Essentie (redactie)
Rechtbank wijst verzoek van de man tot birdnesting afgewezen wegens spanningen en gebrek aan stabiele communicatie. Partijen hebben beiden verklaard dat tussen hen regelmatig discussies plaatsvinden waarbij zij boos en schreeuwend achter elkaar aan door de woning lopen. Het is voor het kind van belang dat er rust en duidelijkheid komt. Vrouw krijgt exclusief gebruik van echtelijke woning. Man moet die binnen een week verlaten en niet meer betreden.
| Datum publicatie | 08-12-2025 |
| Zaaknummer | C/10/705567 / FA RK 25-6474 |
| Procedure | Beschikking |
| Zittingsplaats | Rotterdam |
| Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
| Trefwoorden | Familieprocesrecht; Vovo art. 822 Rv |
| Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Voorlopige voorzieningen over toevertrouwing van de minderjarige, de woning, birdnesting, kinderbijdrage en partnerbijdrage. Birdnesting afgewezen vanwege discussies en spanningen.Volledige uitspraak
Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/705567 / FA RK 25-6474
Beschikking van 10 november 2025 over voorlopige voorzieningen
in de zaak van:
[naam vrouw] , hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat mr. L.M. Baltazar de Seixas te Spijkenisse,
t e g e n
[naam man] , hierna: de man,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat mr. P. Rodrigues de Carvalho te Rotterdam.
1De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 22 augustus 2025;
-
het bericht met bijlagen van de vrouw van 17 oktober 2025;
-
het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift met bijlagen van de man, ingekomen op 21 oktober 2025;
-
het bericht met bijlage van de man van 23 oktober 2025.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2025. Daarbij zijn verschenen:
-
de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
-
de man, bijgestaan door zijn advocaat;
-
de raad voor de kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, vertegenwoordigd door [persoon A] , telefonisch verbonden.
2De vaststaande feiten
Partijen zijn op [datum] 2019 te Hoeksche Waard een geregistreerd partnerschap aangegaan.
Het minderjarige kind van partijen is:
[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] .
De vrouw heeft inmiddels een verzoek tot echtscheiding gedaan.
3De beoordeling
Toevertrouwing van de minderjarige en woning
De vrouw verzoekt de minderjarige aan haar toe te vertrouwen en te bepalen dat zij met uitsluiting van de man gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning en de man te bevelen die woning te verlaten en hem te verbieden die woning verder te betreden.
De man voert gemotiveerd verweer. Hij bepleit dat er geen (spoedeisend) belang is om voorlopige voorzieningen te treffen. Als de rechtbank van oordeel is dat wel voorlopige voorzieningen moeten worden getroffen, dan heeft hij geen bezwaar tegen voorlopige toevertrouwing van de minderjarige aan de vrouw. Als voorlopige voorzieningen worden getroffen, verzoekt hij gedeelde zorg voor de minderjarige en beurtelings gebruik van de woning in het kader van de uitvoer van een birdnestregeling.
De rechtbank moet eerst beslissen of er voldoende (spoedeisend) belang is om voorlopige voorzieningen te treffen.
Duidelijk is geworden dat partijen de afgelopen tijd verschillend hebben ervaren. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat een incident heeft plaatsgevonden waarbij de man de vrouw door elkaar heeft geschud en tegen de kastdeur heeft gegooid. Sindsdien voelt zij zich angstig en onveilig. Daarnaast heeft de vrouw verklaard dat partijen veel discussies voeren waarbij wordt geschreeuwd en gescholden en dat de minderjarige daar last van heeft. De vrouw is ook bezorgd omdat de man de minderjarige hardhandig zou hebben vastgepakt en luid zou hebben toegesproken.
De man heeft erkend dat één ruzie uit de hand is gelopen op 25 november 2024 en dat de vrouw daarbij ongelukkig tegen de kast terecht is gekomen. In het kader van zijn betwisting van de door de vrouw gestelde spanningen heeft de man aangevoerd dat er sindsdien geen ruzies meer hebben plaatsgevonden, dat partijen elkaar regelmatig probleemloos in de badkamer treffen en dat hij niet herkent dat de minderjarige last heeft van de spanningen en de discussies. De man heeft verklaard dat partijen weleens discussies voeren, net als tijdens de relatie, en dat het inmiddels nu wel wat moeilijker is geworden is om samen tot een oplossing te komen.
Hoewel uit de verklaringen van partijen valt op te maken dat sinds 25 november 2024 geen fysieke escalaties meer hebben plaatsgevonden, bemerkt en beluistert de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling toch te veel spanningen, discussies en onrust om de huidige situatie te kunnen laten voortduren. Weliswaar bestaat de woning uit vier woonlagen, werkt de vrouw in de trimsalon beneden en de man op zijn werkplek boven en eten partijen ’s avonds na elkaar, maar zowel tijdens als buiten die momenten is het – met één badkamer en één keuken – onmogelijk om elkaar voortdurend te ontlopen. Het is voor de minderjarige van belang dat er rust en duidelijkheid komt. Dat betekent dat de rechtbank van oordeel is dat voorlopige voorzieningen nodig zijn en die voorzieningen zullen dan ook worden getroffen.
Vervolgens moet de rechtbank beslissen of de minderjarige in de echtelijke woning wordt toevertrouwd aan de vrouw, zoals de vrouw verzoekt, of dat er sprake zal zijn van birdnesting, zoals de man verzoekt.
Birdnesting betekent dat de minderjarige voorlopig – totdat de echtelijke woning die te koop staat is verkocht – in de echtelijke woning en daarmee in zijn vertrouwde omgeving kan blijven en daar dan beurtelings wordt verzorgd door een van beide ouders. Voor de minderjarige scheelt dat op de korte termijn een verhuizing met een van zijn ouders. Birdnesting vraagt echter veel inspanning, coördinatie en planning van partijen. Zij moeten voortdurend goede afspraken blijven maken samen, ook over kleine dingen zoals het schoonhouden van de woning en het aangevuld houden van de niet dagelijkse boodschappen. Birdnesting vormt voor ouders vaak ook een emotionele belasting en uitdaging, omdat het in die tijdelijke situatie van voortdurend wisselen van woonplek moeilijk kan zijn om stabiliteit en rust te creëren en te ervaren.
Hoewel birdnesting veel voordelen kan bieden, is het de inschatting van de rechtbank dat in dit geval daarbij toch te veel problemen zullen ontstaan. Partijen hebben beiden verklaard dat tussen hen regelmatig discussies plaatsvinden waarbij zij boos en schreeuwend achter elkaar aan door de woning lopen. Vanwege deze spanningen, de verschillende kijk van partijen daarop en hun verschillende behoeften hierin, proeft de rechtbank onvoldoende evenwichtigheid tussen hen om de continue goede communicatie die nodig is voor een geslaagde birdnesting, aan te gaan en vol te houden. Voor een kind zijn spanningen tussen ouders feilloos voel- en merkbaar, ook al zou de minderjarige tijdens ruzies niet aanwezig zijn. Beurtelings gebruik van de woning sluit niet uit dat partijen elkaar regelmatig blijven tegenkomen en er conflicten kunnen ontstaan. Weliswaar mag de vrouw van de man tijdens de toerbeurt van de man de trimsalon gebruiken terwijl de man boven op zijn werkplek zit, maar tijdens haar werk heeft zij ook de douche en de wasmachine nodig, zo heeft zij tijdens de mondelinge behandeling toegelicht. Dat betekent dat ook dan, in de periode waarin de man de woning gebruikt, de vrouw een groot deel van de woning moet betreden waarbij onrust en spanningen kunnen blijven voorkomen. Naar het oordeel van de rechtbank wegen de voordelen van birdnesting voor partijen en de minderjarige niet op tegen de nadelen daarvan en de daaraan verbonden risico’s. De rechtbank volgt de man daarom niet in de door hem voorgestelde birdnesting.
Geen birdnesting betekent dat beurtelings gebruik van de woning niet aan de orde is. Een van beiden zal de woning moeten verlaten. Nu alleen de vrouw het uitsluitend gebruik van de woning heeft verzocht, zal haar verzoek worden toegewezen. De rechtbank zal de man een week de tijd geven om (tijdelijk) onderdak elders te vinden.
De man heeft ingestemd met toevertrouwing van de minderjarige aan de vrouw als de rechtbank beslist dat partijen niet samen in de woning kunnen blijven en geen sprake kan zijn van bidnesting. Omdat partijen voor dit geval het eens zijn over toevertrouwing en niet is gebleken dat het belang van de minderjarige zich tegen toevertrouwing aan de vrouw verzet, zal de rechtbank de minderjarige aan de vrouw toevertrouwen.
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw te verstaan dat de man de woonlasten zal blijven voldoen, afwijzen. Nog daargelaten dat een juridische grondslag daartoe ontbreekt in de limitatieve opsomming van voorlopige voorzieningen in artikel 822 Rv, mist haar verzoek ook een feitelijke grondslag aangezien de vrouw degene is die het gebruiksrecht en -genot van de woning zal hebben. Tijdens de mondelinge behandeling is dit punt aan de orde gekomen. De vrouw heeft verklaard dat ook in het geval dat de man niet de woonlasten van de woning zal moeten blijven voldoen, zij nog steeds het voorlopige gebruiksrecht van de woning wil. De rechtbank gaat ervan uit dat de woonlasten dus geen beletsel vormen.
Zorgregeling
Vervolgens zal beslist moeten worden over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling).
De vrouw verzoekt een zorgregeling vast te stellen die inhoudt dat de minderjarige bij de man verblijft:
-
in de even weken van vrijdag uit school of 14.00 uur indien er geen school is tot maandagochtend naar school of 08.30 uur indien er geen school is;
-
in de oneven weken op woensdag uit school of 14.00 uur indien er geen school is tot donderdag naar school of 08.30 uur indien er geen school is.
De man voert gemotiveerd verweer en verzoekt een voorlopige zorgregeling vast te stellen, waarbij de minderjarige bij de man verblijft:
-
om de week van woensdagmiddag uit school of 14.00 uur tot maandagochtend naar school of 08.30 uur;
-
iedere week van woensdagmiddag uit school of 14.00 uur tot vrijdag naar school of 08.30 uur.
De rechtbank stelt voorop dat duidelijk is dat beide partijen een actieve en betrokken ouderrol vervullen voor de minderjarige. Het verschil is dat de vrouw haar werktijden heeft afgestemd op de schooltijden van de minderjarige zodat zij voor hem beschikbaar is na schooltijd en dat de man vooral na zijn werktijd zorgtaken verricht. De rechtbank is van oordeel dat voor wat betreft de zorgregeling de meeste rust en duidelijkheid voor de minderjarige wordt bereikt als zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de huidige zorgverdeling. Aan die verdeling is hij immers gewend.
Omdat voor de rechtbank vaststaat dat de man een actieve en betrokken ouderrol wil blijven vervullen, acht de rechtbank het in het belang van de minderjarige dat een zorgregeling wordt vastgesteld die de man niet alleen in staat stelt om leuke dingen met de minderjarige te ondernemen, maar om ook verzorgende en opvoedende taken te verrichten. Daarom zal de rechtbank bepalen dat de minderjarige de ene week van vrijdag na school of 14.00 uur tot maandag naar school of 08.30 uur en de andere week van woensdag uit school of 14.00 uur tot vrijdag naar school of 08.30 uur bij de man verblijft.
De rechtbank betrekt daarbij dat de man heeft verklaard dat hij zijn werk en werktijden flexibel kan inrichten. De rechtbank gaat ervan uit dat de man op de dagen en momenten waarop hij verantwoordelijk is voor de verzorging en opvoeding, daadwerkelijk beschikbaar zal zijn voor de minderjarige en toezicht op hem houdt.
De rechtbank gaat er daarnaast van uit dat de vrouw zich ertoe zal zetten om erop te vertrouwen dat het opvoed- en opgroeiklimaat dat de man de minderjarige zal bieden voldoende is, net als dat haar eigen opvoed- en opgroeiklimaat voldoende is. Verschillende manieren en standaarden mogen er best zijn. De rechtbank geeft partijen mee om elkaars situatie niet te veel met elkaar te vergelijken en de oorzaak van bijvoorbeeld verdriet of troostzoekend gedrag van de minderjarige niet bij elkaar te zoeken. Het is van belang dat partijen elkaar en elkaars situatie heel houden tegenover de minderjarige, zodat hij kan genieten van onbelast contact met beide ouders.
Onderhoudsbijdragen
De vrouw verzoekt te bepalen dat de man met ingang van de datum van indiening van haar verzoekschrift bij vooruitbetaling moet bijdragen in:
- de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige met een bedrag van
€ 698,- per maand;
- de kosten van levensonderhoud van de vrouw met een bedrag van € 912,- bruto per maand, waarbij wordt verstaan dat de man de woonlasten van de woning aan de [adres] te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, zal blijven voldoen.
De man voert gemotiveerd verweer.
Zoals hiervoor al is overwogen, zal het verzoek van de vrouw over de woonlasten worden afgewezen.
Op de verdere stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
Kinderbijdrage
Tussen partijen is de hoogte van de vast te stellen kinderbijdrage in geschil. De rechtbank zal de kinderbijdrage berekenen volgens de aanbevelingen opgenomen in het Rapport alimentatienormen van de Expertgroep Alimentatie (hierna: het rapport).
Ingangsdatum
Tussen partijen is in geschil met ingang van welke datum de kinderbijdrage moet worden vastgesteld: datum verzoekschrift of datum beschikking. Om proceseconomische redenen zal de rechtbank eerst over dit geschilpunt een beslissing nemen.
Hoewel het verzoekschrift op 22 augustus 2025 bij de rechtbank is ingediend, zodat de man vanaf die datum rekening heeft kunnen houden met een eventuele vaststelling van de kinderbijdrage, heeft de man voldoende onderbouwd dat hij het overgrote deel van de kosten van de minderjarige tot nu toe heeft voldaan. Vaststaat dat de man zijn salaris heeft overgeboekt naar de gezamenlijke rekening, en dat daarvandaan de woonlasten, andere vaste lasten en contributies voor de minderjarige zijn voldaan. Uit productie 3 van de man blijkt dat dit forse bedragen zijn. Deze bedragen zijn door de vrouw niet betwist. Weliswaar heeft de vrouw aangevoerd dat zij kleding en boodschappen heeft betaald, maar zij heeft de hoogte van het daarmee gemoeide bedrag niet onderbouwd. Gezien de forse bedragen in productie 3 van de man gaat de rechtbank ervan uit dat de man het grootste gedeelte van de kosten van de minderjarige heeft betaald. Daarom zal de rechtbank de datum van deze beschikking als ingangsdatum vaststellen.
Behoefte
Tussen partijen is niet in geschil dat het eigen aandeel van partijen in de kosten van de minderjarige (hierna: de behoefte van de minderjarige) in 2025 € 836,- per maand bedraagt.
Draagkrachtberekening
Vervolgens moet worden beoordeeld in welke verhouding deze behoefte van de minderjarige tussen de ouders moet worden verdeeld. Dit gebeurt naar rato van hun beider draagkracht.
Hiertoe moet eerst het huidige netto besteedbaar inkomen (NBI) van partijen vastgesteld worden.
Gezien de ingangsdatum van de vaststelling van de bijdrage wordt gerekend met de tarieven 2025-2.
Draagkracht man
Tussen partijen is niet in geschil dat het huidige netto besteedbaar inkomen van de man € 4.868,- per maand bedraagt.
De draagkracht van de man moet, omdat het NBI hoger is dan € 2.125,- per maand, worden vastgesteld aan de hand van de volgende formule: 70% x [4.868 – (0,3 x 4.686 + 1.310)] en bedraagt € 1.468,-. De rechtbank gaat voorbij aan het standpunt van de vrouw dat geen woonbudget voor de man in aanmerking genomen hoeft te worden. Omdat de vrouw het voorlopige gebruiksrecht van de woning zal krijgen, zal de man op zoek moeten naar een andere woning. Daarin moet hij niet belemmerd worden doordat in de te betalen onderhoudsbijdrage geen rekening is gehouden met woonlasten. De man heeft gemotiveerd betwist dat hij voorlopig bij zijn moeder of iemand anders binnen zijn netwerk kan verblijven. Dat betekent dat niet vaststaat dat zijn voorlopige woonalternatief kosteloos zal zijn. Daarom zal de rechtbank rekening houden met het woonbudget. De rechtbank volgt de draagkrachtberekening van de man zoals weergegeven in productie 11.
Draagkracht vrouw
De vrouw drijft een onderneming. Tussen partijen is in geschil of moet worden uitgegaan van haar huidige daadwerkelijke winst (€ 14.900,- per jaar), zoals de vrouw stelt, of van de te verwachten winst op basis van haar prognose (€ 36.190,- per jaar vermeerderd met enkele premies), zoals de man aanvoert. Hoewel de man met verwijzing naar productie 10 naar voren heeft gebracht dat de advocaat van de vrouw in een e-mailbericht over de prognose heeft aangegeven dat de vrouw hierin haar inkomsten inzichtelijk heeft gemaakt, constateert de rechtbank dat in dit bericht ook is aangegeven dat deze prognose is gemaakt op basis van hoeveel honden zij per dag “zou kunnen trimmen”. Het gaat hierin dus niet om haar huidige inkomen, maar om een inschatting van toekomstig inkomen. Momenteel staat niet vast dat zij dit inkomen daadwerkelijk zal kunnen verwerven. De rechtbank ziet geen aanleiding om in de voorlopige voorzieningenprocedure te rekenen met een onzekere toekomstige verdiencapaciteit. Daarom bepaalt de rechtbank (onder verwijzing naar de aan deze beschikking gehechte berekening) het huidige NBI van de vrouw aan de hand van haar daadwerkelijke winst van € 14.900,- over het jaar 2024, zoals dat blijkt uit de door haar overgelegde aangifte inkomstenbelasting over dat jaar, op € 1.686,- per maand.
De volgende ondernemersaftrek is in aanmerking genomen:
- zelfstandigenaftrek van € 2.470,-;
De MKB-winstvrijstelling bedraagt € 1.579,-.
De rechtbank zal, in afwijking van haar draagkrachtberekening zoals weergegeven in productie 4, geen rekening houden met de door haar opgevoerde premies omdat tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat zij deze premies op dit moment nog niet betaalt.
De volgende heffingskortingen zijn in aanmerking genomen:
- de algemene heffingskorting;
- de arbeidskorting;
- de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
Ten slotte is rekening gehouden met de door de vrouw op aanslag verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet van € 571,-.
Rekening is gehouden met het kindgebonden budget van € 5.900,- per jaar, oftewel € 492,- per maand, waar de vrouw gelet op haar inkomen recht op heeft. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de vrouw het voorlopige gebruiksrecht van de woning zal krijgen, waardoor de man zich zal uitschrijven op dit adres.
Omdat het inkomen van de vrouw hiermee op bijstandsniveau ligt, zal haar draagkracht vastgesteld worden op het minimumbedrag van € 25,- per maand.
Draagkrachtvergelijking
Omdat de gezamenlijke draagkracht van partijen van € 1.493,- hoger is dan de behoefte van de minderjarige van € 836,- moet de behoefte over partijen worden verdeeld. Ieders aandeel wordt berekend volgens de formule: ieders draagkracht gedeeld door de totale draagkracht vermenigvuldigd met de behoefte, oftewel:
het deel van de man bedraagt: € 1.468 / € 1.493 x € 836 = € 822
het deel van de vrouw bedraagt: € 25 / € 1.493 x € 836 = € 14 +
samen € 836
Van de totale behoefte van de minderjarige van € 836,- komt dus een gedeelte van € 822,- per maand rekening van de man en een gedeelte van € 14,- per maand voor rekening van de vrouw.
Zorgkorting
Gezien de nu vast te stellen zorgregeling stelt de rechtbank vast dat de man gemiddeld twee dagen per week de zorg heeft voor de minderjarigen. Hierbij hoort een zorgkorting van 25%.
Omdat de behoefte van de minderjarige € 836,- per maand bedraagt, beloopt de zorgkorting een bedrag van € 209,- per maand.
Omdat de gezamenlijke draagkracht van partijen hoger is dan de behoefte van de minderjarige, wordt de eerder berekende bijdrage van de man verminderd met dit bedrag, zodat de man als kinderbijdrage aan de vrouw moet betalen (€ 822,- minus € 209,- =)
€ 613,- per maand.
Conclusie
Gezien het voorgaande is een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige van € 613,- per maand in overeenstemming met de wettelijke maatstaven.
Op deze alimentatie is van rechtswege de wettelijke indexering van toepassing.
Partnerbijdrage
Ingangsdatum
Omdat vaststaat dat de man een groot deel van de gezamenlijke lasten heeft betaald, zal de rechtbank de ingangsdatum voor de partnerbijdrage, net als voor de kinderbijdrage, vaststellen op de datum van deze beschikking.
Behoefte
Tussen partijen is niet in geschil dat de behoefte van de vrouw in 2025, in het kader van deze voorlopige voorzieningenprocedure, op basis van de Hofnorm € 3.228,- per maand bedraagt.
Behoeftigheid
Net als bij de kinderbijdrage ziet de rechtbank ook bij de berekening van de partnerbijdrage geen aanleiding om in het kader van de voorlopige voorzieningenprocedure rekening te houden met de (onzekere) verdiencapaciteit van de vrouw. Op de behoefte van de vrouw moet haar inkomen van € 1.194,- netto per maand in mindering worden gebracht, waarna een aanvullende behoefte van € 2.034,- netto per maand resteert.
Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank (onder verwijzing naar de aan deze beschikking gehechte berekening) de behoefte van de vrouw vast op € 2.034,- netto per maand, ofwel € 3.413,- bruto per maand.
Draagkrachtberekening
Net als bij de kinderbijdrage neemt de rechtbank ook bij de partnerbijdrage de draagkrachtberekening van de man over, waarin zijn NBI is vastgesteld op een bedrag van
€ 4.868,- per maand.
De draagkracht van de man wordt vastgesteld aan de hand van de volgende formule: 60% x [4.686 – (0,3 x 4.686 + 1.310)] en bedraagt € 1.259,- per maand.
Conclusie
Uit de draagkrachtberekening van de man volgt dat het draagkrachtloos inkomen van de man in totaal € 2.770,- per maand bedraagt, zodat een draagkrachtruimte van
€ 2.098,- per maand resteert. Van deze draagkrachtruimte is 60% beschikbaar voor de partnerbijdrage, zijnde een bedrag van € 1.259,- per maand.
Na aftrek van de kinderbijdrage verhoogd met de zorgkorting van in totaal € 822,- per maand resteert een bedrag van € 437,- netto per maand, ofwel € 699,- bruto per maand, waarbij de rechtbank verwijst naar de aan deze beschikking gehechte berekening.
Daarom is een uitkering tot levensonderhoud van de vrouw van € 699,- per maand in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. Het verzoek van de vrouw zal tot dit bedrag worden toegewezen.
Op deze alimentatie is van rechtswege de wettelijke indexering van toepassing.
Mediation
Tijdens de mondelinge behandeling is met partijen gesproken over de mogelijkheid van mediation. Partijen hebben aangegeven te willen deelnemen aan mediation om langs die weg tot verbetering van de onderlinge communicatie te komen en te proberen overeenstemming te bereiken over de in de bodemprocedure voorliggende verzoeken.
De rechtbank verwijst partijen door naar mediation naast rechtspraak en verzoekt partijen de rechtbank in de bodemprocedure (kenmerk: C/10/697869 FA RK 25-2898) te berichten over de stand van zaken en de uitkomsten van de mediation.
Proceskosten
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.
4De beslissing
De rechtbank:
bepaalt dat de minderjarige aan de vrouw wordt toevertrouwd, met bevel tot afgifte van de minderjarige aan de vrouw, als deze niet al in de macht van de vrouw mocht zijn;
bepaalt dat de vrouw met ingang 18 november 2025 bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] ( [postcode] ) te Spijkenisse;
beveelt de man met ingang van 18 november 2025 de echtelijke woning te verlaten en verbiedt de man deze verder te betreden;
bepaalt dat de regeling over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken inhoudt dat de minderjarige bij de man zal zijn:
-
de ene week van vrijdag na school of 14.00 uur tot maandag naar school of 08.30 uur;
-
de andere week van woensdag uit school of 14.00 uur tot vrijdag naar school of 08.30 uur;
bepaalt het bedrag dat de man met ingang van de datum van deze beschikking aan de vrouw zal voldoen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige op € 613,- per maand bij vooruitbetaling te voldoen;
bepaalt dat de man met ingang van de datum van deze beschikking een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw zal verstrekken van € 699,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen;
verwijst partijen naar mediation met verzoek aan de advocaten van partijen de rechtbank in de bodemprocedure met kenmerk C/10/697869 FA RK 25-2898 te berichten over stand van zaken en de resultaten van de mediation;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
|
Deze beschikking is gegeven door mr. K. Bakker, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. J.C.A. van 't Zelfde, griffier, op 10 november 2025. |
||
Bijlagen:
-NBI bijdrage man
-NBI bijdrage vrouw
|
Partij |
Alimentatieplichtige |
|
Zaak |
Alimentatieplichtige / Alimentatiegerechtigde ( [dossiernummer] ) |
|
Berekening |
Draagkrachtberekening |
|
Tarieven |
2025-2 |
|
Datum uitdraai |
07-11-2025 |
|
|
|||||||
|
|
|||||||
|
41 |
Bruto arbeidsinkomen uit dienstbetrekking |
€ |
78.732 |
||||
|
44 |
Vakantietoeslag |
€ |
6.299 |
||||
|
46a |
Inkomsten uit overwerk waarover geen vakantietoeslag wordt berekend |
€ |
9.000 |
||||
|
|
|
|
|
|
|
||
|
|
|||||||
|
|
|||||||
|
51 |
Ingehouden pensioenpremie |
- |
€ |
2.784 |
|||
|
54 |
Loon voor de premies werknemersverzekeringen |
€ |
91.247 |
||||
|
|
|
|
|
|
|
||
|
|
|||||||
|
|
|
|
|
|
|
||
|
|
|||||||
|
|
|
|
|
|
|
||
|
- Schijf 1, 35,82% (17,92%) over € 0 t/m € 38.440 (€ 40.501) |
€ |
13.769 |
|||||
|
- Schijf 2, 37,48% over € 38.441 (€ 40.502) t/m € 76.817 |
€ |
14.383 |
|||||
|
- Schijf 3, 49,5% over € 76.818 of meer |
€ |
7.142 |
|||||
|
|
|
|
|
|
|
||
|
|
|||||||
|
113 |
Inkomen voor aftrek inkomensheffing |
€ |
91.247 |
||||
|
114 |
Inkomensheffing box 1, inkomstenbelasting box 2 en 3 |
€ |
35.294 |
||||
|
115/116 |
Heffingskorting en standaard heffingskorting |
- |
€ |
2.463 |
|||
|
117 |
Verschuldigde inkomensheffing |
- |
€ |
32.831 |
|||
|
|
|
|
|
|
|
||
|
Specificaties voor post: 115/116 |
|||||||
|
Algemene Heffingskorting |
€ |
0 |
jaar |
||||
|
Arbeidskorting |
€ |
2.463 |
jaar |
||||
|
|
|
|
|
|
|
||
|
|
|||||||
|
|
|
|
|
|
|
||
|
120a |
Netto besteedbaar inkomen (per maand) |
€ |
4.868 |
||||
|
|
|||||||
|
|
|
|
|
|
|
||
|
120b |
Netto besteedbaar inkomen t.b.v. partneralimentatie (per maand) |
€ |
4.868 |
||||
|
|
|||||||
|
|
|||||||
|
120a |
Netto besteedbaar inkomen tbv kinderalimentatie |
€ |
4.868 |
||||
|
Draagkracht wordt berekend op basis van |
Formule |
||||||
|
122a |
Kosten van levensonderhoud |
€ |
1.310 |
||||
|
123a |
Woonbudget |
€ |
1.460 |
||||
|
135a |
Draagkrachtloos inkomen tbv kinderalimentatie |
€ |
2.770 |
||||
|
136a |
Draagkrachtruimte |
€ |
2.098 |
||||
|
137a |
Draagkrachtpercentage |
% |
70 |
||||
|
Beschikbaar |
€ |
1.469 |
|||||
|
140a |
Draagkracht tbv kinderalimentatie |
€ |
1.469 |
||||
|
|
|||||||
|
|
|||||||
|
120b |
Netto besteedbaar inkomen tbv partneralimentatie |
€ |
4.868 |
||||
|
Draagkracht wordt berekend op basis van |
Formule |
||||||
|
122b |
Kosten van levensonderhoud |
€ |
1.310 |
||||
|
123b |
Woonbudget |
€ |
1.460 |
||||
|
135b |
Draagkrachtloos inkomen tbv partneralimentatie |
€ |
2.770 |
||||
|
136b |
Draagkrachtruimte |
€ |
2.098 |
||||
|
|
|||||||
|
136b |
Draagkrachtruimte |
€ |
2.098 |
||||
|
137b |
Draagkrachtpercentage |
% |
60 |
||||
|
Draagkracht tbv partneralimentatie |
€ |
1.259 |
|||||
|
|
|
|
|
|
|
||
|
|
|||||||
|
141 |
Bijdrage in de kosten van kinderen (inclusief zorgkorting) |
- |
€ |
822 |
|||
|
Bijdrage in de kosten van kinderen uit andere relatie |
- |
€ |
0 |
||||
|
|
|
|
|
|
|
||
|
142 |
Fiscaal voordeel aftrek buitengewone uitgaven kinderen |
€ |
0 |
||||
|
Berekende ruimte voor partneralimentatie |
€ |
437 |
|||||
|
143 |
Resteert voor partneralimentatie vóór berekening belastingvoordeel |
€ |
437 |
||||
|
144 |
Resultaat van brutering van 143 volgens de methode Buijs (bruto partneralimentatie) |
€ |
699 |
||||
|
Specificaties voor post: 144 |
|||||||
|
Het beschikbare nettobedrag voor partneralimentatie van € 5.244 per jaar wordt gebruteerd in Box 1 bij een belastbaar inkomen van € |
€ |
91.247 |
jaar |
||||
|
In de schijf van 37,48% valt € 5.244, € 5.244 x ( 100 / (100 - 37,48)) |
€ |
8.388 |
jaar |
||||
|
In de schijf van 37,48% valt € 0, € 0 x ( 100 / (100 - 37,48)) |
€ |
0 |
jaar |
||||
|
In de schijf van 35,82% valt € 0, € 0 x ( 100 / (100 - 35,82)) |
€ |
0 |
jaar |
||||
|
Het resultaat van de brutering is per jaar |
€ |
8.388 |
jaar |
||||
|
Of per maand |
€ |
699 |
maand |
|
Partij |
Alimentatiegerechtigde |
|
Zaak |
Alimentatieplichtige / Alimentatiegerechtigde ( [dossiernummer] ) |
|
Berekening |
Draagkrachtberekening |
|
Tarieven |
2025-2 |
|
Datum uitdraai |
07-11-2025 |
|
|
|||||||
|
|
|||||||
|
65 |
Winst uit onderneming (voor ondernemersaftrek) |
€ |
14.900 |
||||
|
70 |
Winst uit onderneming |
€ |
14.900 |
||||
|
|
|||||||
|
71/ 72 |
Zelfstandigenaftrek |
- |
€ |
2.470 |
|||
|
- Zelfstandigenaftrek |
€ |
2.470 |
|||||
|
MKB Winstvrijstelling |
- |
€ |
1.579 |
||||
|
|
|
|
|
|
|
||
|
|
|||||||
|
|
|
|
|
|
|
||
|
- Schijf 1, 35,82% (17,92%) over € 0 t/m € 38.440 (€ 40.501) |
€ |
3.886 |
|||||
|
|
|
|
|
|
|
||
|
|
|||||||
|
113 |
Inkomen voor aftrek inkomensheffing |
€ |
14.900 |
||||
|
114 |
Inkomensheffing box 1, inkomstenbelasting box 2 en 3 |
€ |
3.886 |
||||
|
115/116 |
Heffingskorting en standaard heffingskorting |
- |
€ |
5.872 |
|||
|
|
|
|
|
|
|
||
|
Specificaties voor post: 115/116 |
|||||||
|
Algemene Heffingskorting |
€ |
3.068 |
jaar |
||||
|
Arbeidskorting |
€ |
1.801 |
jaar |
||||
|
Combinatiekorting |
€ |
1.003 |
jaar |
||||
|
|
|||||||
|
Winst uit onderneming |
€ |
10.851 |
|||||
|
Totaal inkomen waarover op aanslag een bijdrage ZVW is verschuldigd |
€ |
10.851 |
|||||
|
Maximum bijdrage loon |
€ |
75.864 |
|||||
|
Maximum inkomen waarover bijdrage is verschuldigd |
€ |
75.864 |
|||||
|
Inkomen waarover op aanslag een bijdrage ZVW is verschuldigd |
€ |
10.851 |
|||||
|
Percentage Zvw |
% |
5,26 |
|||||
|
Totaal inkomensafhankelijke bijdrage ZVW |
€ |
571 |
|||||
|
Saldo verschuldigde bijdrage inkomensafhankelijke bijdrage ZVW |
- |
€ |
571 |
||||
|
Bij: Kindgebonden budget |
€ |
5.900 |
|||||
|
|
|
|
|
|
|
||
|
|
|||||||
|
|
|
|
|
|
|
||
|
120a |
Netto besteedbaar inkomen (per maand) |
€ |
1.686 |
||||
|
|
|||||||
|
Af: correctie kindgebonden budget |
- |
€ |
5.900 |
||||
|
|
|
|
|
|
|
||
|
120b |
Netto besteedbaar inkomen t.b.v. partneralimentatie (per maand) |
€ |
1.194 |
||||
|
|
|||||||
|
|
|||||||
|
120a |
Netto besteedbaar inkomen tbv kinderalimentatie |
€ |
1.686 |
||||
|
Draagkracht wordt berekend op basis van |
Tabel |
||||||
|
Afwijken van de tabel? |
nee |
||||||
|
140a |
Draagkracht tbv kinderalimentatie |
€ |
25 |
||||
|
|
|||||||
|
|
|||||||
|
120b |
Netto besteedbaar inkomen tbv partneralimentatie |
€ |
1.194 |
||||
|
Draagkracht wordt berekend op basis van |
Formule |
||||||
|
Afwijken van de tabel? |
nee |
||||||
|
122b |
Kosten van levensonderhoud |
€ |
1.310 |
||||
|
123b |
Woonbudget |
€ |
358 |
||||
|
135b |
Draagkrachtloos inkomen tbv partneralimentatie |
€ |
1.668 |
||||
|
136b |
Draagkrachtruimte |
€ |
-474 |
||||
|
|
|||||||
|
136b |
Draagkrachtruimte |
€ |
-474 |
||||
|
137b |
Draagkrachtpercentage |
% |
60 |
||||
|
|
|||||||
|
141 |
Bijdrage in de kosten van kinderen (inclusief zorgkorting) |
- |
€ |
0 |
|||
|
Bijdrage in de kosten van kinderen uit andere relatie |
- |
€ |
0 |
||||
|
|
|
|
|
|
|
||
|
142 |
Fiscaal voordeel aftrek buitengewone uitgaven kinderen |
€ |
0 |
||||
|
Berekende ruimte voor partneralimentatie |
€ |
0 |
|||||
|
143 |
Resteert voor partneralimentatie vóór berekening belastingvoordeel |
€ |
0 |
||||
|
144 |
Resultaat van brutering van 143 volgens de methode Buijs (bruto partneralimentatie) |
€ |
0 |
||||
|
Specificaties voor post: 144 |
|||||||
|
Omdat de verschuldigde belasting lager is dan de heffingskortingen bestaat er geen ficaal voordeel. Resteert voor partneralimentatie per jaar |
€ |
0 |
jaar |
||||
|
Of per maand |
€ |
0 |
maand |
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733
