Rechtbank Den Haag 18-06-2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:21904

Essentie (redactie)

Kort geding waarin moeder nakoming van een door het hof in januari 2025 vastgelegde zorgregeling met dwangsom vordert. Moeder in februari verhuisd. Sindsdien escalatie (aangifte, meldingen, betrokkenheid Veilig Thuis/CJG). Complexe, conflictueuze situatie zonder direct contact. Ook hulpverlening betrokken. Gezien deze omstandigheden leent de zaak zich volgens de voorzieningenrechter niet voor beoordeling in kort geding; aangewezen is een bodemprocedure voor nadere onderzoeken en afspraken. Volgt afwijzing.


Datum publicatie21-11-2025
ZaaknummerC/09/683516 / KG ZA 25-328
ProcedureKort geding
ZittingsplaatsDen Haag
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenKinderen; Zorgregeling / omgang / informatie;
Familieprocesrecht; Kort geding art. 254 Rv
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

KG. Afwijzing vordering, gelet op complexiteit leent zaak zich niet voor behandeling in kort geding.

Volledige uitspraak


Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter

zaak- / rolnummer: C/09/683516 / KG ZA 25-328

Vonnis in kort geding van 18 juni 2025

in de zaak van

[de moeder] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiseres,

advocaat mr. C. Ekholm te Leiden,

tegen:

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. A. El Aqde te Amsterdam.

Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de moeder’ en ‘de vader’.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding met producties.

1.2.

Tijdens de zitting is vonnis bepaald op 18 juni 2025.

2De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.

2.1.

Partijen zijn gehuwd geweest van [dag 1] 2015 tot [dag 2] 2025.

2.2.

Uit het huwelijk van partijen zijn de volgende, nog minderjarige kinderen geboren:

- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2016 te [geboorteplaats] ;

- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2019 te [geboorteplaats] .

2.3.

Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.

2.4.

Bij beschikking van deze rechtbank van 29 juni 2023 is, voor zover van belang: bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats hebben bij de moeder.

2.5.

Bij beschikking van het Gerechtshof Den Haag van 15 januari 2025 – voor zover van belang – is de door partijen overeengekomen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en verdeling van de vakanties en feestdagen opgenomen in de beschikking, waarbij:

- de vader op zondag om 12.00 uur stipt de kinderen ophaalt bij de moeder en zij tot woensdagochtend naar school bij de vader verblijven. Indien de kinderen geen school hebben op woensdag, verblijven zij tot 12.30 uur bij de vader;

- de vakanties en feestdagen bij helfte worden verdeeld.

3Het geschil

3.1.

De moeder vordert, zakelijk weergegeven:

- de vader te veroordelen tot nakoming van de zorgregeling, zoals bepaald in de beschikking van het Gerechtshof Den Haag van 15 januari 2025, een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag met terugwerkende kracht van 23 februari 2025, indien gedaagde niet voldoet aan het gevorderde, althans een door de rechtbank te bepalen dwangsom;

- veroordeling van de vader in de kosten van het geding.

3.2.

Daartoe voert de moeder – samengevat – het volgende aan. Ondanks de zorgregeling die partijen op de zitting bij het Hof zijn overeengekomen, heeft de vader op 23 februari 2025 aan de moeder laten weten dat hij de kinderen niet meer wenst op te halen. De moeder vermoedt dat de vader de zorgregeling enkel is overeengekomen om een groter huis te kunnen verkrijgen. Partijen zijn de zorgregeling samen overeengekomen en de moeder wil dat de vader deze nakomt.

3.3.

Volgens de moeder is sprake van een spoedeisend belang, omdat het langer uitblijven van contact tussen de vader en de kinderen ertoe zal leiden dat zij opnieuw van hun vader zullen vervreemden. Dat vindt zij niet in hun belang.

3.4.

De vader voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4De beoordeling van het geschil

4.1.

Naar aanleiding van hetgeen op de zitting is besproken, is de voorzieningenrechter het volgende gebleken. Partijen zijn op de zitting bij het Gerechtshof in januari 2025 een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken overeengekomen. Deze is vervolgens vastgelegd in voornoemde beschikking. Partijen zijn de zorgregeling vervolgens een aantal keer conform de afspraken nagekomen. Inmiddels wordt echter geen navolging meer gegeven aan deze afspraken.

4.2

De moeder is recentelijk opnieuw getrouwd. Zij is rond 23 februari 2025 verhuisd en met de kinderen bij haar nieuwe echtgenoot ingetrokken. De moeder heeft de vader niet ingelicht over haar verhuizing, over wat haar nieuwe adres is en wat de gevolgen van de verhuizing zijn voor de zorgregeling. Volgens de vader wist hij aldus niet meer waar hij de kinderen kon treffen. Volgens de moeder kon de vader de regeling gewoon nakomen, want de overdracht zou kunnen blijven plaatsvinden op (bij) het oude adres. De vader had echter aangegeven dat hij de zorgregeling niet langer wenste na te komen – dat heeft zij althans via haar zus vernomen, die het weer van haar man heeft vernomen. De vader ontkent dit.

4.3

De voorzieningenrechter is verder gebleken dat de moeder in de afgelopen periode aangifte heeft gedaan tegen de vader. Hoewel het de voorzieningenrechter niet duidelijk is waar deze aangifte precies op ziet, is wel gebleken dat deze nog lopende is. Daarnaast heeft de school van de kinderen een melding gedaan bij de politie (of een andere instantie) naar aanleiding van de aanwezigheid van de vader bij de school van de kinderen. Tevens is een melding gedaan bij Veilig Thuis over de thuissituatie van de moeder, hoewel het niet duidelijk is geworden door wie deze melding is gedaan en waar deze verder op ziet. Veilig Thuis is nog steeds betrokken, evenals inmiddels het Centrum voor Jeugd en gezin (CJG). Het CJG zal daarbij ook hulpverlening bieden in het kader van het contact tussen de vader en de kinderen.

4.4

De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Door de moeder is nakoming van de zorgregeling gevorderd. Ter zitting is echter gebleken dat tussen partijen sprake is van een complexe situatie. Tussen de ouders bestaat geen direct contact, zij maken elkaar continu verwijten en leggen de oorzaak van het vastlopen van de zorgregeling volledig bij de ander neer. Inmiddels is verscheidene hulpverlening betrokken in de situatie van partijen. Gelet op deze complexiteit leent de zaak zich naar oordeel van de voorzieningenrechter niet voor een beoordeling in kort geding. Hoe de zorgregeling tussen partijen uitgevoerd moet worden en de verschillende facetten die hierbij spelen, waaronder de problematische communicatie, moet uitgebreider worden onderzocht in een eventuele bodemprocedure. De voorzieningenrechter zal de vorderingen van de moeder daarom afwijzen.

5De beslissing

De voorzieningenrechter:

5.1.

wijst de vorderingen van de moeder af.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.M. Vingerling en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2025.

SB



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733