Rechtbank Zeeland-West-Brabant 15-10-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:6955


Datum publicatie16-12-2025
Zaaknummer11281153 CV EXPL 24-2945
ProcedureBodemzaak
ZittingsplaatsMiddelburg
RechtsgebiedenCiviel recht; Verbintenissenrecht
TrefwoordenMeerderjarigenbescherming; Bewind
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

Procedure tegen bewindvoerder als bewindvoerder van onderbewindgestelde, maar ook persoonlijk. Eiser had een zorgovereenkomst gesloten met onderbewindgestelde, zonder instemming van de bewindvoerder. Omdat toestemming van de bewindvoerder vereist is (artikel 1:438 lid 2 BW) , is de overeenkomst nietig en bindt zij het bewind niet. Eiser kan zich niet beroepen op bescherming te goeder trouw, nu het bewind openbaar is. Een later geplaatste handtekening van de bewindvoerder levert geen bekrachtiging achteraf op. De ontbindende voorwaarde (toekenning van pgb) was bovendien vervuld, zodat de overeenkomst hoe dan ook ten einde was gekomen. De bewindvoerder is persoonlijk niet aansprakelijk voor het niet voeren van bezwaar tegen de pgb-afwijzing; er is geen onrechtmatigheid of causaal verband. De vorderingen worden afgewezen.

Volledige uitspraak


RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Middelburg

Zaaknummer / rolnummer: 11281153 \ CV EXPL 24-2945

Vonnis van 15 oktober 2025

in de zaak van

DE ZORGTAFEL B.V.,

te Vlissingen ,

eisende partij,

gemachtigde: mr. T. Spronk,

tegen

1. [bewindvoerder] B.V., IN HOEDANIGHEID VAN BEWINDVOERDER OVER [rechthebbende],

te [plaats 2] ,

2. [bewindvoerder] B.V. PRO SE,

te [plaats 2] ,

gedaagde partijen,

gemachtigde: mr. B.J. van de Wijnckel.

Eisende partij wordt hierna De Zorgtafel genoemd. Gedaagde partijen worden hierna [bewindvoerder] genoemd of, waar relevant, ieder apart, [bewindvoerder] als bewindvoerder of [bewindvoerder] persoonlijk. [rechthebbende] wordt hierna [rechthebbende] genoemd.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 23 oktober 2024 en de daarin genoemde stukken,

- de brief van De Zorgtafel van 24 januari 2025 met producties 13 en 14,

- de mondelinge behandeling van 6 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt, alsmede de overgelegde bijlage,

- de spreekaantekeningen van mr. T. Spronk,

- de spreekaantekeningen van mr. B.J. van de Wijnckel,
- de conclusie van repliek met producties
- de conclusie van dupliek met producties,

- de akte uitlaten producties van De Zorgtafel .

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2De feiten

2.1.

Bij beschikking van 28 juni 2021 is [bewindvoerder] benoemd tot bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [rechthebbende] . Het bewind is ingesteld vanwege [rechthebbende] geestelijke toestand. In de beschikking is opgenomen dat [rechthebbende] niet in staat is aan [bewindvoerder] toestemming te geven voor beschikkingshandelingen. De beschikking is ingeschreven in het curatele- en bewindregister.

2.2.

[rechthebbende] verblijft bij [locatie] . Dat verblijf wordt betaald vanuit Zorg in Natura (hierna: ZIN).

2.3.

Van 1 augustus 2023 tot en met 31 december 2023 heeft [rechthebbende] dagbesteding gehad van De Zorgtafel . De kosten daarvan zijn € 2.040,- per maand. De Zorgtafel heeft voor deze kosten maandelijks facturen gestuurd naar de moeder van [rechthebbende] . Zij was toen zijn mentor. Deze facturen zijn niet betaald.

2.4.

Op 19 oktober 2023 is bij CZ Zorgkantoor (het Zorgkantoor) een persoonsgebonden budget (pgb) aangevraagd voor de dagbesteding. Op het aanvraagformulier is vermeld dat de zorg van [locatie] ZIN blijft. Het aanvraagformulier is ondertekend door [rechthebbende] als budgethouder, [naam] als gewaarborgde hulp, moeder/mentor als wettelijk vertegenwoordiger 1 en [bewindvoerder] als wettelijk vertegenwoordiger 2.

2.5.

De pgb-aanvraag is op 7 december 2023 afgewezen. Het Zorgkantoor weigert pgb toe te kennen, omdat in het aanvraagformulier alleen zorgaanbieders staan vermeld die ZIN leveren. In de pgb-aanvraag staat niet dat zorg wordt ingekocht bij een pgb-zorgaanbieder.

2.6.

Op 24 december 2023 heeft [rechthebbende] een bezwaarschrift ingediend tegen de afwijzing van de pgb. Op 29 december 2023 heeft het Zorgkantoor aan [rechthebbende] geschreven dat zij het bezwaar niet in behandeling kan nemen, omdat daarvoor de handtekening van [bewindvoerder] nodig is. Het machtigingsformulier moet vóór 6 januari 2024 met een handtekening van [bewindvoerder] door het Zorgkantoor zijn ontvangen, anders gaat het Zorgkantoor ervan uit dat [bewindvoerder] geen bezwaar wil indienen.

2.7.

Bij e-mail van 16 januari 2024 heeft De Zorgtafel aan [bewindvoerder] om een handtekening voor het bezwaar gevraagd. [bewindvoerder] heeft op 19 januari 2024 geantwoord niet op de hoogte te zijn van een pgb en niet van kosten voor dagbesteding geleverd door De Zorgtafel . Zij verwijst naar [locatie] . Op 20 januari 2024 heeft De Zorgtafel geantwoord dat het Zorgkantoor een handtekening van [bewindvoerder] wil om een deel van de dagbesteding terug te halen bij [locatie] . Bij de e-mail heeft De Zorgtafel haar zorgovereenkomst met [rechthebbende] meegestuurd. Daarop heeft een medewerker van [bewindvoerder] op 7 februari 2024 een e-mail aan De Zorgtafel gestuurd met de tekst:

“Bedankt voor uw bericht, in de bijlage treft u de getekende zorgovereenkomst aan en de beschikking van onderbewindstelling.”

3De vordering

3.1.

De Zorgtafel vordert - samengevat en na vermindering van eis bij repliek - uitvoerbaar bij voorraad [bewindvoerder] als bewindvoerder van [rechthebbende] en [bewindvoerder] in persoon hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan haar van € 10.625,59, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 9.591,55 vanaf 1 mei 2024 tot aan de dag der voldoening, met de hoofdelijke veroordeling van hen in de proceskosten.

3.2.

De Zorgtafel baseert haar vordering op [bewindvoerder] als bewindvoerder op de zorgovereenkomst, die tussen haar en [rechthebbende] van kracht was. Zij gaat voor de hoogte van haar gewijzigde vordering uit van de CIZ-indicatie van [rechthebbende] van 22 mei 2023. Daaruit blijkt dat voor dagbesteding een pgb van € 1.918,31 per maand beschikbaar was. De dagbesteding is vijf maanden geleverd, zodat € 9.591,55 is verschuldigd.

3.3.

De Zorgtafel stelt dat [bewindvoerder] ook persoonlijk (pro se) aansprakelijk is voor de vordering. [bewindvoerder] heeft onrechtmatig gehandeld, omdat zij niet heeft meegewerkt aan de bezwaarprocedure die [rechthebbende] voerde tegen de afwijzing van de pgb. [rechthebbende] pgb-aanspraak is een vermogensrecht. Door geen medewerking te verlenen aan de bezwaarprocedure verzaakt [bewindvoerder] haar taak als bewindvoerder, waardoor zij in persoon aansprakelijk is voor de daardoor voor De Zorgtafel ontstane schade.

4Het verweer van [bewindvoerder] als bewindvoerder

4.1.

[bewindvoerder] voert aan dat de zorgovereenkomst waarop De Zorgtafel haar vordering baseert, niet rechtsgeldig is. Alleen [bewindvoerder] als bewindvoerder mocht deze overeenkomst voor [rechthebbende] sluiten. Dat heeft zij niet gedaan. De zorgovereenkomst is op 8 augustus 2023 getekend door [rechthebbende] en zijn moeder/mentor. [bewindvoerder] wist daar niets van. De Zorgtafel wist of had kunnen weten dat voor [rechthebbende] bewind was ingesteld. De Zorgtafel kan haar vordering daarom niet verhalen op [rechthebbende] .

5Het verweer van [bewindvoerder] persoonlijk

5.1.

De Zorgtafel had contact met [bewindvoerder] moeten opnemen voordat de zorgovereenkomst werd gesloten, omdat [bewindvoerder] als bewindvoerder van [rechthebbende] toestemming moest geven voor het aangaan van de betalingsverplichting. Dat De Zorgtafel schade heeft geleden, komt niet door handelen of nalaten van [bewindvoerder] , maar door haar eigen nalaten. Toen [bewindvoerder] de aanvraag pgb mee ondertekende, wist zij niet dat De Zorgtafel al op 8 augustus 2023 een zorgovereenkomst met [rechthebbende] en zijn moeder had gesloten en dat De Zorgtafel al dagbesteding gaf op dat moment. Van haar kon dan ook niet worden verlangd machtiging te verlenen voor de bezwaarprocedure. Het bezwaar was bovendien kansloos. In de aanvraag was geen pgb-zorgaanbieder voorgesteld. Dus als [bewindvoerder] de machtiging alsnog had verstrekt, was de beslissing van het Zorgkantoor niet anders geweest. Het causaal verband met de gestelde schade ontbreekt. [bewindvoerder] betwist ook de hoogte van de schade. De Zorgtafel heeft niet onderbouwd of en tot welk bedrag pgb zou zijn toegekend. Ten slotte voert zij aan dat voor een hoofdelijke veroordeling geen grondslag is en betwist zij de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.

6De beoordeling in de zaak tegen [bewindvoerder] als bewindvoerder

6.1.

De zorgovereenkomst waarop De Zorgtafel haar vordering baseert, is gesloten nadat de goederen van [rechthebbende] onder bewind waren gesteld. Een onderbewindstelling heeft tot gevolg dat de rechthebbende niet langer zelfstandig bevoegd is beheers- of beschikkingshandelingen met betrekking tot de onder bewind staande goederen te verrichten. Dergelijke rechtshandelingen kunnen slechts rechtsgeldig plaatsvinden met medewerking van de bewindvoerder. Zonder die medewerking is de rechtshandeling ongeldig.

6.2.

De Zorgtafel heeft niet weersproken dat zij voor het aangaan van de zorgovereenkomst wist dat [rechthebbende] goederen onder bewind waren gesteld. Het bewind was ook gepubliceerd, zodat zij dat ook daarom had kunnen en moeten weten.

6.3.

Voor de geldigheid van de zorgovereenkomst is dus vereist dat [bewindvoerder] daarmee heeft ingestemd, door ondertekening of op andere kenbare wijze. Het is aan De Zorgtafel te stellen en onderbouwen dat dit het geval is. Daarin is De Zorgtafel niet geslaagd. De kantonrechter overweegt hiertoe als volgt.

6.3.1.

In haar dagvaarding heeft De Zorgtafel gesteld dat tussen haar en [rechthebbende] een zorgovereenkomst van kracht was. Zij stelt niet dat [bewindvoerder] partij is bij die zorgovereenkomst als wettelijk vertegenwoordiger van [rechthebbende] , terwijl zij wel wist of kon weten dat [rechthebbende] een bewindvoerder had. Bij de dagvaarding heeft zij de met [rechthebbende] en zijn moeder als mentor gesloten zorgovereenkomst overgelegd. Daarop stond geen handtekening van [bewindvoerder] . Verder heeft zij de facturen voor haar kosten overgelegd. Die heeft zij niet naar [bewindvoerder] gestuurd, maar naar de moeder van [rechthebbende] , zijn mentor. Op de zitting heeft De Zorgtafel erkend dat op het moment dat de dagbesteding werd gestart, er geen zorgovereenkomst was met de handtekening van [bewindvoerder] .

6.3.2.

Zij nam op de zitting het standpunt in dat de zorgovereenkomst ondanks het ontbreken van de instemming van [bewindvoerder] rechtsgeldig is, omdat zij door de mentor is getekend. Die is volgens haar ook vertegenwoordigingsbevoegd.

6.3.3.

Dat standpunt is onjuist. De mentor mag wel zorg regelen, maar als daaraan kosten zijn verbonden, heeft zij de toestemming van de bewindvoerder nodig. Los daarvan blijkt ook hieruit dat De Zorgtafel bij de mondelinge behandeling niet uitging van een rond 8 augustus 2023 door [bewindvoerder] ondertekende zorgovereenkomst, dan wel op andere wijze gegeven toestemming van [bewindvoerder] voor het aangaan van die overeenkomst.

6.3.4.

Dit is moeilijk te rijmen met het feit dat zij voorafgaand aan de mondelinge behandeling een tweede exemplaar van de zorgovereenkomst in het geding had gebracht, met daarop de handtekeningstempel van [bewindvoerder] . Als zij ervan overtuigd was dat [bewindvoerder] de overeenkomst wel op of rond 8 augustus 2023 heeft ondertekend, was het logisch geweest als zij dat standpunt op de zitting had ingenomen.

6.3.5.

Op de zitting heeft zij toegelicht dat aanvankelijk op de zorgovereenkomst geen handtekening van [bewindvoerder] stond, maar dat zij op 7 februari 2024 door een medewerker van [bewindvoerder] een wel ondertekende overeenkomst toegestuurd heeft gekregen. [bewindvoerder] heeft daarop toegelicht dat haar medewerker naar aanleiding van de e-mail van De Zorgtafel van 20 januari 2024 alsnog een handtekening onder de bij die e-mail gevoegde ongetekende zorgovereenkomst heeft geplaatst en op 7 februari 2024 aan De Zorgtafel heeft geretourneerd.

6.3.6.

Eerst bij repliek zegt De Zorgtafel dat het waarschijnlijk is dat [bewindvoerder] een in augustus 2023 door haar ondertekende zorgovereenkomst in haar dossier heeft gelegd en dat de medewerker van [bewindvoerder] die ondertekende overeenkomst per mail op 7 februari 2024 aan haar heeft gestuurd. De kantonrechter oordeelt de uitleg van [bewindvoerder] op grond van de e-mailwisseling in januari 2024 tussen De Zorgtafel en [bewindvoerder] echter meer aannemelijk. Op 16 januari 2024 heeft De Zorgtafel aan de heer [bewindvoerder] , bestuurder van [bewindvoerder] , gevraagd machtiging te geven voor het voeren van bezwaar tegen de afwijzing van de vergoeding van de dagbestedingskosten door het Zorgkantoor. De heer [bewindvoerder] heeft op 19 januari 2024 geantwoord niets over pgb en verleende dagbesteding te weten. In haar antwoord op 20 januari 2024 heeft De Zorgtafel vervolgens geschreven:

Wij hebben de facturen naar [locatie] gestuurd, echter zeggen ze deze niet te gaan betalen, omdat ze geen contract met ons hebben.

In principe klopt dat k, wij hebben namelijk een zorgovereenkomst met [rechthebbende] [kantonrechter: [rechthebbende] ], die tevens ondertekend is door zijn mentor.

Wij hebben de kwestie voorgelegd aan CZ Zorgkantoor, zij kunnen inderdaad het deel van de dagbesteding terug halen bij [locatie] en dan naar ons overmaken, alleen willen ze graag van jou hier ook een handtekening van, zodat jij ook op de hoogte bent.

De Zorgtafel heeft de zorgovereenkomst als bijlage meegestuurd. Het ligt voor de hand dat de medewerker van [bewindvoerder] behulpzaam heeft willen zijn, op de bijgevoegde zorgovereenkomst de handtekeningstempel van [bewindvoerder] heeft gezet en deze op 7 februari 2024 teruggestuurd naar De Zorgtafel . Hieruit kan niet worden afgeleid dat [bewindvoerder] al rondom 8 augustus 2023 met de zorgovereenkomst heeft ingestemd en een ondertekend exemplaar in haar dossier heeft gelegd. Evenmin kan hieruit worden afgeleid dat [bewindvoerder] op een later moment alsnog met de zorgovereenkomst heeft ingestemd. De Zorgtafel deed het, met haar verzoek om een ondertekende overeenkomst terug te sturen, voorkomen alsof het Zorgkantoor dan alsnog de financiering van de zorg voor De Zorgtafel zou regelen. Dat is geen verzoek om bekrachtiging achteraf van de zorgovereenkomst, als De Zorgtafel dat al had willen stellen. Bovendien, als het al was gegaan op deze, volgens De Zorgtafel bij repliek waarschijnlijke manier, had zij dat standpunt al bij dagvaarding in kunnen nemen, aangezien zij deze e-mailwisseling toen al had overgelegd. Zij heeft deze uitleg daar toen echter niet aan gegeven. Dat maakt het nog minder aannemelijk. De Zorgtafel heeft de door haar waarschijnlijk geachte gang van zaken dan ook onvoldoende onderbouwd.

6.3.7.

De Zorgtafel heeft bij repliek verder nog gesteld dat uit een e-mail die zij op 24 augustus 2023 naar [bewindvoerder] zou hebben gestuurd, blijkt dat [bewindvoerder] wel op de hoogte was van de zorgovereenkomst en de zorg die in dat kader door De Zorgtafel aan [rechthebbende] werd verleend. De e-mail luidt:

[rechthebbende] wil heel graag zijn dagbesteding op de Zorgboerderij aanhouden.

Zoals je weet is De Zorgtafel een PGB instelling, vandaar dat we het stukje dagbesteding om moeten zetten naar PGB (zijn gewone zorg blijft wel ZIN)

In de bijlage vindt je het aanvraagformulier PGB voor de dagbesteding, hierin wordt gevraagd of de bewindvoerder ook zou willen tekenen, zou jij dat aub bij punt 3 ondertekening en dan bij handtekening wettelijke vertegenwoordiger/ouder2 je handtekening willen zetten, zou je tevens jullie bedrijfstempel willen zetten, anders komt het formulier weer terug, alvast vriendelijk bedankt.

In antwoord op dit verzoek heeft [bewindvoerder] het pgb-aanvraagformulier ondertekend en aan De Zorgtafel teruggestuurd.

In de e-mail wordt niet verwezen naar een op dat moment al door [rechthebbende] en De Zorgtafel aangegane zorgovereenkomst. Ook wordt niet vermeld dat [rechthebbende] feitelijk al dagbesteding van De Zorgtafel afnam. Uit deze e-mail en het terugzenden van het pgb-aanvraagformulier met handtekening, kan dan ook niet worden afgeleid dat [bewindvoerder] wist dat er een zorgovereenkomst was en had ingestemd met een mogelijke betalingsverplichting door [rechthebbende] . Ook kan daarin niet worden gelezen, dat [bewindvoerder] daarmee alsnog instemde. In de e-mail staat niet meer dan een verzoek mee te werken aan een pgb-aanvraag voor dagbesteding die [rechthebbende] graag wil hebben.

6.4.

Uit de overwegingen onder 6.3.1 tot en met 6.3.7 volgt dat De Zorgtafel niet voldoende onderbouwd heeft gesteld dat [bewindvoerder] de zorgovereenkomst bij het aangaan daarvan door [rechthebbende] en zijn moeder/mentor heeft ondertekend. Ook heeft De Zorgtafel onvoldoende concreet gemaakt dat [bewindvoerder] weliswaar de overeenkomst niet had ondertekend, maar daarmee wel had ingestemd. De latere ondertekening op 7 februari 2024 wijst niet op toestemming achteraf voor het aangaan van een betalingsverplichting door [rechthebbende] .

6.5.

Daarbij komt, zoals [bewindvoerder] onweersproken aanvoert, dat in de zorgovereenkomst als ontbindende voorwaarde is opgenomen dat het Zorgkantoor pgb voor de verleende zorg toekent. Het Zorgkantoor heeft de aanvraag van pgb op 7 december 2023 geweigerd, zodat de zorgovereenkomst al voor 7 februari 2024 was ontbonden. Een handtekening van [bewindvoerder] achteraf op de zorgovereenkomst maakt dat niet anders. De overeenkomst is ontbonden en De Zorgtafel kan daaraan geen rechten ontlenen. Ook dat is het risico van zorg verlenen, voordat de financiering is geregeld.

6.6.

De slotsom is dat niet vast is komen te staan dat [bewindvoerder] met de zorgovereenkomst heeft ingestemd. Nu alleen [bewindvoerder] bevoegd is voor [rechthebbende] overeenkomsten aan te gaan, op grond waarvan voor [rechthebbende] een betalingsverplichting ontstaat, is de zorgovereenkomst niet rechtsgeldig. De Zorgtafel wist van het bewind, zodat [bewindvoerder] dit ook aan De Zorgtafel kan tegenwerpen. Voor de schuld die door de uitvoering van de zorgovereenkomst door De Zorgtafel is ontstaan, kan dan ook geen verhaal worden genomen op de goederen van [rechthebbende] . De Zorgtafel heeft zorg verleend aan [rechthebbende] , terwijl daaraan geen zorgovereenkomst met medewerking van [bewindvoerder] ten grondslag lag. Het risico dat voor de verleende zorg niet wordt betaald, moet bij De Zorgtafel blijven en kan niet worden afgewenteld op het vermogen van [rechthebbende] , waarover [bewindvoerder] het beheer voert.

6.7.

Nu de vordering in hoofdsom wordt afgewezen, worden ook de gevorderde rente en kosten afgewezen. De Zorgtafel zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [bewindvoerder] als bewindvoerder. Het salaris van de gemachtigde van [bewindvoerder] als bewindvoerder wordt bepaald op de helft van drie punten à € 406,-, dus de helft van € 1.218,-, dus € 609,-. De kantonrechter gaat uit van de helft, omdat de gemachtigde van [bewindvoerder] in haar beide hoedanigheden heeft opgetreden. De andere helft komt aan de orde bij de beoordeling van de zaak tegen [bewindvoerder] persoonlijk. Naast het gemachtigdensalaris maken de nakosten deel uit van de proceskostenveroordeling. Deze worden bepaald op € 135,-, te vermeerderen met de kosten van betekening op de wijze als in de beslissing vermeld. De door [bewindvoerder] gevorderde rente over de proceskosten zal eveneens worden toegewezen.

7De beoordeling in de zaak tegen [bewindvoerder] persoonlijk

7.1.

Uit de beslissing in de zaak tegen [bewindvoerder] als bewindvoerder volgt dat De Zorgtafel dagbesteding aan [rechthebbende] heeft verstrekt, zonder dat daaraan een rechtsgeldige zorgovereenkomst ten grondslag lag. Dat is niet te wijten aan [bewindvoerder] persoonlijk, zodat zij daarvoor niet aansprakelijk is.

7.2.

Kennelijk vertrouwde De Zorgtafel erop dat voor de dagbesteding wel pgb zou worden verstrekt, waaruit haar kosten konden worden voldaan. Dit liep mis, doordat het Zorgkantoor de pgb-aanvraag afwees, omdat De Zorgtafel in die aanvraag niet als zorgaanbieder was vermeld. Ook dit is niet aan [bewindvoerder] persoonlijk te verwijten. Het was De Zorgtafel zelf die de pgb-aanvraag voor [rechthebbende] had ingevuld.

7.3.

Nadat [rechthebbende] , hierbij geholpen door De Zorgtafel , bezwaar tegen de afwijzing had gemaakt, constateerde het Zorgkantoor terecht dat [rechthebbende] dat niet zelf kan doen, omdat alleen [bewindvoerder] als bewindvoerder hierin voor hem mag optreden. Dat had De Zorgtafel bij het indienen van het bezwaar kunnen en moeten weten. Zij wist van het bewind en had [bewindvoerder] als bewindvoerder de pgb-aanvraag wel laten ondertekenen. Vervolgens heeft De Zorgtafel pas op 16 januari 2024 aan [bewindvoerder] gevraagd de machtiging te tekenen, terwijl de termijn hiervoor op 6 januari 2024 verliep. [bewindvoerder] reageerde op dit verzoek afhoudend. Dat was terecht. In de zaak tegen [bewindvoerder] als bewindvoerder is vastgesteld dat [bewindvoerder] op dat moment niet wist dat De Zorgtafel op kosten van [rechthebbende] dagbesteding had gegeven. Van [bewindvoerder] kon dan ook niet worden verlangd dat zij met de wetenschap die zij toen had, en waarvan nu vast staat dat zij daarin gelijk had, bezwaar te maken tegen de afwijzing en dus aanspraak te maken op pgb-budget voor zorg die niet op grond van een geldige overeenkomst is verleend.

7.4.

Uiteindelijk is bovendien gebleken dat het Zorgkantoor, ook als het bezwaar in behandeling had kunnen worden genomen, voor de door De Zorgtafel verleende dagbesteding geen pgb zou hebben verstrekt. Dit staat verwoord in de beschikking op het bezwaar. De Zorgtafel is het daar niet mee eens. Dat oordeel van het Zorgkantoor staat echter los van het handelen of nalaten van [bewindvoerder] . Dat [bewindvoerder] geen medewerking heeft verleend aan de bezwaarprocedure, leidt dan ook evenmin tot haar aansprakelijkheid persoonlijk. Tussen haar mogelijke nalaten en de schade van De Zorgtafel ontbreekt causaal verband.

7.5.

[bewindvoerder] persoonlijk heeft niet onrechtmatig jegens De Zorgtafel gehandeld. Voor de vordering van De Zorgtafel op [bewindvoerder] persoonlijk is dan ook geen grond. Deze zal worden afgewezen, evenals de door haar gevorderde rente en kosten.

7.6.

De Zorgtafel zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten van [bewindvoerder] persoonlijk worden vastgesteld op € 609,- aan salaris van haar gemachtigde. Dit betreft de andere helft van de hiervoor onder 6.7 berekende kosten. De nakosten worden bepaald op € 135,-, te vermeerderen met de kosten van betekening op de wijze als in de beslissing vermeld. De door [bewindvoerder] gevorderde rente over de proceskosten zal eveneens worden toegewezen.

8De beslissing

De kantonrechter

in de zaak tegen [bewindvoerder] als bewindvoerder

8.1.

wijst de vordering af,

8.2.

veroordeelt De Zorgtafel in de proceskosten, waarvan € 744,- binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe te betalen aan [bewindvoerder] , vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van de vijftiende dag na heden en te vermeerderen met de kosten van betekening van dit vonnis als zij niet tijdig aan deze veroordeling voldoet,

8.3.

verklaart de beslissing onder 8.2 uitvoerbaar bij voorraad,

in de zaak tegen [bewindvoerder] persoonlijk

8.4.

wijst de vordering af,

8.5.

veroordeelt De Zorgtafel in de proceskosten, waarvan € 744,- binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe te betalen aan [bewindvoerder] , vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van de vijftiende dag na heden en te vermeerderen met de kosten van betekening van dit vonnis als zij niet tijdig aan deze veroordeling voldoet,

8.6.

verklaart de beslissing onder 8.5 uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2025.



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733