Essentie (gemaakt door AI)
Hoger beroep over vervangende toestemming voor inschrijving minderjarige bij Koranschool en videobelregeling. Toepassing art. 1:253a BW: afweging belangen ouders en kindbelang. Hof verwerpt bezwaren vader; geen aanwijzing voor manipulatie of belemmering band met vader. Vervangende toestemming verlengd tot einde schooljaar waarin kind tien jaar wordt (tot 1-9-2027). Videobelregeling in overleg partijen gewijzigd: vader plant wekelijks uiterlijk op zondag per e-mail 2 belmomenten; wijzigingen geeft hij voor 4 uur door.
| Datum publicatie | 19-12-2025 |
| Zaaknummer | 200.357.221/01 |
| Procedure | Hoger beroep |
| Zittingsplaats | Den Haag |
| Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
| Trefwoorden | Kinderen; Gezagsgeschil 1:253a BW |
| Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming weekendschool voor godsdienstonderwijs. Videobelregeling. Proceskosten.Volledige uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
Bestandsnaam:
zaaknummer : 200.357.221/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 25-771
zaaknummer rechtbank : C/09/679590
beschikking van de meervoudige kamer van 12 november 2025
inzake
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. H. Zobuoglu te Amsterdam,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M. Erik te Den Haag.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming, regio Haaglanden,
locatie: Den Haag,
hierna te noemen: de raad.
1Het verloop van het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Den Haag (hierna ook: de rechtbank) van 25 april 2025, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).
2Het geding in hoger beroep
De vader is op 22 juli 2025 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
De moeder heeft op 10 september 2025 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
De vader heeft op 19 september 2025 een verweerschrift in incidenteel hoger beroep ingediend.
Bij het hof is verder ingekomen:
-
een journaalbericht van de zijde van de vader van 15 augustus 2025 met bijlage, ingekomen op 18 augustus 2025;
-
een journaalbericht van de zijde van de moeder van 19 september 2025 met bijlage, ingekomen op diezelfde datum;
-
een journaalbericht van de zijde van de moeder van 23 september 2025 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum.
De raad heeft het hof bij brief van 3 september 2025 bericht niet op de mondelinge behandeling te zullen verschijnen.
De voorzitter heeft op 17 september 2025 met de hierna te noemen minderjarige [minderjarige 1] gesproken.
De mondelinge behandeling heeft op 26 september 2025 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
-
de man, bijgestaan door zijn advocaat en [tolk] , tolk in de Turkse taal;
-
de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
3De feiten
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
Partijen zijn gehuwd op [huwelijksdatum] 2016 te [huwelijksplaats] , Turkije.
Zij zijn de ouders van de volgende nog minderjarige kinderen:
-
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] , Turkije (hierna te noemen: de minderjarige);
-
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2022 te [geboorteplaats] ,
tezamen te noemen: de kinderen.
De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de minderjarige uit.
De minderjarige verblijft bij de moeder.
De moeder heeft de Nederlandse nationaliteit en de vader heeft de Turkse nationaliteit.
De moeder heeft op 11 oktober 2024 een echtscheidingsprocedure bij de rechtbank Den Haag aanhangig gemaakt, bekend onder zaak- en rekestnummer C/09/673947 / FA RK 24-7325.
4De omvang van het geschil
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, uitvoerbaar bij voorraad:
-
aan de moeder vervangende toestemming verleend, welke de toestemming van de vader vervangt, om de minderjarige gedurende dit jaar (2025) in te schrijven bij de weekendschool voor godsdienstonderwijs van [de Koranschool] (hierna ook: de Koranschool), zodat hij zijn lessen dit jaar kan afronden;
-
vastgesteld dat partijen het volgende zijn overeengekomen ten aanzien van de videobelregeling:
o tussen de vader en de kinderen zal elke dag om 19:30 een videobelmoment plaatsvinden.
- het meer of anders verzochte is afgewezen.
De vader is het niet eens met die beslissing. Hij verzoekt het hof in principaal hoger beroep om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op de gronden als vermeld, eventueel onder aanvulling en verbetering van deze gronden, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de verzoeken van de moeder in eerste aanleg dienen te worden afgewezen en aan de moeder geen vervangende toestemming toekomt c.q. deze dient te worden ingetrokken om de minderjarige dit jaar (2025) in te schrijven bij de weekendschool voor godsdienstonderwijs van [de Koranschool] (hierna ook: de moskee). Kosten rechtens.
De moeder voert verweer, strekkende tot niet ontvankelijk verklaring van de man in zijn hoger beroep althans afwijzing van zijn verzoeken. Zij verzoekt in incidenteel hoger beroep om de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, bij (het hof begrijpt:) beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
-
de moeder vervangende toestemming te verlenen, welke de toestemming van de vader vervangt, om de minderjarige in te schrijven bij de weekendschool voor godsdienstonderwijs van [de Koranschool] ;
-
een belregeling tussen de vader en de kinderen vast te stellen inhoudende dat de vader twee keer per week de kinderen belt om 19.30 uur, althans een regeling zoals het hof in goede justitie zal vermenen te behoren;
-
de bestreden beschikking ten aanzien van de overige verzoeken te bekrachtigen.
Kosten rechtens.
De man voert in het incidenteel hoger beroep verweer en verzoekt de vrouw niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken althans deze af te wijzen en de belregeling die is overeengekomen in stand te laten.
5De motivering van de beslissing
Het hof zal hieronder achtereenvolgens de geschilpunten omtrent de Koranschool en de videobelregeling bespreken.
De Koranschool
Partijen hebben een geschil over de deelname van de minderjarige aan de Koranschool in het weekend en over de periode waarvoor de vervangende toestemming van de rechtbank is gegeven. De moeder heeft het hof gevraagd om de vervangende toestemming te verlenen voor een langere periode dan de rechtbank heeft gedaan.
Uit artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter kunnen worden voorgelegd. Geschillen als het onderhavige vallen onder dit artikel. Op grond hiervan dient het hof in het onderhavige geschil waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over de schoolkeuze van het kind, ook als dat gaat om deelname aan een weekendschool, een zodanige beslissing te nemen als het hof allereerst in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt echter ook dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing daarom alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.
De vader voert -kort gezegd- aan dat het volgen van weekendonderwijs aan de Koranschool niet geschikt is voor een kind van acht jaar oud. Hij vreest dat de minderjarige gemanipuleerd wordt en dat hij wordt beperkt in zijn vrijheid van godsdienstkeuze als hij ouder is. De vader is bang dat de Koranlessen een negatieve invloed zullen hebben op de vader-kind relatie. De vrouw heeft kritiek op zijn werk als DJ en hij is bang dat het beeld van moeder door de Koranlessen wordt versterkt en dit alles bij de minderjarige een loyaliteitsconflict zal veroorzaken. De vader wil niet dat de minderjarige religieus wordt opgevoed. De vader verwijst naar een uitspraak van dit hof van 13 maart 2024 (ECLI:NL:GHDHA:2024:693). De vader stelt voorts dat hij niet weet wat de minderjarige leert op de Koranschool en dat hij niet wil dat de minderjarige daar onderwijs volgt. Wat betreft de periode waarvoor de toestemming is gegeven, stelt de vader dat de rechtbank heeft bedoeld om vervangende toestemming te geven voor het schooljaar dat eindigt in 2025 (dus tot de zomerstop in 2025), niet het kalenderjaar 2025.
De moeder voert verweer en stelt dat de Koranschool belangrijk is om de minderjarige te leren over zijn achtergrond en over het zijn van moslim. Er wordt geen streng onderwijs gegeven en het heeft geen invloed op de band tussen de vader en de minderjarige. De vader kan informatie krijgen als hij daarom vraagt en het staat hem vrij om de imam daarvoor te benaderen. Volgens de moeder heeft de rechtbank vervangende toestemming gegeven voor het kalenderjaar 2025. De moeder wil dat de minderjarige de lessen kan blijven volgen en vraagt daarom om vervangende toestemming voor onbepaalde tijd.
Het hof overweegt als volgt. Uit het dictum van de bestreden beschikking volgt naar het oordeel van het hof dat vervangende toestemming is gegeven voor de inschrijving aan de Koranschool voor het kalenderjaar 2025. Het hof zal die periode niet inkorten maar verlengen en legt hierna uit waarom. De vader wenst niet dat de minderjarige religieus wordt opgevoed. De moeder wil daarentegen de minderjarige via de Koranschool een basis meegeven die voor haar belangrijk is. De ouders hebben beiden een te respecteren belang om de minderjarige kennis te laten maken met hun godsdienstige overtuiging in de tijd dat de minderjarige bij een van de ouders verblijft.
Het hof overweegt dat nergens uit blijkt dat de minderjarige door het volgen van weekendonderwijs op de Koranschool zou worden gemanipuleerd of iets zou leren waardoor hij de vader zou afwijzen. De vader heeft zijn stellingen dat daarvan wél sprake is niet nader onderbouwd, noch heeft hij voldoende onderbouwd dat hij zich heeft verdiept in de inhoud van de lessen bij de moskee. De casus die leidde tot de uitspraak van dit hof waarop de vader zich beroept, is naar het oordeel van het hof op wezenlijke punten verschillend van onderhavige zaak. In de zaak waarnaar door vader wordt verwezen, ging het om het recht op neutraal basisonderwijs, terwijl het in deze zaak gaat om een religieuze weekendschool met een paar uur les op zaterdag, gevolgd in de periode dat de moeder de zorg over de minderjarige heeft.
Het hof is van oordeel dat het niet in strijd is met het belang van de minderjarige om in het weekend een paar uur naar de Koranschool te gaan. De moeder wil de minderjarige een basis meegeven die voor de moeder belangrijk is. Als de vader zijn levensvisie op de minderjarige wil overbrengen, kan hij dat doen in de tijd die hij met de minderjarige doorbrengt. Er is geen enkele aanwijzing dat het volgen van de lessen bij de Koranschool door de minderjarige de vader daarin zou beperken.
Uit de informatie van de Koranschool (bijlage bij het journaalbericht van de zijde van de moeder van 19 september 2025) blijkt dat de minderjarige in een groep zit met kinderen tot tien jaar oud. De moeder heeft het hof verzocht om vervangende toestemming te geven voor een langere periode zodat de minderjarige de lessen die in deze groep worden gegeven, kan afmaken. Het hof zal daarom vervangende toestemming geven tot en met het schooljaar waarin de minderjarige tien jaar oud wordt. De minderjarige wordt op [geboortedatum] 2027 tien jaar oud. Dat betekent concreet dat het hof vervangende toestemming verleent voor inschrijving bij de Koranschool voor weekendonderwijs voor het schooljaar 2026/2027. Om verwarring te voorkomen, zal het hof de vervangende toestemming laten eindigen op 1 september 2027. Tot die datum mag de minderjarige dus lessen volgen bij de weekendschool voor godsdienstonderwijs van [de Koranschool] .
De videobelregeling
Het hof overweegt over de videobelregeling als volgt. Partijen zijn tijdens de zitting in eerste aanleg een videobelregeling met elkaar overeengekomen waarvan de moeder in hoger beroep wijziging heeft verzocht. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep zijn partijen het eens geworden over een wijziging van de videobelregeling. Het hof stelt vast dat partijen de overeengekomen videobelregeling wijzigen zodat deze thans als volgt luidt:
- de vader zal de moeder elke week op (uiterlijk) zondag mailen op welke dagen van de daar op volgende week hij met de kinderen zal (video)bellen. Als het de vader niet lukt om op een van de door hem aangekondigde dag(en) te bellen, zal hij dat aan de moeder laten weten voor 16.00 uur van de dag dat het niet lukt om te bellen.
Proceskosten
Gelet op de familierechtelijke aard van het geschil zal het hof de proceskosten tussen partijen compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit leidt tot de volgende beslissing.
6De beslissing
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover daarin aan de moeder vervangende toestemming is verleend, welke de toestemming van de vader vervangt, om de minderjarige gedurende het jaar 2025 in te schrijven bij de weekendschool voor godsdienstonderwijs van [de Koranschool] ;
verleent aan de moeder vervangende toestemming, welke de toestemming van de vader vervangt, om de minderjarige in te schrijven bij de weekendschool voor godsdienstonderwijs van [de Koranschool] om lessen te volgen tot uiterlijk 1 september 2027, welke vervangende toestemming geldig is tot en met 31 augustus 2027;
stelt vast dat partijen zijn overeengekomen dat de door hen eerder overeengekomen en door de rechtbank bij bestreden beschikking vastgestelde videobelregeling thans inhoudt:
- dat de vader de moeder elke week op (uiterlijk) zondag zal mailen op welke dagen van de daar op volgende week hij met de kinderen zal (video)bellen. Als het de vader niet lukt om op een van de door hem aangekondigde dag(en) te bellen, zal hij dat aan de moeder laten weten voor 16.00 uur van de dag dat het niet lukt om te bellen;
compenseert de proceskosten tussen partijen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.J.M. Smid-Verhage, voorzitter, G.G.B. Boelens en J. van der Hoeven, leden, bijgestaan door mr. P.J. Salomons als griffier, en is op 12 november 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733
