Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21-10-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:6793


Datum publicatie18-11-2025
Zaaknummer200.357.279/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsLeeuwarden
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; 1:265h BW Medische behandeling bij OTS
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

Artikel 1:265h BW. Het onderhavige geval betreft geen eenmalige of kortdurende medische ingreep maar een langduriger traject. Het is onduidelijk welke behandeling zal moeten worden gevolgd, welke medicatie er eventueel moet worden voorgeschreven en wat de duur van het traject zal zijn. Een dergelijke langdurige behandeling valt niet onder het bereik van artikel 1:265h BW, waarbij door een kinderrechter eenmalig toestemming wordt gegeven voor een behandeling. Een langdurige behandeling past beter bij een gedeeltelijke gezagsoverheveling als bedoeld in artikel 1:265e BW, waarbij de duur van de gedeeltelijke gezagsoverheveling is verbonden aan de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing. Dat biedt ook de waarborg dat er gedurende het verloop van de medische behandeling een gezagsdrager is die daarop toezicht kan houden en met wie de zorgverlener contact zal moeten onderhouden.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.357.279/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 243563)

beschikking van 21 oktober 2025

in de zaak van

[verzoekster] (de moeder),

die woont in [woonplaats] ,

verzoekster in hoger beroep,

advocaat: mr. J.D. Nijenhuis te Leeuwarden,

en

de gecertificeerde instelling,

Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering Groningen, (GI)

gevestigd te Groningen.

1De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 16 april 2025, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2De procedure in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 16 juli 2025;

- een brief van de raad van 7 augustus 2025, waarin de raad zich afmeldt voor de zitting;

- een journaalbericht namens de moeder van 10 augustus 2025 met bijlage(n);

- het verweerschrift van de GI.

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 23 september 2025 plaatsgevonden. De advocaat van de moeder is verschenen. De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Namens de GI waren twee vertegenwoordigers aanwezig.

3De feiten

3.1

Uit de moeder is op [geboortedatum] geboren [de minderjarige] . De moeder oefent alleen het gezag uit over [de minderjarige] . De vader van [de minderjarige] is niet of nauwelijks in beeld.

3.2

De kinderrechter heeft bij beschikking van 17 september 2024 [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 17 september 2025.

3.3

De kinderrechter heeft bij beschikking van 18 februari 2025 een machtiging tot

uithuisplaatsing gedurende dag en nacht in een pleeggezin verleend voor [de minderjarige] voor de duur van de ondertoezichtstelling.

3.4

Op 18 februari 2025 is [de minderjarige] in een 24-uurs accommodatie jeugdhulpaanbieder geplaatst. Op 21 maart 2025 is [de minderjarige] overgeplaatst naar een gezinshuis.

3.5

Op 24 maart 2025 heeft de moeder toestemming geweigerd voor de medische

behandeling van [de minderjarige] bij [naam1] .

3.6

Op 31 maart 2025 heeft de GI een brief gestuurd naar de moeder en haar advocaat

met de vraag om toestemming voor de versnelde aanmelding van [de minderjarige] bij [naam1] met het

verzoek hier voor 8 april 2025 op te reageren. De GI heeft hier geen reactie op ontvangen.

3.7

Op 1 april 2025 heeft een escalatie op school plaatsgevonden. De school heeft aangegeven dat [de minderjarige] niet meer naar deze school kan, omdat het gedrag van [de minderjarige] onhoudbaar en onveilig is en [de minderjarige] niet te begeleiden is. Het gezinshuis kan de zorg niet aan zonder de betrokkenheid van [naam1] , nu [de minderjarige] ook geen dagbesteding heeft.

3.8

De GI heeft, tevens op 1 april 2025, een spoedverzoek ingediend voor het verkrijgen van vervangende toestemming medische behandeling ingevolge artikel 1:265h van het Burgerlijke Wetboek (BW) .

3.9

Bij bestreden beschikking van 16 april 2025 heeft de kinderrechter – voor zover hier van belang – aan de GI vervangende toestemming verleend voor de behandeling bij [naam1] en het toedienen van medicatie. De beschikking is door de kinderrechter uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3.10

Op 11 mei 2025 heeft een escalatie plaatsgevonden bij het gezinshuis waarbij [de minderjarige] fysiek geweld heeft gebruikt tegen de gezinshuisvader. Hierna is [de minderjarige] geplaatst bij [naam2] waar zij twee op één begeleiding heeft.

3.11

Bij beschikking van 4 september 2025 heeft de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlengd tot 17 september 2026.

4De omvang van het geschil

4.1

De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en het inleidende verzoek van de GI ten aanzien van de vervangende toestemming voor een medische behandeling alsnog af te wijzen.

4.2

De GI verzoekt het hof het door de moeder ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5De motivering van de beslissing

5.1

Ter zitting van het hof is gebleken dat er op dit moment geen jeugdbeschermers betrokken zijn bij [de minderjarige] . Na een incident op 3 september 2025 hebben de vaste jeugdbeschermers zich teruggetrokken en tot op heden zijn er geen nieuwe jeugdbeschermers aan het gezin gekoppeld. De GI geeft aan bezig te zijn met het aanmelden van de moeder en [de minderjarige] voor een gezinsopname bij [naam3] voor ouderschapsdiagnostiek. Volgens de GI verloopt dit moeizaam omdat zij niet goed in contact zijn met de moeder. De moeder verschijnt niet op afspraken en is ambivalent ten aanzien van het inzetten van hulpverlening, aldus de GI.

5.2

De moeder is het niet eens met de GI. Volgens de moeder ging het met [de minderjarige] thuis goed. Volgens de moeder is de uithuisplaatsing schadelijk geweest voor [de minderjarige] waardoor het nu slechter gaat met [de minderjarige] dan voorheen. Daarnaast maakt de moeder zich zorgen over het voorschrijven van medicatie en het toezicht daarop, omdat het onduidelijk is waarvoor [de minderjarige] die medicatie nodig heeft.

5.3

Het hof overweegt als volgt. De vervangende toestemming is door de GI gevraagd en door de kinderrechter verleend op grond van artikel 1:265h, tweede lid, BW. Op grond van dat artikel kan de kinderrechter, in het geval dat er een ondertoezichtstelling is, vervangende toestemming verlenen voor de medische behandeling van een minderjarige jonger dan twaalf jaar indien behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarige af te wenden en de ouder die het gezag uitoefent zijn toestemming daarvoor weigert.

5.4

Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat bij [de minderjarige] sprake is van ernstige gedragsproblematiek. [de minderjarige] kan erg boos worden en daarbij zorgelijk gedrag laten zien zoals gillen, slaan, schoppen en bijten. Daarnaast loopt [de minderjarige] veelvuldig weg en komt daarbij in gevaarlijke situaties terecht zoals langs drukke wegen. [de minderjarige] laat dit gedrag zien bij de instelling van de jeugdhulp, in het gezinshuis waar zij verbleef en op haar school. Sinds de overplaatsing van [de minderjarige] bij [naam2] zijn volgens het tussentijds evaluatieverslag van 3 juli 2025 zes incidenten geregistreerd waarbij [de minderjarige] verbaal, fysiek en sociaal grensoverschrijdend gedrag heeft laten zien. Er waren fysieke interventies noodzakelijk om de veiligheid van [de minderjarige] en/of de omgeving te waarborgen. De zorgen over het gedrag van [de minderjarige] zijn naar het oordeel van het hof nog onverminderd aanwezig. Ook heeft [de minderjarige] voornoemd gedrag vertoond voorafgaand aan het voorgenomen kindgesprek. Het kindgesprek heeft niet kunnen plaatsvinden omdat [de minderjarige] , in tegenstelling tot wat zij eerder had aangegeven, toch niet meer met de raadsheer van het hof in gesprek wilde en zich hevig verzette op het moment dat zij met haar begeleiders het paleis van justitie in Leeuwarden inging.

5.5

De vraag of sprake was van een ernstig gevaar voor de gezondheid van het kind zoals wordt vereist in artikel 1:265h BW moet naar het oordeel van het hof bevestigend worden beantwoord. Het is in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk dat diagnostiek plaatsvindt bij [naam1] en dat er een behandeling volgt voor haar gedragsproblematiek. Gelet op het heftige verbale en fysieke gedrag dat [de minderjarige] laat zien, is sprake van een ernstig gevaar voor haar geestelijke en in het verlengde daarvan ook haar fysieke gezondheid. Behandeling voor de gedragsproblematiek van [de minderjarige] is van groot belang om verdere bedreiging van haar ontwikkeling op meerdere leefgebieden te voorkomen.

5.6

Het hof is evenwel van oordeel dat de bestreden beschikking dient te worden vernietigd. Daarvoor is het volgende redengevend.

5.7

Uit het (spoed)verzoekschrift van de GI en de brief van de GI over de versnelde inzet van [naam1] blijkt dat de GI wil dat [de minderjarige] met spoed in behandeling wordt genomen bij [naam1] en dat de moeder daarvoor geen toestemming verleent. De moeder heeft echter ter zitting bij de rechtbank blijkens het proces verbaal van de zitting aan de GI toestemming verleend om te starten met therapieën voor [de minderjarige] . De toestemming voor de start bij [naam1] was daarom wel aanwezig en daarvoor was geen vervangende toestemming meer vereist. De vraag is vervolgens wel hoever deze vervangende toestemming reikt.

5.8

Op 15 april 2025 heeft een eerste gesprek (intake) plaatsgevonden van [de minderjarige] bij [naam1] . Daarna zijn er verschillende gesprekken geweest met de gezinshuisouders en de jeugdbeschermers. De bevindingen zijn neergelegd in de diagnostiekbrief van 10 juli 2025. Volgens [naam1] kan op dit moment geen betrouwbare diagnostiek worden uitgevoerd gelet op de onrust en de forse agressie problemen bij [de minderjarige] . Uit de medicatiebrief van de kinder- en jeugdpsychiater van [naam1] van 30 juni 2025 blijkt dat de werkhypothese is dat sprake is van een emotieregulatiestoornis en dat [de minderjarige] is gestart met risperidon tweemaal daags van 0,75 mg. Daarnaast is voorgeschreven - indien nodig - lorazepam tablet van 0,5 mg. Ook uit het tussentijds evaluatieverslag van [naam2] blijkt dat het nog onduidelijk is welke behandeling voor [de minderjarige] noodzakelijk is. In het verslag staat beschreven dat het team actief evalueert of aanvullende interventies nodig zijn, zoals diagnostiek naar onderliggende traumadynamiek of inzet van specialistische behandeling gericht op agressieregulatie. Aangezien een professionele beoordeling nog niet voorhanden is, is het nog onduidelijk wat de oorzaak is van de gedragsproblemen van [de minderjarige] en daarmee samenhangend of, en zo ja welke medische behandeling en medicatie voor [de minderjarige] noodzakelijk is.

5.9

Uit het vorenstaande volgt dat het hier geen eenmalige of kortdurende medische ingreep betreft, maar een langduriger traject voor [de minderjarige] . Daarbij is onduidelijk welke therapie zal moeten worden gevolgd, welke medicatie er eventueel wordt voorgeschreven en wat de duur van een en ander zal zijn. Een dergelijke langdurige behandeling valt niet onder het bereik van artikel 1:265h BW, waarbij door een kinderrechter eenmalig toestemming wordt gegeven voor een behandeling. Een langdurige behandeling zoals bij [de minderjarige] plaatsvindt, past beter bij een gedeeltelijke gezagsoverheveling als bedoeld in artikel 1:265e BW, waarbij de duur van de gedeeltelijke gezagsoverheveling is verbonden aan de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing. Dat biedt namelijk ook de waarborg dat er gedurende het verloop van de medische behandeling een gezagsdrager is die daarop toezicht kan houden en met wie de zorgverlener contact zal moeten onderhouden. In het onderhavige geval, waarin de kinderrechter eenmalig vervangende toestemming heeft verleend voor een langdurig medisch traject waarvan duur en inhoud maar beperkt duidelijk zijn, ontbreekt een dergelijke waarborg tijdens het langdurige traject. Dat verdraagt zich niet met de bescherming waarop zowel de minderjarige als de gezaghebbende moeder aanspraak moeten kunnen maken.

5.10

De door de kinderrechter verleende vervangende toestemming kan gezien het vorenstaande niet in stand blijven en dient daarom te worden vernietigd.

5.11

Het hof stelt vast dat voor de continuering van de behandeling van [de minderjarige] en haar medicatiegebruik geen toestemming is verleend door de moeder en – nu de bestreden beschikking wordt vernietigd - ook geen vervangende toestemming is verleend door de rechter op grond van artikel 1:265h BW. Het hof stelt vast dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] loopt tot 17 september 2026. Het ligt op de weg van de GI om voor de langdurige medische behandeling van [de minderjarige] , bestaande uit diagnostiek, behandeling en medicatie, toestemming van de moeder te vragen en te verkrijgen, dan wel een verzoek te doen tot gedeeltelijke gezagsoverheveling aan de GI op grond van artikel 1:265e BW.

5.12

Het hof merkt op, dat plotselinge beëindiging van de medicatie, die [de minderjarige] nu slikt, ernstige gezondheidsrisico’s met zich mee kan brengen. Afstemming met de kinder- en jeugdpsychiater van [naam1] over de medische gevolgen van de vernietiging van de beslissing van de kinderrechter tot het verlenen van vervangende toestemming is daarom vereist.

6De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking

vernietigen, voor zover deze ziet op de verleende toestemming voor de medische behandeling van [de minderjarige] bij [naam1] en de toediening van medicatie.

7De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie

Groningen, van 16 april 2025, voor zover deze ziet op de verleende toestemming voor de medische behandeling van [de minderjarige] bij [naam1] en het toedienen van medicatie, en in zoverre opnieuw beschikkende:

wijst het verzoek van de GI voor het verlenen van vervangende toestemming voor een medische behandeling en het toedienen van medicatie op grond van artikel 1:265h BW voor [de minderjarige] af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. A.P. de Jong - de Goede, L. van Dijk en H. Mollema - de Jong, bijgestaan door mr. E.M.M. Hendriks Vettehen als griffier, en is op 21 oktober 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733