering zou zijn overgegaan, die [persoon A] door het onrechtmatig handelen van zijn vader (het afleggen van tegenstrijdige verklaringen) is misgelopen.
de proceskosten
In het geschil tussen [eiser] q.q. en de vader krijgt laatstgenoemde ongelijk. Hij wordt daarom veroordeeld in de proceskosten van [persoon A] . Deze worden begroot op € 135,97 aan explootkosten, € 87,-- aan griffierecht, € 1.228,-- aan advocaatsalaris en € 178,-- aan nakosten. Hier kan nog een bedrag aan nakosten bijkomen.
In het geschil tussen [eiser] q.q. en ABN Amro wordt eerstgenoemde in het ongelijk gesteld. Hij moet daarom de proceskosten vergoeden. Deze worden begroot op € 688,-- aan griffierecht, € 1.228,-- aan advocaatsalaris en € 178,-- aan nakosten. Hier kan nog een bedrag aan nakosten bijkomen. De wettelijke rente over de proceskosten is verschuldigd zoals in het dictum opgenomen. Deze veroordeling wordt zoals gevorderd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
6De beslissing
De rechtbank
verklaart voor recht dat de vader aansprakelijk is voor de schade van [persoon A] die hij heeft geleden en in de toekomst zal lijden door het afleggen van wisselende en tegenstrijdige verklaringen over de toedracht van het incident op 14 juni 2014, welke schade moet worden opgemaakt bij staat en te vereffenen volgens de wet;
veroordeelt de vader in de proceskosten van [eiser] q.q., begroot op € 1.628,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,-- plus de kosten van betekening als de vader niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
veroordeelt [eiser] q.q. in de proceskosten van ABN Amro, begroot op € 2.094,--, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,-- plus de kosten van betekening als [eiser] q.q. niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na datum van dit vonnis tot aan de dag van betaling;
verklaart de veroordeling bedoeld in 6.3 uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2025.
[1980/2111]
ECLI:NL:GHDHA:2022:783.
HR 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1295.
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733
