| Datum publicatie | 04-12-2025 |
| Zaaknummer | C/10/695973 / HA ZA 25-238 |
| Procedure | Eerste aanleg - enkelvoudig |
| Zittingsplaats | Rotterdam |
| Rechtsgebieden | Civiel recht; Goederenrecht |
| Trefwoorden | Familievermogensrecht; Medewerking aan verkoop/toedeling; Familieprocesrecht; Vovo (analoog aan) art. 223 Rv |
| Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Vonnis in incident. Voorlopige voorziening ex 223 Rv. Afwijzing vordering voorschot op de verdeling van de gemeenschap. Onvoldoende is komen vast te staan dat eiseres een vordering op gedaagde zal verkrijgen.Volledige uitspraak
Team handel en haven
zaaknummer/rolnummer: C/10/695973/HA ZA 25-238
Vonnis in incident van 7 mei 2025
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te Villajoyosa, Spanje,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. S.A. Merhottein te Bloemendaal,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te Rockanje, gemeente Voorne aan Zee,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. W.J. van der Kroon te Zoetermeer.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding, tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening van 4 maart 2025, met producties 1 t/m 23;
-
de incidentele conclusie van antwoord van 2 april 2025.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2De relevante feiten in het incident
[eiseres] en [naam] (hierna [naam]) hebben een affectieve relatie gehad. Tijdens die relatie hebben zij op 4 juli 1990, ieder voor de onverdeelde helft, de woning aan het [adres] (hierna de woning) gekocht. Zij zijn daarvoor samen een hypothecaire geldlening aangegaan. De relatie tussen [eiseres] en [naam] is medio najaar 1990 geëindigd. [eiseres] en [naam] hebben niet in de woning samengewoond.
[eiseres] heeft na verbreking van de relatie geen bijdrage in de kosten van de woning betaald en heeft haar aandeel hierin tot voor kort niet opgeëist.
[naam] is met [gedaagde] in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. [naam] en [gedaagde] hebben samen in de woning gewoond en hebben de hypotheekrente en -aflossingen betaald. De hypothecaire geldlening is in 2020 volledig afgelost.
[naam] is op 10 februari 2021 overleden en heeft niet bij testament over zijn nalatenschap beschikt. Zijn twee kinderen en [gedaagde] zijn de erfgenamen. [gedaagde] heeft de nalatenschap aanvaard, heeft het aandeel van [naam] in de woning verkregen, en woont nog steeds in de woning.
In opdracht van [gedaagde] heeft Moerland Notarissen [eiseres] aangeschreven met het verzoek om mee te werken aan de verdeling c.q. toedeling van de woning aan [gedaagde] tegen een (eenmalige) vergoeding van € 1.500,-. [eiseres] heeft dit voorstel afgewezen.
[eiseres] heeft [gedaagde] per brief van 3 oktober 2024 bericht dat zij aanspraak maakt op haar aandeel in de waarde van de woning.
De woning is in opdracht van [eiseres] en [gedaagde] getaxeerd. Het taxatierapport van de woning is op 9 december 2024 tot stand gekomen. Daarin is de woning getaxeerd op € 350.000,-.
3De vordering in de hoofdzaak
[eiseres] vordert in de hoofdzaak bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
“I. De verdeling van de gezamenlijke woning aan het [adres] vast te stellen aldus:
- dat de woning wordt verkocht aan een derde-koper tegen de waarde in het economisch
verkeer op het moment van ondertekenen van de koopovereenkomst met deze derde;
- dat de nettoverkoopopbrengst, dat wil zeggen de verkoopopbrengst minus kosten van de
makelaar, bij helfte wordt verdeeld;
- dat een door de rechtbank te benoemen makelaar de verkoop van voornoemde woning ter
hand zal nemen en deze tegen een marktconforme vraagprijs te koop zal aanbieden;
II. Gedaagde te veroordelen om binnen één week na betekening van het ten deze te wijzen vonnis haar medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning aan het [adres], waaronder haar medewerking aan onder meer de volgende (rechts-)handelingen:
-
het opvolgen van de beredeneerde adviezen van de makelaar ten aanzien van het verkooptraject;
-
het toestaan van de gebruikelijke ‘te koop’-aanduiding aan en bij de woning
-
het toestaan en meewerken aan bezichtigen van de woning;
-
het instemmen met een door de makelaar acceptabel geacht bod;
-
het ondertekenen van de koopovereenkomst;
-
het ondertekenen al dan niet door middel van een volmacht van de notariële leveringsacte;
III. Te bepalen dat gedaagde een dwangsom verbeurt van € 500,- per overtreding per dag met een maximum van € 35.000,- dat zij in gebreke blijft met voldoening aan de onder II omschreven veroordeling;
IV. Te bepalen dat deze uitspraak ex artikel 3:300 BW in de plaats treedt van alle (rechts)handelingen die gedaagde dient te verrichten voor de uitvoering van het bevel tot medewerking aan verkoop en levering van de woning zoals gevorderd sub II;
V. Gedaagde te veroordelen tot het voldoen van een gebruiksvergoeding van € 500,- per maand althans een bedrag dat de rechtbank in goede justitie acht, met ingang van 14 augustus 2024 tot het moment van levering van de woning aan een derde, althans tot het moment dat gedaagde de woning leeg en ontruimd achterlaat;
VI. Gedaagde te veroordelen in de kosten van de procedure in het incident en in de hoofdzaak;
VII. Gedaagde te veroordelen in de kosten van dit geding in het incident en in de hoofdzaak, te vermeerderen, voor het geval gedaagde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan de veroordeling heeft voldaan en om die reden betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden met € 68,- voor nasalaris gemachtigde en de werkelijk gemaakte kosten voor het doen uitbrengen van een exploit van betekening, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf de 15de dag na de betekening van dit vonnis.”
[gedaagde] heeft nog niet voor antwoord geconcludeerd in de hoofdzaak.
4Het geschil in het incident
[eiseres] vordert als voorlopige voorziening, in het incident op grond van artikel 223 Rv, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om binnen vier weken na betekening van het vonnis in het incident een bedrag van € 30.000,- bij wijze van voorschot op de verdeling van de gemeenschap aan haar te voldoen.
[eiseres] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat tenminste een bedrag van € 175.000,- aan haar zal toekomen na verdeling van de gemeenschap. Zij heeft gelet op haar nijpende financiële situatie er belang bij dat op korte termijn een begin wordt gemaakt met de afwikkeling. [eiseres] heeft een whiplash opgelopen door een auto-ongeval, is al lang arbeidsongeschikt en schakelt regelmatig medische en paramedische hulp in. [eiseres] heeft voorts geen pensioen opgebouwd en geen recht op AOW omdat zij in het buitenland woont. [eiseres] heeft dringend geld nodig voor de betaling van de kosten van haar niet-vergoede medische behandelingen en het aflossen van haar belastingschuld van € 22.490,-. Daarnaast heeft zij een te laag inkomen om haar maandelijkse vaste lasten te betalen.
[gedaagde] vordert [eiseres] niet-ontvankelijk te verklaren in haar incidentele vordering, althans deze te ontzeggen als zijnde ongegrond en/of onbewezen, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [eiseres] in de kosten van het incident. Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] haar financiële nood onvoldoende onderbouwd. Daarnaast voert [gedaagde] aan dat zij geen liquide middelen heeft om € 30.000,- te betalen omdat zij 65 jaar is en maandelijks slechts een weduwepensioen ontvangt en een lage aanvullende levensverzekering, in totaal ongeveer € 1.000,- netto. [gedaagde] wijst ook op het restitutierisico dat bestaat indien de incidentele vordering wordt toegewezen, gelet op de door [eiseres] gestelde financiële nood.
Op de stellingen en verweren van partijen in het incident wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5De beoordeling in het incident
De woning valt in een eenvoudige gemeenschap als bedoeld in artikel 3:166 BW, waarin [eiseres] en [gedaagde] elk een aandeel van 50% hebben. [eiseres] vordert verdeling van die gemeenschap.
De door [eiseres] gevorderde voorlopige voorziening, te weten toewijzing van een voorschot van € 30.000,- op de vordering die zij op [gedaagde] zal verkrijgen als gevolg van de verdeling, voldoet aan de eis van samenhang met de aanhangige hoofdvordering, als bedoeld in artikel 223 lid 2 Rv.
Indien bij wijze van voorlopige voorziening een voorschot op een geldvordering in de hoofdzaak wordt gevorderd, dan moet, gelet op het restitutierisico, die geldvordering reeds voldoende vaststaan dan wel op eenvoudige wijze kunnen worden vastgesteld.
Aannemelijk is dat de rechtbank in de hoofdzaak de gemeenschap zal verdelen, dan wel de wijze van verdeling zal vaststellen. [eiseres] heeft ingevolge artikel 3:178 lid 1 BW immers in beginsel het recht om verdeling te vorderen. De wijze waarop de gemeenschap zal worden verdeeld is op dit moment echter nog niet duidelijk. [eiseres] vordert dat de woning wordt verkocht en de opbrengst wordt gedeeld. [gedaagde] heeft zich over de wijze van verdeling nog niet uitgelaten.
Indien [gedaagde] de woning niet wenst over te nemen of financieel niet in staat is de woning over te nemen, dan moet de woning worden verkocht. De (netto)verkoopopbrengst zal in dat geval niet worden uitgekeerd aan [gedaagde], maar zal op een derdengeldenrekening van de notaris worden gestort. [eiseres] verkrijgt dan dus geen geldvordering op [gedaagde], maar op de notaris.
Uit het voorgaande volgt dat op dit moment niet, althans onvoldoende vaststaat dat [eiseres] als gevolg van de verdeling een vordering op [gedaagde] zal verkrijgen. De gevorderde voorlopige voorziening zal daarom worden afgewezen.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris advocaat € 786,00 (1 punt x tarief III)
- nakosten € 178,00 (plus de in de beslissing vermelde verhoging)
totaal € 964,00
De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard omdat de daartoe strekkende vordering op de wet is gegrond en niet is weersproken.
6De beslissing
De rechtbank
in het incident
wijst het gevorderde af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 964,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
verklaart de veroordeling in 6.2 uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van 18 juni 2025 voor conclusie van antwoord;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.M. Schellekens. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025.
3366/3246/3310
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733
