| Datum publicatie | 24-11-2025 |
| Zaaknummer | 200.349.587 |
| Procedure | Hoger beroep kort geding |
| Zittingsplaats | Arnhem |
| Rechtsgebieden | Civiel recht |
| Trefwoorden | Meerderjarigenbescherming; Curatele |
| Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Verbod om als advocaat voor onder-curatele-gestelde op te treden? Hoever gaat de vrijheid van de advocaat om de belangen van een onder-curatele-gestelde te behartigen. De in ECLI:NL:HR:1994:ZC1246 gegeven maatstaf geldt nog steeds.Volledige uitspraak
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.349.587
zaaknummer rechtbank Gelderland 442402
arrest in kort geding van 18 november 2025
in de zaak van
1 [curator1] (hierna [curator1] ),
die woont in [woonplaats1] , en
2. [curator2] (hierna [curator2] ),
die woont in [woonplaats2] ,
beiden in hun hoedanigheid van curator betreffende de curatele van
[rechthebbende] (hierna: [rechthebbende] ),
advocaat: mr. E.E. Frenken,
tegen
[geïntimeerde] , (hierna [geïntimeerde] )
die woont in [woonplaats3] ,
die voor zichzelf als advocaat optreedt.
1Het verloop van de procedure in hoger beroep
[curator1] en [curator2] hebben hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof (hierna: het hof) tegen het vonnis in kort-geding dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, (hierna: de voorzieningenrechter) op 4 december 2024 tussen partijen heeft uitgesproken. Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
-
de dagvaarding in hoger beroep van 30 december 2024
-
de memorie van grieven
-
de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep
-
de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep
-
producties 46 tot en met 58 van mr. Frenken met het verzoek de mondelinge behandeling geheel achter gesloten deuren te doen plaatsvinden
-
een verzoek om aanhouding tot januari 2026 van de zijde van [curator1] en [curator2] en de reactie daarop van de zijde van [geïntimeerde]
-
producties 22 tot en met 24 van [geïntimeerde]
-
productie 25 van [geïntimeerde]
-
het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 26 september 2025 is gehouden
2De kern van de zaak
Bij beschikking van 18 november 2019 zijn het bewind en mentorschap betreffende [rechthebbende] omgezet naar een curatelestelling. De beide zonen van [rechthebbende] , [curator1] en [curator2] , zijn aangesteld als curator.
Sinds september 2023 treedt [geïntimeerde] op als de advocaat van [rechthebbende] . [geïntimeerde] heeft de kantonrechter verzocht om opheffing van de curatele, dan wel om ontslag en vervanging van de beide curatoren [curator1] en [curator2] . Bij beschikking van 20 februari 2024 zijn die verzoeken afgewezen. Van die beslissing is bij dit hof door [geïntimeerde] namens [rechthebbende] hoger beroep ingesteld. Die procedure loopt nog.
[curator1] en [curator2] hebben [geïntimeerde] op 6 november 2024 gedagvaard. Volgens [curator1] en [curator2] heeft de bijstand van [geïntimeerde] een ongunstige uitwerking op de gezondheidstoestand van [rechthebbende] . Zij hebben bij de voorzieningenrechter gevorderd om [geïntimeerde] te verbieden om gedurende twee jaar na de datum van de uitspraak direct of indirect ongeacht in welke vorm (telefonisch, schriftelijk, per e-mail, sociale media of op fysieke wijze) contact op te nemen, te zoeken of te hebben met [rechthebbende] en [geïntimeerde] te veroordelen tot het verbeuren van een dwangsom van € 5.000 te voldoen aan [curator1] en [curator2] in hun hoedanigheid van curator betreffende de curatele van [rechthebbende] , voor ieder dag of gedeelte daarvan dat [geïntimeerde] hiermee in gebreke blijft, en veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft deze vorderingen afgewezen en [curator1] en [curator2] veroordeeld in de proceskosten. De bedoeling van het hoger beroep is dat de afgewezen vorderingen alsnog worden toegewezen.
Het hof wijst deze vorderingen alsnog toe en licht dat hierna toe.
3De toelichting op de beslissing van het hof
De in de procedure te betrekken stukken
Namens [curator1] en [curator2] is door mr. Frenken op de mondelinge behandeling bezwaar gemaakt tegen overlegging van de stukken die door [geïntimeerde] op 19 en 21 september 2025 zijn ingediend. Het gaat daarbij om de producties 22 t/m 24 en productie 25. Die stukken zijn volgens mr. Frenken binnen de tien-dagentermijn van het procesreglement overgelegd.
Het hof zal, gelet op het toepasselijke procesreglement, de stukken die binnen de tiendagentermijn zijn ingediend niet meenemen in de beoordeling van de zaak. Dit betreft de hiervoor vermelde stukken producties 22 tot en met 25.
Spoedeisend belang
Het hof stelt vast dat [curator1] en [curator2] een spoedeisend belang hebben gelet op hun stelling dat sprake is van een voortdurende onrechtmatige situatie die [rechthebbende] betreft, voor wier zorg en welzijn zij als curator verantwoordelijk zijn.
Gevolgen van de curatele
De onder curatele gestelde is handelingsonbekwaam en kan dus in beginsel geen overeenkomsten sluiten, ook niet met een advocaat van haar keuze, zonder de toestemming van de curator. Dat is niet wenselijk op het moment dat de curandus juridische bijstand wenst in een conflict met de curator en de curator deze toestemming altijd zou mogen weigeren. Daarom bepaalt artikel 1:381 lid 6 BW dat in zaken van curatele, degene wiens curatele het betreft, bekwaam is in rechte op te treden en tegen een uitspraak beroep in te stellen. In die gevallen kan de curandus een advocaat in de arm nemen en kan er een spanningsveld ontstaan tussen de curator enerzijds en de curandus en zijn advocaat anderzijds. In die situatie moet beoordeeld kunnen worden of het handelen van de advocaat onder bepaalde omstandigheden onverantwoord is ten opzichte van curandus. Daarbij geldt nog steeds de maatstaf uit HR 28 januari 1994
1:
“De voormelde bevoegdheid om zelfstandig in rechte op te treden brengt tevens mee dat in beginsel ook recht bestaat op de daartoe noodzakelijke rechtshulp, in het bijzonder op onverwijlde, ongestoorde en voldoende contacten met de betrokken advocaat, waaraan des te meer behoefte zal bestaan naar gelang met beperkingen van het inzicht van de curandus in zijn belangen meer rekening moet worden gehouden. Dergelijke contacten, en meer in het algemeen vrij verkeer tussen de advocaat en de curandus, zal de curator dan ook in beginsel niet mogen verbieden of belemmeren. In aanmerking genomen dat de wettelijke taak van de curator mede de zorg en de verantwoordelijkheid voor de persoon van de curandus omvat, brengt een redelijke uitleg van het grondrecht op rechtshulp echter mee dat de curator tot zodanig verbod wèl bevoegd is ingeval, gelet op de geestelijke en lichamelijke gezondheidstoestand van zijn curandus, eventueel in samenhang met de wijze van optreden van de advocaat, van vrij verkeer tussen raadsman en curandus een zo ongunstige uitwerking op die gezondheidstoestand is te vrezen, dat dit verkeer met het oog op die uitwerking onverantwoord moet worden geacht.”.
Het hof zal de vordering van [curator1] en [curator2] aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Vrij verkeer tussen advocaat en de curanda
[rechthebbende] is bekwaam om te handelen inzake de curatele zelf en dus ook om in dat kader een advocaat in te schakelen. De taak van [geïntimeerde] als de door haar gekozen advocaat is om [rechthebbende] juridisch bij te staan in de door haar kennelijk geuite wens de curatele op te heffen. Die werkzaamheden omvatten bijvoorbeeld het adviseren over en opstellen en indienen van een verzoekschrift ex artikel 1:389 lid 2 BW. In dat kader hebben [rechthebbende] en [geïntimeerde] recht op onverwijlde, ongestoorde en voldoende contacten met elkaar en mogen [curator1] en [curator2] deze contacten niet beperken. Dat geldt in beginsel ook voor de overige contacten tussen [rechthebbende] en [geïntimeerde] , ook al zouden die niet zuiver zien op de opheffing of het ontslag.
De geestelijke en lichamelijke gezondheidstoestand van [rechthebbende]
Uit het procesdossier blijkt onder meer het volgende.
- [rechthebbende] is voor het eerst in 2010 in een psychose geraakt. Zij is als gevolg daarvan gedwongen opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Door GGNet is de (DSM IV) diagnose ‘waanstoornis’ en ‘psychotische stoornis’ gesteld en geconcludeerd wordt dat [rechthebbende] handelt vanuit een paranoïde psychotisch toestandsbeeld met daarnaast een hypochondrische waan. Geconstateerd wordt verder dat [rechthebbende] de haar aangeboden (medicamenteuze) behandeling weigert. Vanaf eind 2010 wordt [rechthebbende] onder curatele gesteld. [rechthebbende] heeft bijna twee jaar in het psychiatrisch ziekenhuis verbleven. Op enig moment is de curatele geëindigd.
- In 2019 gaat het weer slechter met [rechthebbende] . In juni 2019 concludeert een psychiater dat sinds begin 2019 sprake is van een recidief psychotische stoornis met opvallende waan en paranoïde wanen en dat decompensatie zeer waarschijnlijk heeft plaatsgevonden door zelf verminderen van medicatie.
- In 2019 wordt [rechthebbende] weer opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Tot en met april 2021 wordt zij dagelijks behandeld. In augustus 2019 wordt ten aanzien van [rechthebbende] een bewind en mentorschap ingesteld, waarbij [curator1] en [curator2] tot bewindvoerders en mentor zijn benoemd. In november 2019 wordt dit omgezet in een curatele.
- In juni 2020 wordt [rechthebbende] onderzocht door een psychiater in het kader van de voorbereiding van een zorgmachtiging. Die komt tot de (vermoedelijke) diagnose dat sprake is van paranoïde en waanstoornis in het kader van late onset schizofrenie. Ook worden daar vermoedens geuit dat [rechthebbende] haar medicatie niet op adequate wijze gebruikt en ze zonder een juridisch kader gaat stoppen met medicatie, waarna de kans op een psychotische decompensatie groot is.
- In augustus 2020 wordt door de rechtbank een machtiging verleend tot het verlenen van verplichte zorg en wordt [rechthebbende] opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Na afloop daarvan blijft [rechthebbende] onder behandeling van GGNet, die om de twee weken bij [rechthebbende] thuis komt en ieder kwartaal een bloedcontrole uitvoert in verband met de medicatie.
- Vanaf september 2023 laat [rechthebbende] GGNet niet meer binnen en werkt zij niet meer mee aan bloedcontroles. In augustus 2023 wordt door GGNet aan [rechthebbende] bericht dat een nieuwe zorgmachtiging wordt voorbereid door de officier van justitie.
- Op 25 januari 2024 heeft de rechtbank de zorgmachtiging verleend tot en met 25 juli 2024. Uit die beschikking blijkt dat de tijdens de mondelinge behandeling de aan GGNet verbonden psychiater de medische verklaring onderschrijft en het eens is met de stoornis en zorgen heeft over [rechthebbende] , omdat het contact met [rechthebbende] is gestopt en [rechthebbende] ook het contact met de sociaalpsychiatrisch verpleegkundige heeft beëindigd. De psychiater herkent het patroon van zorgmijding uit het verleden en wil voorkomen dat [rechthebbende] opnieuw in een psychotische toestand terechtkomt. De psychiater geeft aan dat hij een grote verandering in het gedrag van [rechthebbende] ziet. [rechthebbende] is sinds de zomer 2023 zorgmijdend en zij heeft haar afspraken met hem niet willen voortzetten. De psychiater onderschrijft de drie vormen van ernstig nadeel die in het verzoekschrift worden genoemd. Het gaat om ernstige psychische schade, ernstige financiële schade en maatschappelijke teloorgang.
- Op 2 april 2024 is [rechthebbende] nogmaals onderzocht door een psychiater ten behoeve van de voorbereiding van een zorgmachtiging. Die komt tot de volgende (vermoedelijke) diagnose: ‘Het betreft een 70-jarige vrouw met een kwetsbaarheid om psychotisch depressief te ontregelen die momenteel redelijk stabiel functioneert door adequate medicatie inname. Er is evenwel een breuk, conflict ontstaan in het contact met haar zoons, kleinkinderen, zus en buren: deze is mogelijk geluxeerd door ervaren over bezorgdheid en betutteling in combinatie met het onvoldoende vrij mogen beschikken over financiële middelen. Paranoïde betrekkingsideeën en strijdvaardigheid maken dat er tot de dag van vandaag geen toenadering of contact herstel heeft plaats gevonden. De diagnose in navolgende DSM-afgeleide classificatie: Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, depressieve-stemmingsstoornissen. De belangrijkste diagnose: Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.’
Het hof leidt uit deze feiten af dat [rechthebbende] al geruime tijd met forse psychiatrische problemen kampt en ten gevolge daarvan uiterst kwetsbaar is.
Het optreden van [geïntimeerde]
Uit het procesdossier blijkt onder meer het volgende:
- [geïntimeerde] heeft [curator1] en [curator2] gesommeerd om uitsluitend via hem met [rechthebbende] te communiceren;
- [geïntimeerde] verzocht de kantonrechter zich uit te spreken over diverse onderdelen van het door [curator1] en [curator2] gevoerde beheer;
- [geïntimeerde] is een procedure begonnen bij de kantonrechter over vijfentwintig verschillende onderwerpen. In de beschikking van 21 oktober 2024 heeft de kantonrechter [rechthebbende] in het overgrote gedeelte van de verzoeken niet procesbevoegd geacht en voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. [geïntimeerde] is namens [rechthebbende] van die beschikking in hoger beroep gegaan;
- [geïntimeerde] heeft een kort geding aangespannen tegen [curator1] en [curator2] over afgifte van een sleutel en medewerking aan een medisch onderzoek;
- [geïntimeerde] heeft contact met de politie en meldt daarbij dat [curator2] en [curator1] [rechthebbende] lastig vallen. Ook heeft hij namens [rechthebbende] tweemaal aangifte gedaan tegen [curator1] en [curator2] , eenmaal voor het doen van valse aangifte en eenmaal wegens bedreiging;
- [geïntimeerde] schrijft op 30 oktober 2023 aan de advocaat van [curator1] en [curator2] onder meer:
"Indien uw cliënten nu niet onmiddellijk stoppen met het op onrechtmatige wijze inbreuk maken op de privacy van cliënte waaronder het zonder toestemming van cliënte toegang zoeken tot haar telefoon en computer en het voortdurend contact zoeken met en het controleren van cliënte, zal ik uw cliënten in rechte betrekken.";
- [geïntimeerde] heeft de wens geuit om bij gesprekken tussen [rechthebbende] en haar psychiater aanwezig te zijn. De psychiater heeft in de e-mailswisseling aangegeven dat dit niet de bedoeling is;
- [geïntimeerde] heeft [rechthebbende] geadviseerd om haar deurbel af te plakken. Die deurbel is volgens [curator1] en [curator2] bij [rechthebbende] op advies van de politie geplaatst in verband met een poging tot inbraak. In een schriftelijke verklaring die door [rechthebbende] zelf in november 2024 is opgesteld schrijft zij: ‘Met de door curatoren geïnstalleerde videodeurbel konden zij precies zien wie er wanneer bij mij langskwam. (…) Ik vond dat een inbreuk op mijn privacy. In overleg met [geïntimeerde] heb ik deurbel afgeplakt.’
Het hof is van oordeel dat op grond van bovenstaande feiten is komen vast te staan dat [geïntimeerde] het door de wet en de jurisprudentie gegeven mandaat om de belangen van [rechthebbende] te behartigen op vele punten heeft overschreden. Hierdoor heeft hij, terwijl hij beter wist of had moeten weten, zijn cliënte nodeloos met een groot aantal procedures belast.
Op de mondelinge behandeling heeft [geïntimeerde] zijn standpunt, dat hij met zijn handeling binnen de voor hem geldende regels blijft onder meer als volgt toegelicht:
‘U weet wellicht dat ik als advocaat ook voor Defensie werk. Daarom wil ik u even kort meenemen naar het humanitair oorlogsrecht. Door de pijlen te richten op de advocaat van [rechthebbende] , raakt [curatoren] [rechthebbende] in het hart van haar bescherming. En dat zou niet mogen. Ook al is het kennelijk oorlog tussen [curatoren] en [rechthebbende] . Want ook in een oorlog gelden regels. Die zijn ondermeer vastgelegd in de conventies van Geneve. Volgens art. 24 van de Eerste conventie van Geneve (1949) is het niet toegestaan medisch personeel, dat de gewonden te hulp komt “aan te grijpen”. Maar in de Oekraïne gebeurt dat helaas door Rusland op grote schaal. En dat is een regelrechte oorlogsmisdaad. Ik wil niet betogen dat [curatoren] hier een oorlogsmisdaad begaat. Maar in de strijd met [rechthebbende] wordt door [curatoren] wel hetzelfde effect beoogt. Zorgen dat [rechthebbende] verstoken blijft van de noodzakelijke hulp waardoor [rechthebbende] niet meer het door haar beoogde effect kan bereiken.’
Ook zegt hij in zijn pleidooi:
‘[curatoren] heeft het recht om binnen de democratische spelregels, gecodificeerd in wetten en verdragen, de opheffing van de curatele ter discussie te stellen. Daar is niets mis mee. Zo werkt het systeem van de rechtsstaat. Maar als datzelfde systeem [curatoren] onwelgevallig is - omdat [curatoren] last heeft van de advocaat die [rechthebbende] maar blijf helpen - stelt [curatoren] het systeem zelf ter discussie. Door te proberen die advocaat buiten spel te zetten. Met tuchtklachten en kort gedingen. Met straffen en dwangsommen. Door die advocaat van allerhande zaken te beschuldigen en zwart te maken. Door die advocaat feitelijk monddood te maken. Door die advocaat te ontmoedigen nog langer voor [rechthebbende] op te treden. Dat nu is precies wat gebeurt in landen waar wij ons niet mee willen vereenzelvigen. Landen als de Verenigde Staten. Waar advocaten worden gemuilkorfd. Waar advocaten trouw moeten beloven aan de regering Trump en waar advocaten worden gedwongen die regering ook daadwerkelijk steunen. Op straffe van boetes en boycots. Terwijl zij gewoon hun werk deden. Maar wel werk dat die regering niet aanstond. Het meest recente Advocatenblad is speciaal gewijd aan de zorgwekkende situatie van de advocatuur in de Verenigde Staten. Scott Cummings, Hoogleraar Juridische Ethiek’, zegt het heel treffend: “Advocaten behoren doorgaans tot de eerste mikpunten van autocratische regimes. Tegelijkertijd zijn het ook advocaten die autocraten helpen hun positie te versterken (...) Als je onafhankelijke rechtbanken en advocaten uitschakelt, is er niemand die je binnen de wettelijke grenzen houdt. Je kunt handelen zonder juridische consequenties en zelfs de wet dicteren” Cummings zegt nog iets interessants over de advocaten die de regering Trump faciliteren: Per saldo gaat het erom of een advocaat valse of misleidende beweringen presenteert als feiten. Neem de presidentiële bevelen waarin staat dat advocatenkantoren zich schuldig hebben gemaakt aan wangedrag. Dat is gewoon niet waar. En dat ze zich schuldig hebben gemaakt aan lichtzinnig procederen. Ook dat is niet waar. Ze laten het lijken alsof ze legitieme argumenten aanvoeren, terwijl ze de waarheid juist omdraaien. Wat mij betreft, ben je dan kwetsbaar voor disciplinaire maatregelen’3 Of Ellis, directeur van de International Bar Association (IBA): “Ellis noemt het een democratische grondregel: een advocaat mag nooit worden gesanctioneerd omdat hij een persoon of standpunt vertegenwoordigt waar de staat het mogelijk niet mee eens is. Andersom heeft de advocatuur in zijn ogen de morele plicht om democratie en rechtsstaat te verdedigen. ‘Dat is waarom de advocatuur bestaat, voor dit soort momenten. Als advocaten dat niet doen, is er geen vangnet meer. Dan versnelt deze ontwikkeling zich. De geschiedenis heeft laten zien wat er dan kan gebeuren.” En als laatst onze eigen Geert-Jan Knoops: “Als advocaten zijn we de poortwachters tot het recht. Vaak de laatste strohalm voor veel mensen (...) Een rechtsstaat die faalt in zijn belofte om bescherming en rechtvaardigheid te bieden aan alle burgers, faalt in de kernopdracht. Nu gaan al deze uitspraken over de regering Trump. Maar als voor Trump wordt gelezen “ [curatoren] ” komt alles gevaarlijk dichtbij.’
Naar het voorlopig oordeel van het hof treedt [geïntimeerde] met zijn optreden ruim buiten door de wet en de jurisprudentie geschetste kaders en valt niet uit te sluiten dat door de vele, veelal weinig effectieve verzoeken en procedures die [geïntimeerde] doet en voert, de belangen van [rechthebbende] eerder geschaad dan gebaat worden. En verder blijkt uit het optreden van [geïntimeerde] in deze procedure dat hij weinig inzicht lijkt te hebben in het effect dat zijn optreden in deze zaak sorteert. Hij vergroot daarmee het conflict tussen [rechthebbende] en [curator1] en [curator2] en kan zijn ego niet ondergeschikt maken aan de belangen van zijn cliënte. En dat terwijl dat conflict duidelijk niet goed is voor [rechthebbende] . Daarover zijn betrokkenen het wel eens. Ook de behandelend psychiater is van mening dat de situatie het welzijn van [rechthebbende] schaadt, zoals blijkt uit de door [geïntimeerde] aangehaalde fragmenten uit de voorgangsrapportage. [geïntimeerde] doet er echter niets aan om deze schadelijke invloeden voor [rechthebbende] te beperken, maar houdt deze in stand en maakt deze groter. Het behoort tot de taak van iedere advocaat om ervoor te zorgen dat het contact tussen [rechthebbende] en de zonen/curatoren en tussen [rechthebbende] en de Sociaal Psychiatrisch verpleegkundige/GGNet weer tot stand zou worden gebracht en niet om de kloof te vergroten. Dit is in ieder geval een groot belang van [rechthebbende] , naast uiteraard haar recht om ontvangen te worden in haar verzoeken omtrent de curatele.
Gelet op vorenstaande acht het hof een verbod op contact tussen [rechthebbende] en [geïntimeerde] geboden. Het hof acht de kans dat de werkwijze van [geïntimeerde] , zijn uitlatingen en gedragingen zoals onder 3.7 en 3.8 weergegeven van dusdanig ongunstige uitwerking op de geestelijke en lichamelijke gezondheidstoestand van [rechthebbende] , zoals onder 3.6 weergegeven dat verder vrij verkeer tussen raadsman en curandus onverantwoord is. [curator1] en [curator2] hebben daarom terecht gevorderd dat dit contact zal worden verboden. Het hof zal de periode van het contactverbod beperken tot een jaar. Daarmee ontzegt het hof [rechthebbende] uitdrukkelijk niet haar grondrecht op bijstand van een advocaat. Dat zal dan wel een andere advocaat dan [geïntimeerde] zijn.
[curator1] en [curator2] hebben in eerste aanleg ook gevorderd om aan het contactverbod een dwangsom te verbinden van € 5.000 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [geïntimeerde] niet aan het contactverbod voldoet. In het hoger beroep vorderen zij dit nog steeds. Het hof zal dit toewijzen, waarbij het hof de dwangsom maximeert tot € 100.000.
De conclusie
Het hoger beroep slaagt. Omdat [geïntimeerde] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof hem - zoals gevorderd - tot betaling van de proceskosten zowel in hoger beroep als bij de voorzieningenrechter veroordelen, volgens het liquidatietarief. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Deze proceskostenveroordeling betekent ook dat de vordering van [geïntimeerde] in het incidenteel hoger beroep wordt afgewezen. [geïntimeerde] dient terug te betalen hetgeen [curator1] en [curator2] op grond van het bestreden vonnis hebben betaald.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).
4De beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 4 december 2024 en beslist dat [geïntimeerde] gedurende een jaar vanaf datum van dit arrest op geen enkele wijze direct of indirect contact mag hebben met [rechthebbende] , zoals telefonisch, schriftelijk, per e-mail, sociale media of op fysieke wijze, onder verbeurte van een dwangsom van € 5.000 aan [curator1] en [curator2] gezamenlijk, als curatoren van [rechthebbende] , voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [geïntimeerde] hiermee in gebreke blijft, tot een maximum van € 100.000 is bereikt;
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van de volgende proceskosten van [curator1] en [curator2] :
- tot aan de uitspraak van de voorzieningenrechter:
€ 320 aan griffierecht
€ 136,72 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan [geïntimeerde]
€ 2.214 aan salaris van de advocaat van [curator1] en [curator2] (2 procespunten x het tarief kort-geding ‘gemiddeld’(contradictoir) van € 1.107 per procespunt)
- en tot de volgende proceskosten in hoger beroep:
€ 362 aan griffierecht
€ 135,97 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan [geïntimeerde]
€ 2.428 aan salaris van de advocaat van [curator1] en [curator2] (2 procespunten x het toepasselijke tarief II van € 1.214 per procespunt)
veroordeelt [geïntimeerde] tot terugbetaling van hetgeen uit hoofde van het bestreden vonnis door [curator1] en [curator2] is betaald;
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.U.M. van der Werff, J.H. Lieber en L. Hamer, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
18 november 2025.
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733
