| Datum publicatie | 24-12-2025 |
| Zaaknummer | C/13/761679 / HA ZA 25-10 |
| Procedure | Eerste aanleg - enkelvoudig |
| Zittingsplaats | Amsterdam |
| Rechtsgebieden | Civiel recht; Verbintenissenrecht |
| Trefwoorden | Kinderen; Familieprocesrecht |
| Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Vordering tot vernietiging van een donorovereenkomst. De vordering wordt afgewezen. Geen dwaling of misbruik van omstandigheden.Volledige uitspraak
Civiel recht
Zaaknummer: C/13/761679 / HA ZA 25-10
Vonnis van 29 oktober 2025
in de zaak van
[eiseres] ,
te [woonplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. M.J. Meijer,
tegen
[gedaagde] ,
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. K. Dirlik.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.
1De zaak in het kort
In deze zaak gaat het om een donorovereenkomst die partijen in 2017 hebben gesloten nadat [gedaagde] in 2015 sperma had gedoneerd voor IVF-behandelingen van [eiseres] . Na een IVF-behandeling is [eiseres] zwanger geraakt en in 2019 bevallen van een zoon. [eiseres] wil dat de donorovereenkomst uit 2017 wordt vernietigd, omdat zij heeft gedwaald bij het aangaan van de overeenkomst dan wel omdat zij door misbruik van omstandigheden heeft ingestemd met de overeenkomst. De vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen, omdat geen sprake is van een wilsgebrek.
[gedaagde] heeft tegenvorderingen ingediend die gedeeltelijk worden toegewezen. De rechtbank zal aan [eiseres] een contactverbod opleggen. Ook moet [eiseres] aan [gedaagde] een immateriële schadevergoeding betalen en moet zij haar nieuwe adres aan [gedaagde] doorgeven.
2De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 december 2024, met producties,
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties,
- het tussenvonnis van 7 mei 2025 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties,
- het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 17 september 2025 en de daarin genoemde stukken,
- de producties 3 tot en met 4 en een GBA-uittreksel van [eiseres] ; de toegezonden producties 1 en 2 worden geweigerd, omdat daartoe geen gelegenheid is gegeven en
- de antwoordakte van [gedaagde] met producties 18 en 19.
Ten slotte is vonnis bepaald.
3De feiten
In 2015 zijn [eiseres] en [gedaagde] samen in Macedonië geweest. [gedaagde] heeft toen sperma gedoneerd in een ziekenhuis in [plaats] ten behoeve van kunstmatige inseminatie bij [eiseres] .
[eiseres] en [gedaagde] hebben met elkaar gecommuniceerd over een donorovereenkomst. Zij hebben verschillende versies van de donorovereenkomst uitgewisseld. Een versie is op 9 januari 2016 door [eiseres] aan [gedaagde] gezonden.
Partijen hebben over de donorovereenkomst WhatsApp berichten aan elkaar gestuurd en zij hebben elkaar gemaild. Op 29 september 2017 heeft [eiseres] aan [gedaagde] onder meer geschreven:
‘Ik heb jou gevraag[d] een Donor contract om te maken. Nu het is afgesproken’
‘Als je niet doorgaat laat mij weten en ik ga het met de andere Donor regelen.’
‘Ik moet het wel vandaag weten’
‘Kun je mij laten weten wa[n]neer het kan?’
Op 4 oktober 2017 heeft [eiseres] aan [gedaagde] onder meer geschreven:
‘Zo het is klaar voor vrijdag om te teken(.)en’
‘Of ga ik de andere vragen… wat je wil’
‘ Dit is belangrijker dan een vve vergadering’
‘ Ik zie je rond 21.30 bij jou’
Op 5 oktober 2017 om 07:05 uur heeft [eiseres] aan [gedaagde] onder meer geschreven:
‘Ik ga straks bellen voor een afspraak voor morgen ochtend. Kun je mij aub [het] contract sturen!’
en om 09:50 uur: ‘Ik heb met de advocaat (…) telefonisch gesproken, het contract is in orde(.)’
[eiseres] heeft daarnaast het nummer van een advocatenkantoor aan [gedaagde] doorgegeven en aangedrongen op het maken van een afspraak bij de notaris.
In alle conceptversies van de donorovereenkomst die [eiseres] en [gedaagde] hebben uitgewisseld staat dat tussen [gedaagde] en het kind geen familierechtelijke betrekking zal ontstaan en dat zij afzien van alle rechten op legaal, financieel en emotioneel gebied die normaal gesproken zouden ontstaan tussen [gedaagde] en het kind (artikel 3). In de conceptversie V04 die [eiseres] heeft overgelegd als de op 5 oktober 2017 om 7:54 AM door [gedaagde] toegezonden versie staat in artikel 3 lid 1 nog een aparte alinea over het door [eiseres] nooit aan [gedaagde] vragen van financiële ondersteuning voor het kind en dit ook nooit nodig te hebben. In de door [gedaagde] als versie V04 op 5 oktober 2017 om 7:50 AM overgelegde versie staat die alinea (nog) niet. In een e-mail aan haar eerdere advocaat mr. [naam] heeft [eiseres] versie V07 doorgezonden die zij van [gedaagde] op 17 oktober 2017 heeft ontvangen, waarin deze alinea niet staat.
[eiseres] en [gedaagde] hebben op 23 oktober 2017 bij de notaris een donorovereenkomst gesloten. Daarin staat onder meer dat [gedaagde] (de donor) bereid is om zonder daartegenover staande vergoeding sperma te doneren ten behoeve van kunstmatige inseminatie en dat het sperma in 2015 is gedoneerd in een ziekenhuis in [plaats] (Macedonië). Verder staat in de overeenkomst dat partijen geen relatie met elkaar hebben, anders dan een zakelijke, dat tussen de donor en het kind of de kinderen geen familieleven en/of familierechtelijke betrekking zal ontstaan en dat [eiseres] geen financiële ondersteuning zal vragen voor de opvoeding, gelijk aan de hiervoor uit de ondertekende versie weergegeven aparte alinea. Uitgangspunt is tweemaal een bezoek van de donor aan het kind (op voorwaarde dat er geen familierechtelijke betrekkingen ontstaan), zodat het kind vanaf zijn jeugd weet van wie hij afstamt (artikel 3 lid 2). [gedaagde] verklaart zich bereid contact met het kind te onderhouden als het kind dat wil, met dien verstande dat dit op vriendschappelijke basis zal zijn en nimmer zal leiden tot het herstellen dan wel tot stand brengen van enig familieleven of familierechtelijke relatie (artikel 4 lid 4). [eiseres] en [gedaagde] hebben afgesproken elkaar op de hoogte te houden van eventuele wijzigingen in hun woonadres (artikel 4 lid 5).
Op [geboortedatum] 2019 is [minderjarige] geboren. [eiseres] is zijn moeder. Zij is zwanger geraakt na een IVF-behandeling in een kliniek in Macedonië. [gedaagde] is de biologische vader van [minderjarige] .
[eiseres] heeft in een gerechtelijke procedure verzocht het gerechtelijk vaderschap van [gedaagde] over [minderjarige] vast te stellen en verzocht een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] vast te stellen. De rechtbank Haarlem heeft [eiseres] bij beschikking van 8 januari 2020 niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoeken. De rechtbank heeft onder meer overwogen (in r.o. 6.8): “De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de moeder [ [eiseres] ] tegenover de gemotiveerde weerlegging door de man [ [gedaagde] ] onvoldoende heeft aangetoond dat zij de donorovereenkomst onder druk dan wel een ander wilsgebrek heeft getekend. De moeder heeft bovendien haar stelling dat de man het oogmerk had om het ouderschap ten aanzien van dit kind op zich te nemen niet onderbouwd. Dit leidt ertoe dat de man wel als biologische vader kan worden beschouwd, maar dat hij niet is aan te merken als de verwekker in juridische zin. De vrouw is daarom niet ontvankelijk in haar verzoek.”
[eiseres] heeft in november 2017 tegen [gedaagde] aangifte gedaan van mishandeling. De politierechter heeft [gedaagde] daarvan op 22 juni 2021 vrijgesproken.
[gedaagde] heeft tegen [eiseres] aangifte gedaan van valsheid in geschrifte en meineed. De officier van justitie heeft op 30 januari 2023 bericht dat het niet opportuun is om tot vervolging van [eiseres] over te gaan.
[eiseres] is na een aangifte door [gedaagde] in mei 2018 en een artikel 12 procedure, eerst door de rechtbank en in hoger beroep in een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 24 mei 2023 strafrechtelijk veroordeeld voor het tussen 9 maart 2018 en 3 juni 2019 wederrechtelijk en stelselmatig opzettelijk inbreuk maken op de levenssfeer van [gedaagde] (stalking). Aan [gedaagde] is een vergoeding van € 1.000,00 toegewezen voor immateriële schade (een bedrag van € 2.000,00 is afgewezen). In cassatie is de procedure ten aanzien van de schadevergoeding door de Hoge Raad terugverwezen naar het gerechtshof.
[eiseres] is op 14 juni 2021 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank van 17 maart 2021 over de omgang tussen [minderjarige] en [gedaagde] . Het gerechtshof Amsterdam heeft in een arrest van 31 oktober 2023 de vorderingen van [eiseres] die zien op omgang tussen [gedaagde] en [minderjarige] afgewezen. Het gerechtshof heeft overwogen dat indien het afgaat op de tekst van de bedingen van de donorovereenkomst waarvan [eiseres] nakoming vordert geen concrete afspraken zijn aan te wijzen op grond waarvan [eiseres] op dit moment een vordering ten aanzien van contact tussen [gedaagde] en [minderjarige] jegens [gedaagde] geldend kan maken.
In 2024 hebben de advocaten van [eiseres] , eerst mr. [naam] en daarna mr. Meijer, twee dagvaardingen uitgebracht met betrekking tot het vernietigen van de donorovereenkomst. Deze dagvaardingen zijn ingetrokken. [gedaagde] heeft in mei 2024 tegen mr. [naam] bij de Deken een klacht ingediend wegens (kort gezegd) rauwelijks dagvaarden.
4Het geschil
de vordering (conventie)
[eiseres] vordert - samengevat - en na intrekking van de vordering tot ontbinding van de donorovereenkomst om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de donorovereenkomst te vernietigen dan wel te bepalen dat [gedaagde] daaruit geen aanspraken kan ontlenen en dient af te zien van afspraken hieruit, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en nakosten.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met rente.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
de tegenvordering (reconventie)
[gedaagde] vordert om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
[eiseres] te verbieden om telefonisch, per e-mail, per sms/WhatsApp of langs een ander communicatiemiddel contact op te nemen met [gedaagde] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per keer dat [eiseres] het verbod overtreedt, met een maximum van € 50.000,00;
[eiseres] te verbieden om zich in een straal van 500 meter rondom [gedaagde] te begeven, zijn naasten of zijn woning, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per keer dat [eiseres] het gebod overtreedt, met een maximum van € 50.000,00;
[eiseres] te verbieden een nieuwe procedure over de donorovereenkomst en [minderjarige] te voeren tegen [gedaagde] , met uitzondering van het recht om tegen het vonnis van de rechtbank in hoger beroep te komen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,00 per keer dat [eiseres] het verbod overtreedt, met een maximum van € 250.000,00;
[eiseres] te gebieden om haar huidige woonadres (adres, huisnummer, postcode en woonplaats) aan [gedaagde] te verstrekken binnen veertien dagen na het vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [eiseres] het gebod overtreedt, met een maximum van € 50.000,00;
[eiseres] te veroordelen tot betaling van € 15.000,00 aan smartengeld, te vermeerderen met wettelijke rente en
[eiseres] te veroordelen in de (volledige) proceskosten en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
[eiseres] voert verweer. [eiseres] concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met (uitvoerbaar bij voorraad te verklaren) veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
5De beoordeling
de vordering (conventie)
Partijen zijn al jaren met elkaar in procedures betrokken. Dit is de derde civielrechtelijke procedure van [eiseres] tegen [gedaagde] waarin de donorovereenkomst onderwerp van geschil is. Volgens [eiseres] hebben partijen een affectieve relatie met elkaar gehad en is [gedaagde] daarom niet als (enkel) donor te beschouwen. Tussen [gedaagde] en [minderjarige] bestaat gelet op de relatie die partijen hebben gehad een familierechtelijke band en de donorovereenkomst strookt daar niet mee. [gedaagde] ziet dat anders. Partijen hebben volgens hem nooit een affectieve relatie gehad en [gedaagde] is niet meer dan donor.
Het is duidelijk dat partijen anders denken over hun relatie en uiteenlopende standpunten innemen over de rol van [gedaagde] ten opzichte van [minderjarige] . Het toetsmoment voor de vordering tot vernietiging van de donorovereenkomst ligt in oktober 2017, omdat partijen toen de donorovereenkomst sloten. Op dat moment was van een affectieve relatie tussen partijen in ieder geval geen sprake. Dat betekent ook dat, gelet op hetgeen staat in de donorovereenkomst, tussen [gedaagde] en [minderjarige] geen familierechtelijke betrekking heeft bestaan of zal ontstaan. Hierna zal blijken dat de donorovereenkomst niet kan worden vernietigd. Dit alles staat er los van dat partijen blijkbaar wel op goede voet met elkaar hebben gestaan in het verleden. Het is begrijpelijk dat [eiseres] aanvankelijk een andere kijk op de relatie had en dat zij voor [gedaagde] een grotere rol zal weggelegd dan enkel die van donor, los van hoe [gedaagde] dit heeft ervaren en heeft bedoeld. Daarbij is van betekenis dat [gedaagde] meerdere keren met [eiseres] in Macedonië is geweest, dat hij daar de familie van [eiseres] heeft ontmoet en dat hij in 2015 sperma heeft gedoneerd met als doel het tot stand brengen van een zwangerschap bij [eiseres] . [gedaagde] en [eiseres] hebben ook gesproken over namen voor het kind en mogelijk contact tussen [gedaagde] en het kind. Dit kan er echter niet toe leiden dat [gedaagde] op juridisch vlak een grotere rol dan die van donor kan hebben.
geen verjaring
Volgens [gedaagde] is de vordering verjaard op grond van artikel 3:52 aanhef en onder b en c van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit artikel bepaalt dat een rechtsvordering tot vernietiging van een rechtshandeling in het geval van dwaling drie jaren nadat de dwaling is ontdekt verjaart en in het geval van misbruik van omstandigheden drie jaren nadat de invloed heeft opgehouden te werken. Op 9 juli 2019 heeft [eiseres] [gedaagde] betrokken in een procedure over het donorcontract. Zij beriep zich toen op een wilsgebrek. De verjaringstermijn verstreek op 9 juli 2022 en voordien is die termijn niet gestuit, aldus [gedaagde] . Volgens [eiseres] is de verjaringstermijn aangevangen na de laatste procedure over de omgang bij het gerechtshof en dus op 15 november 2023 toen zij besefte wat de gevolgen van de donorovereenkomst zijn.
Het gerechtshof heeft in het arrest van 31 oktober 2023 overwogen (r.o. 3.2) dat indien het afgaat op de tekst van de bedingen van de donorovereenkomst waarvan [eiseres] nakoming vordert, geen concrete afspraken tussen [gedaagde] en [eiseres] zijn aan te wijzen, op grond waarvan [eiseres] op dit moment een vordering ten aanzien van contact tussen [gedaagde] en [minderjarige] in rechte jegens [gedaagde] geldend kan maken. Het is aannemelijk dat [eiseres] op dat moment daadwerkelijk besefte dat het donorcontract in de weg staat aan omgang tussen [gedaagde] en [minderjarige] en dat zij toen ook de feiten heeft ontdekt die zij ten grondslag legt aan het beroep op dwaling. Nu zij binnen drie jaren daarna deze procedure is gestart, is de vordering gegrond op dwaling niet verjaard. Uit het donorcontract volgt verder dat [gedaagde] aanvankelijk onder voorwaarden open stond voor contact met [minderjarige] . Met de procedure over de omgang, waarin [gedaagde] liet blijken geen omgang te willen met [minderjarige] , kwam voor [eiseres] daarover duidelijkheid. Toen hielden de feiten die [eiseres] ten grondslag legt aan het beroep op misbruik van omstandigheden op te werken. Ook de vordering tot vernietiging wegens misbruik van omstandigheden is daarom niet verjaard.
geen rechtsverwerking
Het beroep van [gedaagde] op rechtsverwerking slaagt niet. Daarvoor is enkel tijdsverloop onvoldoende. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het gerechtvaardigd vertrouwen wordt gewekt dat de aanspraak niet meer geldend zal worden gemaakt of waardoor zijn positie onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard als de aanspraak alsnog geldend zal worden gemaakt. Het - tweemaal - intrekken van een dagvaarding in 2024 over het onderwerp dat in deze procedure aan de orde is gesteld, is daartoe onvoldoende.
gezag van gewijsde staat niet aan beoordeling in de weg
[gedaagde] betoogt dat hetgeen [eiseres] vordert al onderwerp is geweest in de procedure die heeft geleid tot de beschikking van 8 januari 2020 (3.6) en dat [eiseres] gelet op het ne bis in idem principe niet-ontvankelijk moet worden verklaard. In genoemde procedure verzocht [eiseres] de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [gedaagde] van [minderjarige] en het vaststellen van een bedrag aan kinderalimentatie. In deze procedure vordert [eiseres] vernietiging van de donorovereenkomst op grond van een wilsgebrek. Hoewel in al deze procedures de geldigheid van de donorovereenkomst centraal staat, is de grondslag van de vordering in deze procedure anders dan die in de verzoekschriftprocedures. [eiseres] moet de gelegenheid hebben om in rechte de overeenkomst aan te tasten en die vordering kan enkel in deze procedure worden voorgelegd. Het gezag van gewijsde van de beschikking van 8 januari 2020 staat daaraan niet in de weg.
de donorovereenkomst is niet vernietigbaar
[eiseres] legt het volgende aan haar beroep op dwaling ten grondslag. [eiseres] dacht dat de donorovereenkomst zag op het afzien van financiële verplichtingen door [gedaagde] en niet op het doen van afstand van familierechtelijke betrekkingen. Voor zover in de donorovereenkomst bepalingen staan die een familierechtelijke betrekking tussen [gedaagde] en het kind uitsluiten, zijn deze nietig. Deze zijn in strijd met dwingendrechtelijke bepalingen en internationale verdragsbepalingen. Als [eiseres] de werkelijke strekking van de donorovereenkomst zou hebben begrepen, zou zij daarmee niet akkoord zijn gegaan. Partijen hadden een affectieve relatie en [eiseres] dacht dat de relatie zou voortduren. Partijen hadden een gezamenlijke kinderwens. Verder had [eiseres] een beperkte kennis van de Nederlandse taal. Zij heeft de donorovereenkomst niet laten bekijken door een advocaat. [gedaagde] betwist dat [eiseres] heeft gedwaald.
Artikel 6:228 BW bepaalt dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, onder andere vernietigbaar is indien de wederpartij in verband met hetgeen hij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten. Voor een geslaagd beroep op vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling is dus nodig: 1) een onjuiste voorstelling van zaken, 2) die is ontstaan doordat [gedaagde] [eiseres] had moeten inlichten en 3) die zo belangrijk is dat [eiseres] de overeenkomst niet zou hebben gesloten als zij een juiste voorstelling van zaken had gehad.
In de donorovereenkomst staat met deze exacte woorden dat tussen [gedaagde] en het kind geen familierechtelijke betrekking zal ontstaan. Dat staat ook in alle (in ieder geval zeven) conceptversies die partijen met elkaar hebben gedeeld. Als er van uit wordt gegaan dat [eiseres] dacht dat de werkelijke situatie anders zou zijn, helpt dat haar niet. [eiseres] heeft niet laten zien dat zij in dat geval (dus bij een juiste voorstelling van zaken), de donorovereenkomst niet zou hebben gesloten of dat deze een andere inhoud zou hebben gehad. Onbetwist is dat [eiseres] een sterke kinderwens had. Zij stelt zelf dat de tijd begon te dringen gezien haar medische toestand en haar leeftijd (op het moment van de geslaagde IVF-behandeling 40 jaar). In de WhatsApp berichten die [eiseres] aan [gedaagde] heeft gestuurd over de donorovereenkomst, schrijft zij dat als [gedaagde] niet akkoord gaat, zij verder zal gaan met een andere donor. Het heeft er daarom alle schijn van dat voor [eiseres] alleen of in de eerste plaats het donorschap van belang was. Zij heeft ook in januari 2016 als eerste een donorovereenkomst aan [gedaagde] toegezonden. Bovendien blijkt uit de WhatsApp berichten van [eiseres] aan [gedaagde] in september en oktober 2017 onmiskenbaar dat [eiseres] degene was die aandrong op het tekenen van de overeenkomst en daartoe druk uitoefende op [gedaagde] . In dat licht bezien heeft [eiseres] geen aanknopingspunten gegeven dat zij haar handelen zou hebben aangepast als zou blijken dat door de donorovereenkomst geen familierechtelijke betrekking zou ontstaan, met andere woorden dat de familierechtelijke betrekking zo belangrijk voor haar was. Zij heeft dus niet aannemelijk gemaakt dat zij de donorovereenkomst niet zou hebben getekend als zij met het ontbreken van familierechtelijke betrekkingen bekend was geweest. Daarmee ontbreekt het oorzakelijke verband tussen de gestelde dwaling en het tekenen van de donorovereenkomst. De stelling van [eiseres] dat in de donorovereenkomst meerdere bepalingen staan die de familierechtelijke gevolgen uitsluiten en dat die bepalingen nietig zijn, snijdt geen hout. De donorovereenkomst is een overeenkomst die in het geval van donorschap gebruikelijk is. De Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting, laatstelijk aangepast per 1 april 2025, gaat uit van de mogelijkheid dat een donor geen familierechtelijke betrekkingen heeft met het verwekte kind. Van nietige bepalingen in de donorovereenkomst is geen sprake.
[eiseres] stelt dat zij zich door [gedaagde] onder druk gezet voelde om de donorovereenkomst te ondertekenen. Zij had een sterke kinderwens en stond onder tijdsdruk vanwege medische factoren en haar leeftijd. Zij onderging hormoonbehandelingen, had emotionele stress en er was een taalbarrière. [gedaagde] wist dat en gebruikte deze omstandigheden om [eiseres] te bewegen akkoord te gaan. [gedaagde] bestrijdt dat hij misbruik van omstandigheden heeft gemaakt.
Een rechtshandeling is vernietigbaar wanneer zij door misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen (artikel 3:44 lid 1 BW) . Misbruik van omstandigheden is aanwezig wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, wordt bewogen tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert en hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou moeten weerhouden. [eiseres] moet stellen en bewijzen dat van misbruik van omstandigheden sprake is. Het is [eiseres] geweest die op [gedaagde] druk heeft uitgeoefend om (snel) tot ondertekening van de donorovereenkomst over te gaan. Dat blijkt uit de WhatsApp berichten die [eiseres] in september en oktober 2017 aan [gedaagde] heeft gestuurd. [eiseres] heeft niets laten zien waaruit blijkt dat [gedaagde] degene is geweest die druk heeft uitgeoefend op [eiseres] . De berichten geven het beeld dat [gedaagde] wist van de sterke kinderwens van [eiseres] en dat hij bereid is geweest om daaraan mee te werken en dat zij anders naar een andere donor zou stappen, meer niet. Het beroep op misbruik van omstandigheden door [gedaagde] slaagt niet.
slotsom en kosten
Dit betekent dat de vorderingen van [eiseres] niet kunnen worden toegewezen.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van [gedaagde] vergoeden. [eiseres] zal niet worden veroordeeld in de werkelijke proceskosten, zoals [gedaagde] vordert. Om daarvoor in aanmerking te komen gelden (strenge) voorwaarden, waaraan in dit geval niet is voldaan. Die voorwaarden zijn dat de aangesproken partij misbruik van procesrecht heeft gemaakt of onrechtmatig heeft gehandeld, omdat de vordering gelet op de evidente ongegrondheid niet had mogen worden ingesteld. Hiervan kan sprake zijn als de vordering is gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan de eisende partij de onjuistheid kende of moest kennen, dan wel op stellingen waarvan op voorhand duidelijk is dat die geen kans van slagen hebben. Gelet op het recht op toegang tot de rechter (artikel 6 EVRM) , moet de rechter terughoudend toetsen. Zoals uit het voorgaande blijkt, kon [eiseres] enkel in deze procedure de donorovereenkomst proberen aan te tasten. [eiseres] maakt geen misbruik van procesrecht en van een evident ongegronde vordering is geen sprake. Aan de voorwaarden voor een veroordeling in de werkelijke proceskosten is niet voldaan.
De proceskosten van [gedaagde] (inclusief nakosten) worden begroot op:
|
- griffierecht |
€ |
320,00 |
|
|
- salaris advocaat |
€ |
1.535,00 |
(2,5 punten × € 614,00) |
|
- nakosten |
€ |
178,00 |
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing) |
|
Totaal |
€ |
2.033,00 |
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen.
de tegenvordering (reconventie)
geen locatieverbod, wel een contactverbod
[gedaagde] vordert een contact- en locatieverbod. En dergelijk verbod vormt een inbreuk op het aan ieder toekomende recht om vrijelijk te communiceren en om zich vrijelijk te kunnen verplaatsen. Voor het toewijzen van zo’n maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo’n inbreuk kunnen rechtvaardigen. Daarbij is een locatieverbod een grotere inbreuk op deze persoonlijke rechten dan een contactverbod, zodat de lat daarvoor relatief hoger ligt.
[eiseres] is in het verleden veroordeeld voor kort gezegd stalking van [gedaagde] tussen 9 maart 2018 en 3 juni 2019. Niet is gebleken dat [eiseres] [gedaagde] , zijn naasten of zijn woning recentelijk heeft opgezocht. [gedaagde] heeft verklaard dat het in het afgelopen jaar om online stalking door [eiseres] gaat. Dit brengt mee dat er op dit moment geen concrete en reële dreiging is dat [eiseres] [gedaagde] direct benadert. De relatief hoge lat voor een locatieverbod wordt daarom niet gehaald en zo’n verbod is dan ook niet gerechtvaardigd. De vordering wordt afgewezen.
[gedaagde] vordert daarnaast dat het [eiseres] wordt verboden om telefonisch, per e-mail, per sms/WhatsApp of langs een ander communicatiemiddel contact op te nemen met [gedaagde] . [gedaagde] stelt dat [eiseres] met hem in contact wil blijven, dat zij personen uit zijn omgeving heeft benaderd met beschuldigingen van kindermisbruik en dat zij hem nu ongeveer een jaar online lastigvalt.
Gebleken is dat [eiseres] de bepalingen van de donorovereenkomst niet naast zich kan neerleggen waar het gaat om het ontbreken van een familierechtelijke band tussen [gedaagde] en [minderjarige] en de gevolgen daarvan. [eiseres] heeft verklaard dat zij er alles aan zal doen om onder de donorovereenkomst uit te komen. Het is duidelijk dat [eiseres] haar conflict met [gedaagde] niet achter zich kan laten. Zij heeft verder de door [gedaagde] gestelde feiten over het (online) lastigvallen niet weersproken, zodat er van moet worden uitgegaan dat die feiten juist zijn. [eiseres] blijft hardnekkig contact zoeken met [gedaagde] en dat maakt een grote inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer. [gedaagde] heeft er dan ook belang bij dat [eiseres] geen contact meer met hem zoekt. Het contactverbod zoals dat is gevorderd is toewijsbaar. Gelet op de proportionaliteit zal het verbod voor de duur van twee jaren worden opgelegd. De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen en gemaximeerd.
De vordering van [gedaagde] houdt niet in dat [eiseres] zich moet onthouden van uitlatingen over [gedaagde] op social media. De rechtbank kan op dat punt dan ook geen verbod opleggen, maar gaat er van uit dat [eiseres] geen uitlatingen over [gedaagde] meer zal doen op social media.
geen procedeerverbod
[gedaagde] vordert een procedeerverbod voor zover het gaat om procedures van [eiseres] over de donorovereenkomst en [minderjarige] . Hiertoe voert hij aan dat [eiseres] hem de afgelopen zeven jaren stelselmatig heeft bestookt met procedures of daarmee heeft gedreigd. In 2024 zijn drie dagvaardingen betekend, waarvan twee dagvaardingen zijn ingetrokken. Het gaat om juridisch kansloze procedures. [eiseres] heeft gezegd dat zij er alles aan zal doen om onder de donorovereenkomst uit te komen, aldus [gedaagde] .
[eiseres] verweert zich en voert daartoe aan dat zij niet eerder dan in deze procedure vorderingen heeft ingediend over de vernietiging van de donorovereenkomst.
Het recht op toegang tot de rechter is een fundamenteel recht, zodat bij het inperken daarvan terughoudendheid geboden is. Voor het toewijzen van het door [gedaagde] gevorderde procedeerverbod is slechts ruimte als [eiseres] misbruik maakt of dreigt te maken van de bevoegdheid om te procederen. Daarvan kan in het bijzonder sprake zijn bij het instellen van duidelijk ongegronde of al eerder afgewezen vorderingen, terwijl geen sprake is van nieuwe feiten. In de afgelopen zeven jaren zijn meerdere procedures tussen partijen gevoerd. Het procedeerverbod zoals dat is gevorderd ziet op civielrechtelijke procedures. Verder zijn de strafrechtelijke procedures door zowel [eiseres] als [gedaagde] gestart. De strafrechtelijke procedures wegen daarom niet mee bij de vraag of een procedeerverbod gerechtvaardigd is.
[eiseres] is drie civielrechtelijke procedures begonnen - één over de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap en kinderalimentatie, één over de omgang en ten derde deze procedure - waarin de donorovereenkomst onderwerp van geschil is (geweest). De vernietiging van de overeenkomst is voor het eerst in deze procedure gevorderd. [eiseres] mocht daarover procederen, want op dat specifieke punt heeft nog geen rechter een oordeel gegeven. Niet kan worden gezegd dat deze procedure evident ongegrond is of dat [eiseres] misbruik van procesrecht maakt met dit geschil. Daarom is geen grond aanwezig voor de verstrekkende maatregel van een procedeerverbod. Voor [eiseres] moet na deze procedure wel duidelijk zijn dat zij in beginsel (met uitzondering van hoger beroep in deze zaak) niet meer kan procederen over de donorovereenkomst. Zij heeft dan gerechtelijke uitspraken over de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap, de kinderalimentatie, de omgang en de vernietiging van de donorovereenkomst.
adres [eiseres]
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [eiseres] naar [woonplaats 1] zal gaan verhuizen naar de [adres] . [eiseres] heeft toegezegd een GBA-uittreksel over te leggen met haar nieuwe adres. In het GBA-uittreksel dat zij na de mondelinge behandeling aan de rechtbank heeft toegestuurd, staat haar (volgens [eiseres] tijdelijke) adres in [woonplaats 2] . [eiseres] heeft geschreven dat zij wegens haar privacy haar nieuwe adres niet wil doorgeven aan [gedaagde] . In artikel 4 lid 5 van de donorovereenkomst staat dat partijen elkaar op de hoogte zullen houden van wijzigingen in hun woonadres. [gedaagde] vordert nakoming van die bepaling. Nu [eiseres] gaat verhuizen en niet vaststaat dat zij vrijwillig aan die bepaling gevolg zal geven als zij is verhuisd naar haar nieuwe adres in [woonplaats 1] , zal de vordering van [gedaagde] om [eiseres] te gebieden haar adres door te geven, als volgt worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd.
immateriële schadevergoeding
[gedaagde] vordert € 15.000,00 aan immateriële schadevergoeding wegens aantasting van zijn persoon als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b BW. [eiseres] heeft [gedaagde] in de afgelopen zeven jaren gestalkt en diverse pogingen gedaan om hem in haar leven en dat van [minderjarige] te krijgen. Dat en de mededeling van [eiseres] dat zij nooit zal stoppen om onder de donorovereenkomst uit te komen, maken dat [eiseres] de bedoeling heeft om [gedaagde] te beschadigen, aldus [gedaagde] .
Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] de schade niet onderbouwd en ontbreekt causaal verband tussen haar handelen en de gestelde schade.
Van een aantasting in de persoon op andere wijze is in ieder geval sprake als de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Alleen ergernis en ‘meer of minder sterk psychisch onbehagen’ zijn onvoldoende om te worden aangemerkt als geestelijk letsel. Uit vaste rechtspraak volgt dat aan de onderbouwing van de concrete gevolgen minder hoge eisen worden gesteld naarmate op grond van de aard en de ernst van de normschending eerder aannemelijk is dat de benadeelde daardoor ernstig zal zijn getroffen. Of daarvan sprake is, hangt af van de aard en de ernst van de normschending, het daardoor getroffen belang en de ernst van de feitelijke gevolgen.
In dit geval kan de aantasting van de persoon op andere wijze worden aangenomen. Daarbij is met name relevant dat [eiseres] is veroordeeld voor het wederrechtelijk en stelselmatig opzettelijk inbreuk maken op de levenssfeer van [gedaagde] , dat zij evenwel daarna [gedaagde] is blijven benaderen en is overgegaan op online stalking. Ook de duur van het lastigvallen speelt een rol, die betreft inmiddels 7 jaar. [eiseres] is zeer volhardend in haar overtuiging dat de donorovereenkomst niet geldend is en deinst er niet voor terug om dit onder de aandacht te blijven brengen van [gedaagde] . Naar algemene ervaringsregels is aannemelijk dat dit een aantasting is van zijn persoonlijke levenssfeer en een negatieve weerslag heeft op [gedaagde] . [gedaagde] heeft daarom recht op schadevergoeding. Voor de hoogte van de vergoeding heeft de rechtbank gekeken naar de Smartengeldgids en ook naar de zogeheten ‘Rotterdamse Schaal’. Bij schending van de eer en goede naam Categorie ‘meest ernstig’ ligt de vergoeding tussen € 3.000,00 en € 13.000,00. Dit biedt een aanknopingspunt voor deze zaak, omdat de aantasting van de persoonlijke levenssfeer qua impact op de persoon vergelijkbaar is met aantasting van de eer en goede naam. Gelet op de duur van de handelingen in deze zaak en de volhardendheid van [eiseres] vindt de rechtbank een vergoeding van € 5.000,00 passend. De door de strafrechter toegewezen ‘vordering benadeelde partij terzake immateriële schade’ geldt hierbij als een voorschot op deze immateriële schadevergoeding en wordt dus van dit bedrag afgetrokken. De gevorderde wettelijke rente is niet betwist en zal worden toegewezen.
proceskosten en nakosten
[eiseres] is ook in reconventie de - grotendeels - in het ongelijk gestelde partij en zal daarom in de proceskosten (inclusief nakosten) van [gedaagde] worden veroordeeld. Voor zover [gedaagde] ook in reconventie de werkelijke proceskosten vergoed wil zien, bestaat daarvoor geen ruimte, gezien het strenge toetsingskader om te kunnen overgaan tot een dergelijke veroordeling. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
|
- salaris advocaat |
€ |
1.228,00 |
(2 punten × € 614,00) |
|
- nakosten |
€ |
100,00 |
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing) |
|
Totaal |
€ |
1.328,00 |
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen.
6De beslissing
De rechtbank
in conventie
wijst de vorderingen af,
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van [gedaagde] begroot op € 2.033,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de betalingsveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald en
verklaart de kostenveroordelingen onder 6.2. en 6.3. uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
verbiedt [eiseres] om gedurende twee jaren na betekening van dit vonnis telefonisch, per e-mail, per sms/WhatsApp of langs een ander communicatiemiddel contact op te nemen met [gedaagde] en veroordeelt [eiseres] om aan [gedaagde] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere keer dat zij het verbod overtreedt, tot een maximum van € 50.000,00,
gebiedt [eiseres] om binnen veertien dagen na haar verhuizing naar haar nieuwe adres en niet eerder dan na veertien dagen na de betekening van dit vonnis haar adres (straat, huisnummer, postcode en woonplaats) aan [gedaagde] te verstrekken en veroordeelt [eiseres] om aan [gedaagde] een dwangsom te betalen van € 250,00 per dag dat [eiseres] dit gebod niet naleeft, tot een maximum van € 10.000,00,
veroordeelt [eiseres] tot het betalen van een immateriële schadevergoeding van € 4.000,00 (vierduizend euro) aan [gedaagde] , te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis,
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van [gedaagde] begroot op € 1.328,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning, rechter, bijgestaan door mr. C.E.P. Honing, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2025.
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733
