| Datum publicatie | 08-12-2025 |
| Zaaknummer | C/10/700813 / FA RK 25-4269 |
| Procedure | Beschikking |
| Zittingsplaats | Rotterdam |
| Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
| Trefwoorden | IPR familierecht; IPR ouderlijke verantwoordelijkheid; Jeugdbescherming / Jeugdwet |
| Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Beschikking van de meervoudige kamer over de voogdij.Volledige uitspraak
Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/700813 / FA RK 25-4269
Datum uitspraak: 21 augustus 2025
Beschikking van de meervoudige kamer over de voogdij
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd in Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige] ,
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteland], hierna te noemen: [minderjarige].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam curator] ,
hierna te noemen: de bijzondere curator, kantoorhoudende te Rotterdam,
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,
gevestigd in Rotterdam, hierna te noemen: de GI.
1Het verloop van de procedure
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
-
het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 4 juni 2025;
-
de beschikking van de rechtbank van het district Sviatoshynskyi van de stad Kyiv, Oekraïne, van 19 mei 2025, overgelegd door de Raad;
-
het verslag met bijlagen van de bijzondere curator van 5 juni 2025
-
het gewijzigde verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 23 juni 2025;
-
de brief met bijlagen van mr. I. Roos, namens de voormalig adoptieouders, van
16 juli 2025.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
-
de bijzondere curator;
-
een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1];
- drie vertegenwoordigers van de GI, [naam 2], [naam 3] en [naam 4].
Eerder zijn de voormalig adoptieouders van [minderjarige], [naam 5] en [naam 6], in deze procedure aangemerkt als belanghebbenden en in die hoedanigheid samen met hun advocaat mr. I. Roos, opgeroepen voor deze zitting. Uit de stukken volgt dat de beslissing om de adoptie van [minderjarige] te herroepen inmiddels in kracht van gewijsde is gegaan, wat betekent dat de voormalig adoptieouders niet langer het gezag over [minderjarige] uitoefenen en daarmee niet langer belanghebbenden zijn in deze procedure. De voormalig adoptieouders en mr. I. Roos zijn ook niet ter zitting verschenen.
De rechtbank heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft geen mening gegeven.
2De feiten
Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 10 juni 2025 is de GI belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige].
[minderjarige] verblijft in een gezinshuis.
De GI heeft zich bij brief van 26 mei 2025 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.
3Het gewijzigde verzoek
De Raad heeft – zoals blijkt uit het verzoekschrift van 4 juni 2025 – primair verzocht het ouderlijk gezag van [naam 5] en [naam 6] te beëindigen. De Raad heeft subsidiair verzocht om een (tijdelijk) voogd over [minderjarige] te benoemen.
De Raad heeft het eerdere verzoek – zoals blijkt uit het gewijzigde verzoekschrift van 23 juni 2025 – gewijzigd, in die zin dat wordt verzocht de GI tot voogd te benoemen.
De Raad heeft het gewijzigde verzoek ter zitting als volgt toegelicht. Er spelen veel juridische zaken, maar het gaat uiteindelijk om [minderjarige]. Haar belang staat voorop. Zij is heel bang om terug te moeten naar Oekraïne. Er is nu wel sprake van een gezagsvacuüm. Bekend is wie de biologische vader van [minderjarige] is, maar er is geen zicht op waar hij is. Ongeacht of de beschikking uit Oekraïne rechtsgeldig is in Nederland of niet, de adoptieouders willen niet langer het gezag over [minderjarige] uitoefenen. Er is geprobeerd om het contact tussen [minderjarige] en de voormalig adoptieouders te herstellen, maar dat is niet gelukt.
4De standpunten
De GI staat achter het gewijzigde verzoek van de Raad. Over de biologische vader van [minderjarige] is bij de GI bekend dat hij in de gehele periode dat [minderjarige] en haar broer in het weeshuis verbleven, hen slechts drie keer heeft bezocht. Verder beschikt de GI over een Russische verklaring waarin staat dat de biologische vader uit het ouderlijk gezag is gezet en dat het gezag over [minderjarige] naar de staat, meer specifiek de regio Donetsk, zou zijn gegaan.
[minderjarige] verblijft sinds 2022 in Nederland. Zij gaat hier naar school, heeft een netwerk opgebouwd en spreekt de Nederlandse taal. [minderjarige] is in Nederland geworteld. Dat maakt dat het Nederlands recht van toepassing is. Het klopt dat Oekraïne niet is aangesloten bij het Haags Adoptieverdrag. In het geval dat de beschikking uit Oekraïne niet wordt erkend in Nederland, ontstaat een gezagsvacuüm. De voormalig adoptieouders hebben dan nog het gezag, terwijl zij niet langer in staat en bereid zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen. In het geval dat de beschikking uit Oekraïne wel wordt erkend in Nederland, is sprake van tijdelijke onmogelijkheid om het gezag uit te oefenen. De voogdij over [minderjarige] is dan belegd bij de Dienst Jeugdzaken van de voogdijinstantie van het militaire bestuur van de stad Sloviansk van het district Kramatorsk in de regio Donetsk, terwijl deze regio momenteel bezet oorlogsgebied is.
Het is niet wenselijk om de voogdij over [minderjarige], vanwege de eventuele onduidelijkheid over haar verblijfsstatus, te beleggen bij de Stichting Nidos. [minderjarige] heeft een band opgebouwd met de huidige jeugdbeschermer.
[minderjarige] doet het goed in het gezinshuis. Zij werkt aan haar zelfstandigheid. [minderjarige] kan inmiddels zelf boodschappen doen en koken. Zo kan zij nu bijvoorbeeld spaghetti klaarmaken, daar geniet zij van.
De bijzondere curator heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. [minderjarige] wil heel graag duidelijkheid. De Oekraïense staat lijkt te zijn belast met de voogdij over [minderjarige], maar verkeert op dit moment in de (tijdelijke) onmogelijkheid om het gezag over [minderjarige] daadwerkelijk uit te oefenen. De GI en de bijzondere curator waren door de voormalig adoptieouders niet op de hoogte gesteld van de door hen ingestelde procedure tot herroeping van de adoptie in Oekraïne. De voormalig adoptieouders menen dat zij met het indienen van het verzoek tot herroeping van de adoptie hebben gedaan wat [minderjarige] wil. De situatie is ongelooflijk verdrietig voor [minderjarige]. Gelukkig is [minderjarige] in therapie bij een goede, BIG-geregistreerde psycholoog. De psycholoog heeft geen enkele twijfel over de aanwezigheid en aard van het trauma bij [minderjarige].
5De beoordeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
[minderjarige] heeft de Oekraïense nationaliteit, wat betekent dat deze zaak een internationaal karakter heeft. Dat vraagt een beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. De rechtbank is, na dit ambtshalve te hebben onderzocht, van oordeel dat de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft, omdat de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland ligt. Op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag van 1996 (hierna: HKBV 1996) past de rechtbank Nederlands recht op het verzoek toe.
De toekenning, de uitoefening, de beëindiging of de beperking van ouderlijke verantwoordelijkheid, alsmede de overdracht ervan, en voogdij vallen binnen het materieel toepassingsgebied van het HKBV 1996. Oekraïne en Nederland zijn beide partij bij dit verdrag. Artikel 23 HKBV 1996 bepaalt dat de maatregelen die door de autoriteiten van een verdragsluitende staat zijn genomen van rechtswege in alle andere verdragsluitende staten worden erkend.
Inhoudelijke beoordeling
Voor zover de rechtbank dat uit de beschikbare stukken kan afleiden, lag – na het overlijden van de biologische moeder van [minderjarige] – het ouderlijk gezag bij haar biologische vader. In 2013 is [minderjarige] echter samen met haar broer in een weeshuis in Oekraïne terechtgekomen. De rol van de biologische vader in het leven van [minderjarige] zou uiterst minimaal zijn geweest, waarna het gezag van de biologische vader destijds zou zijn beëindigd. Het gezag over [minderjarige] is vervolgens overgedragen aan de voogdijinstantie van het militaire bestuur van de stad Sloviansk van het district Kramatorsk in de regio Donetsk. In 2019 is [minderjarige] samen met haar broer geadopteerd door de voormalig adoptieouders. Het gezin is begin 2022 naar Nederland gevlucht vanwege de oorlog in Oekraïne.
In april 2023 meldde [minderjarige] dat zij thuis dagelijks zou worden mishandeld door de voormalig adoptieouders, waarop een melding bij Veilig Thuis volgde. Hierna heeft [minderjarige] achtereenvolgens in een netwerkpleeggezin en een crisispleeggezin verbleven. Sinds februari 2025 verblijft [minderjarige] in [naam gezinshuis]. Daar lijkt zij goed op haar plek te zijn en zijn er positieve ontwikkelingen. [minderjarige] wil werken aan haar zelfstandigheid, leren weer vertrouwen te krijgen in anderen en zich richten op school. In het afgelopen jaar heeft [minderjarige] haar opleiding in de Internationale Schakelklas (ISK) afgerond. Na de zomer wil [minderjarige] starten met een mbo-opleiding niveau 1.
In de afgelopen twee jaar is door middel van systeemtherapie, en later door middel van trauma sensitieve ouderbegeleiding, geprobeerd om het contact tussen [minderjarige] en de voormalig adoptieouders te herstellen. Dat is echter niet gelukt. Onlangs is duidelijk geworden dat de voormalig adoptieouders, zonder overleg daartoe met de GI, Raad of bijzondere curator, een verzoek hadden ingediend bij de rechtbank in Oekraïne om de adoptie van [minderjarige] te laten herroepen. Dat verzoek is bij beschikking van 19 mei 2025 door de rechtbank van het district Sviatoshynskyi van de stad Kyiv toegewezen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de Oekraïense beschikking tot herroeping van de adoptie voor erkenning in Nederland in aanmerking komt. De erkenning van deze beslissing valt niet binnen de erkenningsregeling van het HKBV 1996, aangezien artikel 4 van het HKBV bepaalt dat het Verdrag niet van toepassing is op beslissingen inzake adoptie, voorbereidende maatregelen voor adoptie of de nietigverklaring of herroeping van adoptie. Erkenning van een beslissing van een Oekraïense rechter valt ook niet binnen het formele toepassingsgebied van de erkenningsregeling van de Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 (hierna: Verordening Brussel IIter), omdat het niet om een beslissing van een rechter van een EU-lidstaat gaat. Aan de hand van het commune Nederlandse internationale privaatrecht zal moeten worden bepaald of de beslissing voor erkenning in aanmerking komt. De Nederlandse wet bevat geen regels betreffende de erkenning van buitenlandse beslissingen ter zake van ouderlijke verantwoordelijkheid die niet onder de werking van een geschreven erkenningsregel vallen. Ter beoordeling of de Oekraïense beschikking voor erkenning in aanmerking komt, moet daarom worden bezien of de beschikking voldoet aan de op grond van artikel 431, tweede lid, Rv in de jurisprudentie ontwikkelde criteria (zie hiervoor het Gazprombank-arrest van de Hoge Raad van 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2838):
-
de beslissing moet zijn genomen door een rechter of andere autoriteit aan wie op een internationaal aanvaarde grond rechtsmacht toekwam;
-
in de buitenlandse procedure zijn de beginselen van behoorlijke rechtspleging in acht genomen;
-
de buitenlandse uitspraak moet de toets van de Nederlandse openbare orde kunnen doorstaan;
-
de buitenlandse beslissing mag niet onverenigbaar zijn met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere, in Nederland voor erkenning vatbare beslissing van een buitenlandse rechter in een geschil tussen dezelfde partijen dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust.
Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Uit de Oekraïense beschikking van
19 mei 2025 kan de rechtbank afleiden dat de adoptiebeschikking van 21 oktober 2019 is afgegeven door de rechtbank van het district Sviatoshynskyi van de stad Kyiv, Oekraïne. Die adoptiebeschikking is herroepen door diezelfde rechtbank. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de rechtbank van het district Sviatoshynskyi van de stad Kyiv, Oekraïne, rechtsmacht toekwam om een beslissing te nemen over het verzoek tot herroeping van de adoptie.
Uit de Oekraïense beschikking van 19 mei 2025 kan daarnaast worden afgeleid dat de voormalig adoptieouders gezamenlijk het verzoek tot herroeping van de adoptie hebben ingediend. [minderjarige] is in deze procedure in de gelegenheid gesteld haar mening te geven. Dat zij daar gehoor aan heeft gegeven, blijkt uit de brief van 8 mei 2025, die is overgelegd door de bijzondere curator. De rechtbank maakt hieruit op dat voldoende is gebleken bij het nemen van de beslissing tot herroeping van de adoptie de beginselen van behoorlijke rechtspleging in acht zijn genomen.
Ook heeft de rechtbank geen aanleiding om te veronderstellen dat de Oekraïense beschikking in strijd is met de Nederlandse openbare orde. Niet is gebleken dat een van de beginselen uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) of het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) zijn geschonden of dat sprake is van een beslissing die kennelijk in strijd is met het belang van het kind. In het verlengde hiervan is uit de overgelegde stukken en de tijdens de mondelinge behandeling gegeven toelichtingen niet gebleken dat eerder een beslissing is genomen over hetzelfde onderwerp waarmee de Oekraïense beschikking onverenigbaar zou zijn.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de Oekraïense beschikking tot herroeping van de adoptie voor erkenning in Nederland in aanmerking komt. Dat heeft tot gevolg dat het gezag over [minderjarige] weer is overgedragen aan de voogdijinstantie van het militaire bestuur van de stad Sloviansk van het district Kramatorsk in de regio Donetsk, Oekraïne. Dit betreft door Rusland bezet oorlogsgebied. Dat maakt dat deze voogdijinstantie naar het oordeel van de rechtbank
– al dan niet tijdelijk – in de onmogelijkheid verkeert om het gezag over [minderjarige] uit te oefenen.
1 De rechtbank benoemt daarom de GI tot voogd over [minderjarige], zoals onweersproken is verzocht.
Ontslag bijzondere curator
De rechtbank zal [naam curator], onder dankzegging voor haar inspanningen, van haar taak als bijzondere curator ontslaan, nu zij haar taak als bijzondere curator heeft volbracht.
6De beslissing
De rechtbank:
benoemt tot voogd over de minderjarige [minderjarige] de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west;
vraagt de griffier om van deze beslissing een aantekening te maken in het gezagsregister;
ontslaat de bijzondere curator [naam curator] van haar taak;
verklaart de beslissing onder 6.1. uitvoerbaar bij voorraad.
|
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Woudstra, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.P.G. Rietbergen en mr. S.J. Huizenga, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2025, in aanwezigheid van mr. M.M.C. van der Knaap als griffier. |
||
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
-
degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
-
andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733
