Rechtbank Den Haag 24-07-2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:22066


Datum publicatie25-11-2025
ZaaknummerC/09/686094 / KG ZA 25-508
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsDen Haag
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen;
Familieprocesrecht; Kort geding art. 254 Rv
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

KG. Vader vordert nakoming omgangsregeling. Situatie te complex om een beslissing te nemen in kort geding. Raaad is verzocht om onderzoek te doen, die ook een Masic-analyse omvat. Voorzieningenrechter stelt wel een informatieregeling vast en wekelijks videobelmoment.

Volledige uitspraak


Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter

zaak- / rolnummer: C/09/686094 / KG ZA 25-508

Vonnis in kort geding van 24 juli 2025

in de zaak van

[eiser] ,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

eiser,

advocaat mr. P.P. Hoyng te [geboorteplaats] .

tegen:

[gedaagde] ,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

gedaagde,

advocaat mr. E.M. Kooij te Noordwijkerhout.

Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vader’ en ‘de moeder’.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding met producties;

- de conclusie van antwoord, met producties.

1.2.

Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde op de zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.

2.1.

Partijen hebben een affectieve relatie gehad.

2.2.

Zij zijn de ouders van het volgende, nog minderjarige kind:

- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2022 te [geboorteplaats] .

2.3.

De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .

3Het geschil

3.1.

De vader vordert:

1. Vaststelling van een opbouwende omgangsregeling, waarbij hij omgang heeft met [minderjarige] :

- de eerste twee weken op woensdag en zondag gedurende twee uur per dag;

- de volgende twee weken op woensdag en zondag gedurende drie uur per dag;

- de twee weken daarna op woensdag en zondag gedurende vier uur per dag;

- de twee weken daarna op woensdag en zondag gedurende vijf uur per dag;

- de twee weken daarna op woensdag- en zondagochtend van 09:30 uur tot na het

avondeten en op zaterdagmiddag 12:00 uur tot na het avondeten;

- de twee weken daarna van zaterdag ochtend 09:30 uur tot en met zondag 12:00 uur.

2. Na afronding van de opbouwperiode een omgangsregeling, waarbij [minderjarige] iedere woensdag van 12.00 uur tot donderdagochtend naar de opvang en om de week van vrijdagochtend tot en met maandagochtend naar de opvang bij de vader verblijft;

3. te bepalen dat de moeder iedere twee weken een foto van [minderjarige] aan de man dient te sturen en hem informeert en op de hoogte houdt over de ontwikkeling van [minderjarige] ;

4. Eén en ander op straffe van een dwangsom van € 500,- voor ieder dag(deel) dat de moeder in gebreke blijft met een maximum van € 10.000,-.

3.2.

Daartoe voert de vader aan dat hij sinds het verbreken van de relatie met de moeder tot afspraken probeert te komen over een omgangsregeling. Daarbij is omgangsbegeleiding ingezet; eerst vanuit [opvang] en daarna via Cardea. Hoewel door de begeleiding het contact tussen de vader en [minderjarige] als liefdevol wordt beschreven, zijn beide trajecten inmiddels beëindigd, omdat de moeder weigert toe te werken naar onbegeleide omgang. De omgang is vervolgens volledig stil komen te liggen en de vader heeft [minderjarige] inmiddels sinds 8 januari 2025 niet meer gezien.

3.3.

De moeder voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4De beoordeling van het geschil

Spoedeisend belang
4.1.

Naar oordeel van de voorzieningenrechter heeft de vader een spoedeisend belang bij zijn vorderingen, omdat er sinds januari 2025, met uitzondering van videobellen, geen contact meer heeft plaatsgevonden tussen de vader en [minderjarige] .

Inhoudelijke beoordeling

4.2.

Naar aanleiding van de stukken en hetgeen op de zitting is besproken, is de voorzieningenrechter het volgende gebleken. Tussen partijen is sprake geweest van een complexe relatie. Het beeld dat partijen hebben over de afgelopen jaren loopt daarbij sterk uiteen. De moeder stelt dat sprake is geweest van structureel huiselijk geweld, zowel fysiek als emotioneel. Dit heeft ertoe geleid dat de moeder uiteindelijk naar een vrouwenopvang is vertrokken. Bij haar is PTSS geconstateerd en zij heeft een intensieve behandeling ondergaan. Hoewel haar situatie inmiddels enigszins is gestabiliseerd, is de moeder nog altijd erg angstig voor de vader

4.3.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat het uitgangspunt is dat een minderjarige steeds gebaat is bij contact met beide ouders. Uit het voorgaande volgt echter dat sprake is van een belaste voorgeschiedenis, zodat de voorzieningenrechter het verzoek van de vader met de nodige voorzichtigheid moet beoordelen.

4.4.

De voorzieningenrechter stelt vast dat de buren van partijen in totaal drie keer de politie hebben gebeld, omdat zij zich zorgen maakten over huiselijk geweld tussen partijen. Ook op 17 januari 2024 hebben de buren de politie gebeld. De moeder heeft toen direct aan de politie gezegd dat zij is geslagen en aan haar haren is getrokken. Zij heeft de politie daarbij een blauwe plek op haar arm laten zien. Ook verklaarde zij over agressieve communicatie en manipulatief gedrag in de relatie door de vader. Op 23 januari 2024 is de moeder met [minderjarige] bij vrouwenopvang [opvang] opgenomen.

4.5.

Een complexe situatie als deze leent zich in beginsel niet voor een behandeling in kort geding. Voor de voorzieningenrechter is niet vast te stellen wat zich precies heeft voorgedaan tussen partijen. Tegelijkertijd is meer duidelijkheid daarover wel van groot belang voor de vraag of en zo ja, in welke vorm omgang tussen de vader en [minderjarige] mogelijk is. Aangezien door de vader ook een bodemprocedure aanhangig is gemaakt met betrekking tot de omgang (en het gezag) ziet de voorzieningenrechter daarom aanleiding om de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) te verzoeken onderzoek te verrichten naar de gezinssituatie en hierover te rapporteren in de bodemprocedure.

4.6.

Daarbij vindt de voorzieningenrechter het van belang dat het onderzoek zich toespitst op de volgende vragen:

1. Verzet het belang van [minderjarige] zich tegen een (begeleide of onbegeleide) omgangsregeling, en zo nee, welke omgangsregeling is in het belang van [minderjarige] en welke hulpverlening is daarbij eventueel nodig?

2. Ziet de Raad bezwaren om de ouders gezamenlijk met het gezag over [minderjarige] te belasten?

De voorzieningenrechter vindt het wenselijk als bij de beantwoording van de voorgaande vragen ook een risicotaxatie-instrument wordt toegepast, bij voorkeur een MASIC-analyse (Mediator’s Assessment of Safety Issues and Concerns).

4.7.

De MASIC-analyse bestaat uit een gestructureerd interview dat bij elke ouder apart wordt afgenomen. Met de MASIC worden gedetailleerde vragen gesteld over verschillende vormen van partnergeweld, zoals emotionele mishandeling, dwingende controle, lichamelijk geweld, seksueel geweld en stalking. Vervolgens wordt op basis van de informatie uit de twee interviews, eventueel aangevuld met informatie uit andere bronnen (bijvoorbeeld politiegegevens en medische gegevens) een beoordeling gemaakt of er (ex-)partnergeweld aanwezig is (geweest). Uit navraag bij de Raad is gebleken dat zij een dergelijk onderzoek kunnen verrichten.

Uniform hulpaanbod

4.8.

De moeder heeft aangegeven dat zij – ondanks haar grote zorgen – wel kan instemmen met het plaatsvinden van begeleide omgang tussen de vader en [minderjarige] . In de komende periode zal daarom hiermee weer worden gestart. Op de zitting is gesproken over de mogelijkheden die hierbij bestaan en partijen hebben beiden de bereidheid uitgesproken om opnieuw te starten met een traject omgangsbegeleiding via Cardea. De voorzieningenrechter zal partijen in de gelegenheid stellen om deel te nemen aan dit traject, zoals blijkt uit het proces-verbaal van doorverwijzing dat aan deze beschikking is gehecht. Dit proces-verbaal is al per email verzonden naar Jeugdteams Leidse Regio voor deelname aan voornoemd traject en aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal (een kennisgeving van) dit vonnis per post zenden aan Jeugdteams Leidse Regio.

4.9.

De ouders kunnen de rechtbank in de bodemprocedure informeren over het verloop van het traject. Van de uitvoerende hulpverleningsinstantie verwacht de voorzieningenrechter dat zij de eindrapportage over het verloop van het traject indient in de bodemprocedure op de hierna vermelde wijze en tegelijkertijd ook toestuurt aan de Raad. Indien hiertoe gedurende het traject aanleiding bestaat, kan de hulpverleningsinstantie ook direct contact opnemen met de Raad. Tussenkomst van de rechtbank is daarbij niet vereist.

4.10.

Ten aanzien van de begeleide omgang via Cardea is op de zitting gebleken dat zij een wachtlijst van minimaal vier maanden hebben. De vader heeft in dit kader heeft nog gesteld dat de omgang in de tussentijd begeleid kan worden door een derde uit het netwerk van één van partijen. Gelet op de complexe situatie tussen partijen en de invloed die dit ook heeft op hun omgeving, ziet de voorzieningenrechter hiervoor geen mogelijkheden. Er zal wel – zoals nu ook al gebeurd – wekelijks videobelcontact zijn tussen de vader en [minderjarige] . Partijen zijn daarbij op de zitting overeengekomen dat dit steeds op donderdagochtend om 08.30 uur zal plaatsvinden. De voorzieningenrechter zal dit vastleggen.

Informatieregeling

4.11.

Ten aanzien van de door de vader gevorderde informatieregeling zijn partijen op de zitting overeengekomen dat de moeder in de komende periode wekelijks foto’s en video’s aan de vader zal sturen, zoals ze nu ook al doet. Daarnaast zal ze één keer per maand een uitgebreidere e-mail sturen met daarin informatie over de ontwikkeling van [minderjarige] , wat zij meemaakt, leuk vindt, et cetera. De vader zal daarbij niet reageren op de berichten van de moeder.

Dwangsom

4.12.

De voorzieningenrechter ziet in dit geval geen aanleiding om aan de moeder een dwangsom op te leggen. De vordering van de vader hiertoe zal daarom worden afgewezen.

5De beslissing

De voorzieningenrechter:

5.1.

bepaalt dat wekelijks op donderdag om 08.30 uur contact zal plaatsvinden tussen de vader en [minderjarige] via videobellen;

5.2.

bepaalt dat de moeder met ingang van heden de vader wekelijks via Whatsapp foto’s zal sturen van [minderjarige] één keer per maand per e-mail informatie zal verschaffen over de ontwikkeling en het welzijn van [minderjarige] ;

5.3.

verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen in de procedure met kenmerk C/09/687534 / FA RK 25-4805;

5.4.

bepaalt dat de griffier een afschrift van de processtukken aan de Raad voor de Kinderbescherming zal toesturen;

5.5.

stelt vast dat partijen, te weten:

[eiser] (de vader),

wonende te [geboorteplaats]

en

[gedaagde] (de moeder),

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

bij (aangehecht) proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) Jeugdteams Leidse Regio voor deelname aan het omgangsbegeleiding, en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;

beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van (de kennisgeving van) deze beschikking te zenden naar: Jeugdteams Leidse Regio, Haarlemmerstraatweg 31 – 8519 –, 2343 LA Oegstgeest en de Raad voor de Kinderbescherming;

bepaalt dat partijen de rechtbank informeren omtrent het verloop van voornoemd traject in de bodemprocedure met kenmerk C/09/687534 / FA RK 25-4805;

bepaalt dat de uitvoerende hulpverleningsinstantie de rechtbank in de bodemprocedure met kenmerk C/09/687534 / FA RK 25-4805 (tussentijds) rapporteert omtrent het verloop van voornoemd traject, met kopie aan beide ouders en gelijktijdig een afschrift aan de Raad voor de Kinderbescherming stuurt;

5.2.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.3.

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Hees en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2025.

SB

[afbeelding van proces-verbaal verwijderd i.v.m. privacygevoelige informatie]



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733