Rechtbank Midden-Nederland 07-04-2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:5663

Essentie (gemaakt door AI)

Echtscheiding waarin het ouderschapsplanvereiste wordt gepasseerd. Hoofdverblijfplaats gesplitst (kind 1 bij vader, kind 2 bij moeder) en bestaande zorgregeling bevestigd; vakanties/feestdagen volgens verzoek van vader. Kinderalimentatie kruislings vastgesteld (€505 v→m; €269 m→v) en partneralimentatie afgewezen. Verzoek vader ex art. 843a Rv afgewezen wegens ontbreken rechtmatig belang. Verdeling huwelijkse voorwaarden aangehouden.


Datum publicatie17-11-2025
ZaaknummerC/16/548183 / FL RK 22-1096 & C/16/558496 / FL RK 23-572
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsLelystad
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen;
Alimentatie;
Familievermogensrecht
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

Echtscheiding, hoofdverblijfplaats; bij elke ouder 1 kind, zorgregeling, kinderalimentatie, verzoek artikel 843a Rv (oud) afgewezen. De afwikkeling vd huwelijkse voorwaarden aangehouden tot te plannen zitting niet eerder dan 2026.

Volledige uitspraak


RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht

locatie Lelystad

zaaknummer: C/16/548183 / FL RK 22-1096 (echtscheiding)

C/16/558496 / FL RK 23-572 (boedel)

Beschikking van 7 april 2025

in de zaak van:

[de man] ,

wonende in [woonplaats] ,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. M.E.F. Stol,

tegen

[de vrouw] ,

wonende in [woonplaats] ,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. W.F. Wienen.

1De procedure

1.1.

De rechtbank heeft op 22 april 2024 de beslissing op de verzoeken aangehouden in afwachting van nadere schriftelijke informatie van partijen. De rechtbank heeft partijen gevraagd om een ondertekend ouderschapsplan in te dienen of de rechtbank te informeren waarom het niet is gelukt tot een ouderschapsplan te komen. Verder is gevraagd om de rechtbank te informeren of zij overeenstemming hebben bereikt over de vermogensrechtelijke afwikkeling van hun huwelijk of indien zij geen overeenstemming hebben bereikt daarbij gelijktijdig een vermogensopstelling met bewijsstukken te verstrekken.

1.2.

De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:

  • het bericht van de man (met bijlagen) van 17 juni 2024;

  • de brief van de vrouw (met bijlagen) van 20 juni 2024;

  • de brief van de vrouw (met bijlagen) van 18 juli 2024;

  • de brief van de man (met bijlagen) van 18 juli 2024;

  • het verzoek ex artikel 843a Rv, binnengekomen op 5 september 2024;

  • het verweer van de vrouw tegen het verzoek ex artikel 843a Rv van 20 september 2024;

  • de aanvullende verzoeken van de man (met bijlagen), binnengekomen op 31 januari 2025;

  • de brief van de vrouw (met bijlagen) van 4 februari 2025;

  • het bericht van de man (met bijlage) van 5 februari 2025;

  • het gewijzigde verzoek van de man (met bijlage), binnengekomen op 6 februari 2025.

1.3.

De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van
10 februari 2025. Daarbij waren aanwezig:

  • de man met zijn advocaat mr. Stol,

  • de vrouw met haar advocaat mr. Wienen,

  • [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

De rechtbank heeft aan de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , de zoon en dochter van de ouders, gevraagd wat zij van de verzoeken vinden. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben op 5 februari 2025 met de rechter gesproken.

1.4.

Na de zitting heeft de rechtbank ontvangen:

  • het bericht van de man (met bijlage) van 17 februari 2025;

  • het bericht van de vrouw van 10 maart 2025;

  • het bericht van de man van 12 maart 2025.

1.5.

De rechtbank zal de reactie van de vrouw in haar brief van 10 maart 2025 op productie 30 van de man buiten beschouwing laten. De rechtbank heeft dit ter zitting al besproken en heeft de vrouw niet in de gelegenheid gesteld om hier na de zitting nog op te reageren.

2Waar de procedure over gaat

2.1.

Partijen zijn op 14 augustus 2012 met elkaar getrouwd in Zaanstad.

2.2.

Partijen zijn de ouders van:

  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2014 in [geboorteplaats] ;

  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2016 in [geboorteplaats] .

2.3.

In de beschikking voorlopige voorzieningen van 16 juni 2023 zijn de kinderen aan de man toevertrouwd en is er een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen bij de ouders verblijven:

  • iedere week vanaf maandagmiddag uit school tot en met woensdagochtend naar school bij de man;

  • iedere week van woensdagmiddag uit school tot vrijdagochtend naar school bij de vrouw;

  • om het weekend van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school bij een van de ouders verblijven (...).

Verder is beslist dat de vrouw aan de man een bedrag van € 102,- per maand aan kinderalimentatie moet voldoen voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .

2.4.

De man verzoekt, na wijziging en aanvulling van zijn verzoeken, de rechtbank om:

I. de echtscheiding tussen partijen uit te spreken;

II. te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man wordt bepaald, dan wel een beslissing die de rechtbank juist acht;

III. te bepalen dat er een zorgregeling geldt, waarbij de kinderen eenmaal per twee weken van vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur bij de vrouw verblijven, waarbij de vrouw de kinderen op vrijdag uit school haalt en de kinderen op zondagavond weer bij de man terugbrengt;

IV. te bepalen dat er een vakantie- en feestdagenregeling wordt vastgesteld (zie verweerschrift op zelfstandige verzoeken tevens houdende aanvullende verzoeken d.d. 4 april 2023);

V. te bepalen (primair) dat de vrouw aan de man kinderalimentatie moet betalen voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van € 390,- per maand met ingang van de beschikking, althans (subsidiair) te bepalen dat de man aan de vrouw kinderalimentatie moet betalen van maximaal € 107,- per maand;

VI. verzoek ex artikel 843a Rv, te bepalen c.q. de vrouw te verplichten om binnen veertien dagen na deze beschikking, dan wel in goede justitie te bepalen datum, de navolgende stukken aan de man te verstrekken:

- jaarstukken 2018 tot en met 2023 van de ondernemingen;

- aangifte IB 2019 tot en met 2023 van de ondernemingen;

- akte waaruit blijkt dat de vrouw een erfenis heeft ontvangen, alsmede om welk bedrag dit gaat;

- stukken waaruit de verkoopprijs van de woning aan de [adres] te [plaats] blijkt;

- een overzicht van de hypotheekstand van de hypotheek rustende op de woning aan de [adres] , op het moment van levering van de woning door de vrouw aan de kopers;

- de koopovereenkomst van de door de vrouw aangekochte woning;

- overzicht van de hypotheek die de vrouw heeft gevestigd op de koopwoning;

- nota van afrekening van de notaris met betrekking tot de aankoop van de koopwoning;

- overzicht betaal- en spaarrekeningen van de zakelijke rekeningen per peildatum;

- overzicht spaardeposito’s zakelijk per peildatum;

- overzicht spaardeposito’s privé per peildatum;

VII. te bepalen dat de vrouw (primair) met ingang van datum inschrijving van de echtscheiding een bedrag van € 183,- per maand aan partneralimentatie aan de man dient te voldoen, althans (subsidiair) te bepalen dat de vrouw met ingang van datum inschrijving echtscheiding een bedrag van € 104,- per maand aan partneralimentatie aan de man dient te voldoen; dan wel een beslissing te nemen die de rechtbank juist acht;

VIII. ten aanzien van de afwikkeling huwelijkse voorwaarden te verrekenen en verdelen conform vermogensopstelling d.d. 17 juni 2024 zoals door de man overgelegd;

IX. te bepalen dat de vrouw aan de man een bedrag van € 447,50 dient te voldoen als bijdrage aan de kosten van de taxatie van de woning;

X. te bepalen dat de vrouw aan de man een bedrag van € 1.637,80 aan ontvangen kinderbijslag dient te voldoen;

XI. productie 31 zijdens de man aan te hechten aan deze beschikking.

2.5.

De vrouw verzoekt de rechtbank om:

  • de echtscheiding tussen partijen uit te spreken;

  • de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw te bepalen;

  • een zorgregeling tussen de minderjarigen en de ouders te bepalen zoals is aangegeven in randnummer 11 van het verweerschrift (d.d. 7 februari 2023);

  • te bepalen dat schoolvakanties en feestdagen bij helfte tussen partijen worden verdeeld, in onderling overleg af te spreken;

  • te bepalen dat de man aan de vrouw € 203,- per kind per maand aan kinderalimentatie moet voldoen, welk bedrag voor het eerst per 1 januari 2024 zal worden geïndexeerd, en dit met ingang van de datum indiening van het verzoek tot echtscheiding, althans een andere door de rechtbank in goede justitie te bepalen ingangsdatum;

  • te bepalen dat de vrouw jegens de man gerechtigd is tot het voortgezet en uitsluitend gebruik van de woning en de daarvan deel uitmakende inboedel gedurende zes maanden vanaf inschrijving echtscheiding;

  • te bepalen dat de inboedel bij helfte wordt verdeeld, dit al dan niet op een nader door de vrouw aan te geven wijze, en partijen te bevelen daaraan uitvoering te geven;

  • te bepalen dat Woonaccent Makelaars de woning zal taxeren en dat de door deze makelaar getaxeerde waarde in de verrekening zal worden betrokken, en de man te verplichten om binnen zeven dagen na afgifte van de beschikking aan deze makelaar opdracht te geven tot taxatie van de woning en aldus vaststelling van de marktwaarde en dit met verplichting aan partijen om ieder 50% van de taxatiekosten te betalen;

  • de man te veroordelen aan de vrouw te vergoeden een bedrag gelijk aan de helft van de som van de taxatiewaarde van de woning minus de hypotheekschuld en minus de waarde van de aandelen vermeerderd met eventueel opgebouwd vermogen ten behoeve van de aflossing van de hypotheekschuld;

  • de man te verplichten binnen zeven dagen na afgifte van de beschikking aan de vrouw opgave te doen, dit met verstrekking van een bankafschrift, van de saldi van zijn bank-/spaarrekeningen en hem te veroordelen om de helft van de saldi minus de helft van de saldi op de bank-/spaarrekeningen van de vrouw aan de vrouw te voldoen;

  • man te veroordelen aan de vrouw te verstrekken zijn aangiften IB 2020 tot en met 2022, binnen zeven dagen na afgifte van de beschikking;

  • kosten rechtens.

3De beoordeling

Het ontbreken van het ouderschapsplan

3.1.

Het is partijen nog niet gelukt een ouderschapsplan te maken. In een ouderschapsplan staan de afspraken over de kinderen, zoals wanneer de kinderen bij wie zijn en hoe partijen elkaar op de hoogte houden over de kinderen. Als partijen geen ouderschapsplan hebben gemaakt, neemt de rechtbank geen beslissing totdat partijen zo’n plan hebben gemaakt. De

rechtbank kan daarop een uitzondering maken als niet van partijen kan worden verwacht dat zij samen een ouderschapsplan maken.

3.2.

De rechtbank vindt dat partijen ontvankelijk zijn hun verzoek tot echtscheiding. Dat wil zeggen dat het verzoek tot echtscheiding en de andere verzoeken inhoudelijk worden behandeld. De rechtbank vindt namelijk dat van de ouders niet kan worden verwacht dat zij alsnog samen een ouderschapsplan maken. Op 2 juni 2023 heeft de eerste regiezitting plaatsgevonden waarom het partijen nog niet gelukt was om een ouderschapsplan te maken. Sindsdien is zowel in mediation als in onderling overleg geprobeerd tot een ouderschapsplan te komen. Dit lukt de ouders niet, omdat de man een gedetailleerd plan wil maken en de vrouw wat meer ruimte wil laten voor overleg. Daarnaast is de kinderbijslag een onderwerp waar een groot verschil van mening over bestaat.

De echtscheiding
3.3. De rechtbank zal de echtscheiding tussen partijen uitspreken omdat aan de wettelijke vereisten is voldaan. 1 Partijen zijn het er namelijk over eens dat hun huwelijk duurzaam is ontwricht. Dat betekent dat zij niet samen verder kunnen als echtgenoten.

De zorg voor de kinderen – de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling

3.4.

De rechtbank zal de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de man bepalen en de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] bij de vrouw. Verder wordt er de volgende zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen bij de ouders verblijven:

  • iedere week vanaf maandagmiddag uit school tot en met woensdagochtend naar school bij de man;

  • iedere week van woensdagmiddag uit school tot vrijdagochtend naar school bij de vrouw;

  • om het weekend van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school bij een van de ouders.

De rechtbank zal uitleggen waarom ze deze beslissing neemt.

3.5.

De vrouw heeft ten aanzien van de hoofdverblijfplaats aangevoerd dat zij een woning heeft gekocht vlak bij de school van de kinderen en de voormalige echtelijke woning met als doel om zoveel mogelijk betrokken te blijven in het leven van de kinderen. Verder heeft de vrouw naar voren gebracht dat de man geen officiële post naar haar doorstuurt die voor de kinderen bestemd is, zoals bijvoorbeeld de uitnodiging om met de kinderrechter te komen praten. Als elk van de kinderen bij een van partijen staat ingeschreven, ontstaat er een noodzaak voor partijen om elkaar daarover te informeren.

3.6.

De man is van mening dat het opsplitsen van de hoofdverblijfplaats van de kinderen niet in hun belang is. Van de vier kinderen uit de vorige relatie van de man stonden twee bij hem ingeschreven en twee bij zijn ex-partner. De man stelt dat zijn kinderen hier nog steeds veel last van hebben.

3.7.

Gelet op de vastgestelde zorgregeling, is de rechtbank van oordeel dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de man moet worden bepaald en de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] bij de vrouw. De rechtbank is van oordeel dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voornamelijk last hebben van de gespannen onderlinge relatie tussen partijen en het gebrek aan communicatie. Het is aan partijen om daar verandering in aan te brengen en de relatie als ex-partners te verwerken en toe te werken naar gezamenlijk ouderschap. Hierover hierna meer.

3.8.

De rechtbank zal de zorgregeling zoals die in de voorlopige voorzieningen is vastgesteld, ook in de echtscheidingsprocedure vaststellen. Deze regeling wordt nog steeds uitgevoerd en de rechtbank wil hier geen wijziging in aanbrengen. Omdat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een loyaliteitsconflict verkeren, vreest de rechtbank dat het terugbrengen van de omgang er toe kan leiden dat er in de toekomst (mogelijk) geen opbouw meer gaat plaatsvinden in het contact met de vrouw. Het is van belang dat partijen naar hulpverlening gaan in de vorm van ouderschapsbemiddeling of SCHIP-training. Partijen dienen zich hiervoor aan te melden bij JGZ. Ook is het belangrijk dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een kindercoach krijgen, omdat zowel de Raad als de rechtbank zorgen over hen heeft.

3.9.

De rechtbank zal een vakantie- en feestdagenregeling vaststellen zoals door de man op 4 april 2023 is verzocht. De vrouw heeft verzocht om de vakantie- en feestdagen in onderling overleg bij helfte te verdelen. Het verzoek van de man komt neer op een verdeling bij helfte. De rechtbank heeft er geen vertrouwen in dat partijen in staat zijn om samen afspraken te maken over de vakanties en feestdagen. Het is in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat er zoveel waar mogelijk duidelijkheid wordt gecreëerd. Om die reden zal de rechtbank de vakantie- en feestdagenregeling vaststellen zoals door de man is verzocht.

De woning

3.10.

Het verzoek over het gebruik van de woning en de inboedel ligt niet langer voor, omdat de vrouw haar verzoek ter zitting heeft ingetrokken.

De alimentatie

3.11.

De rechtbank beslist dat de man een bedrag van € 505,- per maand aan kinderalimentatie aan de vrouw moet betalen, vanaf vandaag en de vrouw een bedrag van € 269,- per maand aan kinderalimentatie aan de man moet betalen, vanaf vandaag. Het verzoek tot het vaststellen van de partneralimentatie wordt afgewezen.

3.12.

De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing(en) neemt. Daarbij gaat zij in op de standpunten van partijen, voor zover die voor de beoordeling van belang zijn. De berekeningen die de rechtbank heeft gemaakt zijn als bijlagen aan deze beschikking toegevoegd. Bij de berekeningen rondt de rechtbank af op hele euro’s.

De ingangsdatum

3.13.

De rechtbank hanteert als ingangsdatum de datum van deze beschikking, omdat partijen het daarover eens zijn.

Kinderalimentatie

3.14.

Kinderalimentatie gaat voor op partneralimentatie. 2 De rechtbank bepaalt daarom eerst de hoogte van de kinderalimentatie, om daarna te beoordelen in hoeverre er nog ruimte is voor partneralimentatie.

De behoefte van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]

3.15.

Partijen zijn het erover eens dat de behoefte van de kinderen in 2025 € 1.602,- per maand bedraagt. De rechtbank zal hiervan uitgaan.

3.16.

Partijen hebben dit berekend op basis van een gezinsinkomen van € 7.191,- per maand in 2022 zoals dat in de beschikking voorlopige voorzieningen is berekend. Hierbij hoort een behoefte van de kinderen van € 1.370,- per maand in 2022. Geïndexeerd is dat in 2025 € 1.602,- per maand.

De draagkracht van de ouders

3.17.

Bij de berekening van de kinderalimentatie moet vervolgens worden vastgesteld wat ieder van de ouders kan betalen. Dat wordt de ‘draagkracht’ van de ouders genoemd. Volgens de wet moeten de ouders namelijk naar draagkracht in de behoefte van de kinderen voorzien. 3

3.18.

Voor het bepalen van de draagkracht van de ouders past de rechtbank de methode die de Expertgroep Alimentatie van de Rechtspraak heeft ontwikkeld toe. Het netto besteedbaar inkomen van een ouder is daarbij het uitgangspunt. Vervolgens bekijkt de rechtbank welk deel van dat inkomen kan worden gebruikt om bij te dragen in de kosten van de kinderen.

3.19.

Bij een netto besteedbaar inkomen dat hoger is dan € 2.125,- per maand in 2025 maakt de rechtbank daarvoor gebruik van de zogenoemde ‘draagkrachtformule’. In die formule wordt uitgegaan van een woonbudget van 30% van het netto besteedbaar inkomen per maand. De ouders worden geacht vanuit het woonbudget alle redelijke lasten voor een woning passend bij hun inkomen te kunnen voldoen. Daarnaast wordt rekening gehouden met een forfaitair (vaststaand) bedrag voor redelijke kosten van levensonderhoud, dat ieder jaar wordt bijgesteld. In 2025 is dat een bedrag van € 1.310,- per maand. Deze twee posten vormen samen het ‘draagkrachtloos inkomen’. Na aftrek van die posten van het netto besteedbaar inkomen blijft dan de ‘draagkrachtruimte’ over. Daarvan is 70% beschikbaar voor kinderalimentatie. De berekening van de draagkracht ziet er dan als volgt uit. 70% [NBI – (0,3 x NBI + 1.310)].

De draagkracht van de man

3.20.

De draagkracht van de man berekent de rechtbank op € 1.651,- per maand. 4 De rechtbank legt hierna uit hoe zij aan dat bedrag is gekomen.

3.21.

De man is werkzaam bij [bedrijf] N.V. Voor het inkomen gaat de rechtbank uit van de salarisspecificatie(s) over januari 2025, waarop een inkomen van € 6.504,58 bruto per maand is vermeld en een keuzebudget van € 1.312,- per maand, bestaande uit vakantietoeslag, eindejaarsuitkering en bovenwettelijke uren. Verder wordt rekening gehouden met de ingehouden (pensioen)premies, een kindgebonden budget van € 1.429,- per jaar en de inkomensafhankelijke combinatiekorting voor [minderjarige 1] . Het netto besteedbaar inkomen is dan € 5.240,- per maand.

De rechtbank houdt geen rekening met een winstuitkering, omdat de man gemotiveerd heeft betwist dat deze uitkering niet structureel is en niet steeds dezelfde hoogte heeft. De man heeft aangegeven dat de winstuitkering niet alleen afhankelijk is van de winst van [bedrijf] maar ook van zijn eigen beoordeling.

3.22.

Volgens de hiervoor vermelde draagkrachtformule geldend in 2025 heeft de man een draagkracht van (70% [5.240 – (0,3 x 5.240 + 1.175)]=) € 1.651,- per maand.

De draagkracht van de vrouw

3.23.

De draagkracht van de vrouw berekent de rechtbank op € 830,- per maand. 5 De rechtbank legt hierna uit hoe zij aan dat bedrag is gekomen.

3.24.

De vrouw is werkzaam bij [bedrijf] in Almere. Voor het inkomen gaat de rechtbank uit van de salarisspecificatie over januari 2025, waarop een inkomen van

€ 5.327,12 bruto per maand is vermeld. Ook wordt er rekening gehouden met een vakantietoeslag van 8% en een eindejaarsuitkering van € 258,90 per maand. Verder wordt rekening gehouden met de ingehouden (pensioen)premies, een kindgebonden budget van € 3.130,- per jaar en de inkomensafhankelijke combinatiekorting voor [minderjarige 2] . Het netto besteedbaar inkomen is dan € 4.199,- per maand.

3.25.

Volgens de hiervoor vermelde draagkrachtformule geldend in 2025 heeft de vrouw een draagkracht van (70% [4.199 – (0,3 x 4.199 + 1.310)]=) € 1.268,- per maand.

Naast de forfaitaire lasten houdt de rechtbank rekening met de aflossing van schulden:

  • Bridgefund: € 500,- per maand

  • terugbetaling kindgebonden budget 2021: € 59,- per maand

  • terugbetaling kindgebonden budget 2023: € 68,- per maand +

totaal: € 627,- per maand

De betalingsregeling voor de schuld bij Bridgefund heeft nog een looptijd van zes maanden. De vrouw dient de man te informeren wanneer zij schuld(en) heeft afgelost. Rekening houdende met deze extra last van € 627,- per maand heeft de vrouw een draagkracht van € 830,- per maand.

De verdeling van de kosten

3.26.

Als de ouders samen genoeg draagkracht hebben voor alle kosten van hun kinderen, dan moet de rechtbank berekenen wie welk deel van de kosten voor zijn rekening moet nemen. Dat wordt de ‘draagkrachtvergelijking’ genoemd.

3.27.

De ouders hebben samen een draagkracht van (1.651 + 830 =) € 2.481,- per maand. Dit is genoeg om alle kosten van de kinderen te betalen, want die zijn € 1.602,- per maand. Dit betekent dat de man een deel van (1.651 / 2.481 x 1.602 =) € 1.066,- per maand moet dragen en de vrouw een deel van (830 / 2.481 x 1.602 =) € 536,- per maand.

De zorgkorting

3.28.

Partijen maken op de dagen dat de kinderen bij hen verblijven kosten voor onder andere eten en drinken en energielasten: de verblijfskosten. Daarmee voldoen partijen – deels – aan hun onderhoudsverplichting. De rechtbank kan de bijdrage van partijen verlagen met een percentage van de behoefte van de kinderen of een deel daarvan: de ‘zorgkorting’.

3.29.

Bij de vastgestelde zorgregeling past een zorgkorting van 35% van de behoefte, dus (1.602 x 35% =) € 561,- per maand. Dat betekent dat de man een bedrag van (1.066 -/- 561 =) € 505,- per maand moet betalen voor [minderjarige 2] en de vrouw een bedrag van (830 -/- 561 =) € 269,- per maand moet betalen voor [minderjarige 1] .

Indexering

3.30.

Op grond van de wet wordt de vastgestelde kinderalimentatie automatisch geïndexeerd met ingang van 1 januari 2026. 6

Alimentatie vooruitbetalen

3.31.

De rechtbank beslist dat partijen de kinderalimentatie steeds vóór de eerste van de maand moeten betalen. Het gaat namelijk om bijdragen in de kosten die in die maand gemaakt zullen worden en dan zou het te laat zijn als de alimentatie pas aan het eind van de maand wordt betaald.

Partneralimentatie

3.32.

Omdat nu duidelijk is hoeveel partijen voor de kinderen moeten betalen, kan de rechtbank berekenen of de man behoefte heeft aan een door de vrouw te betalen bijdrage.

De huwelijksgerelateerde behoefte

3.33.

Bij de berekening van de partneralimentatie stelt de rechtbank eerst het bedrag vast dat de man nodig heeft om zijn kosten van te kunnen betalen. Dat wordt de ‘behoefte’ genoemd. Daarbij kijkt de rechtbank niet alleen naar de puur noodzakelijke kosten die de man moet maken, maar ook naar de welstand waarin partijen hebben geleefd en naar wat de man daardoor gewend was uit te geven. Daarom wordt dat de ‘huwelijksgerelateerde behoefte’ genoemd.

3.34.

De rechtbank stelt de huwelijksgerelateerde behoefte van de man vast op € 4.085,- netto per maand in 2025. Zij heeft dat als volgt berekend.

3.35.

Voor de vaststelling van de huwelijksgerelateerde behoefte is een vuistregel ontwikkeld, de ‘hofnorm’. De hofnorm neemt het netto besteedbaar gezinsinkomen van toen partijen nog bij elkaar waren als uitgangspunt. Dit inkomen wordt eerst verminderd met de kosten van de kinderen. Wat er overblijft, konden partijen voor zichzelf uitgeven.

Dat betekent dat ieder van hen de helft van dat inkomen nodig heeft om de uitgaven te blijven doen, zoals diegene gewend was tijdens het huwelijk. Maar beide partijen hebben na de scheiding meer geld nodig, omdat het leven voor alleenstaanden nu eenmaal duurder is dan voor gehuwden. Zij kunnen hun kosten niet meer met een ander delen en daarom gaat de hofnorm ervan uit dat de behoefte 60% van het netto besteedbaar gezinsinkomen is.

3.36.

Bij de berekening van de behoefte van de kinderen is vastgesteld dat het netto besteedbaar gezinsinkomen in 2022 € 7.191,- per maand bedroeg en dat de kosten van de kinderen in 2022 € 1.370,- waren. Er bleef dan € 5.821,- per maand over van het inkomen voor partijen zelf. Van dat inkomen heeft de man 60% nodig. Dat was € 3.493,- netto per maand in 2022. Geïndexeerd is dat in 2025 € 4.085,- netto per maand.

De behoeftigheid

3.37.

Vervolgens onderzoekt de rechtbank of de man redelijkerwijs in staat is om zelf het hiervoor vermelde bedrag (€ 4.085,-) te verdienen. Bij het inkomen van de man telt de rechtbank daarbij het kindgebonden budget niet mee, omdat dat budget is bedoeld voor [minderjarige 1] en niet voor de man zelf. Als de man niet in staat is om zelf het bedrag van de huwelijksgerelateerde behoefte te verdienen, dan is hij ‘behoeftig’. Alleen in dat geval kan de rechtbank het verzoek van de man om partneralimentatie toewijzen.

3.38.

Zoals hiervoor bij de draagkracht van de man voor kinderalimentatie is vermeld, bedraagt het netto besteedbaar inkomen inclusief kindgebonden budget € 5.240,- per maand. Na aftrek van het kindgebonden budget van (1.429 / 12 =) € 119,- per maand blijft er een netto besteedbaar inkomen van € 5.121,- per maand over.

3.39.

Het netto besteedbaar inkomen van de man bedraagt meer dan zijn huwelijksgerelateerde behoefte, zodat hij geen behoefte heeft aan een bijdrage van de vrouw. De rechtbank wijst daarom het verzoek om partneralimentatie af.

Verzoek ex artikel 843a Rv (oud)

3.40.

De rechtbank wijst het verzoek van de man af omdat hij niet heeft gesteld welk rechtmatig belang hij daarbij heeft. Dat de man meent geen volledig inzicht te hebben waaruit het privévermogen van de vrouw bestaat, is niet voldoende. De man wil dat de vrouw stukken verstrekt van (privé) vermogensbestanddelen welke op de peildatum (16 november 2022) niet meer aanwezig waren of niet aan haar toebehoorden. De vrouw heeft gemotiveerd betwist dat de man belang heeft bij de opgevraagde stukken. De waarde van de ondernemingen van de vrouw, welke nu gefailleerd zijn, is door de valuator op waarde geschat en meegenomen in de vermogensopstelling van de vrouw. De valuator heeft, net als de man, toegang gehad tot de jaarstukken, betaal- en spaarrekeningen. Daarbij heeft de vrouw nooit een erfenis ontvangen.

Afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden

3.41.

De verzoeken die betrekking hebben op de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden worden aangehouden in afwachting van de reactie van de vrouw (vier weken) en de daaropvolgende reactie van de man (vier weken).

3.42.

Partijen zijn gehuwd onder het maken van huwelijkse voorwaarden die inhouden dat zij buiten iedere gemeenschap van goederen zijn gehuwd. In artikel 4 lid 1 van de huwelijkse voorwaarden is opgenomen:

“Indien het huwelijk van partijen wordt ontbonden, zal tussen partijen casu quo de respectieve erfgenamen een verrekening en afrekening plaats hebben als waren partijen gehuwd in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen. (...).”

3.43.

Partijen hebben zich eerder in de procedure al uitgelaten over de aanwezige privé vermogensbestanddelen op de peildatum en hebben over en weer vermogensopstellingen overgelegd en daarop gereageerd. De man heeft op 31 januari 2025 (opnieuw) een akte ingenomen ten aanzien van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en zijn verzoeken daarop aangepast. Ter zitting is besproken dat de vrouw de gelegenheid krijgt om op die akte te reageren. Mochten partijen niet tot overeenstemming komen en de rechtbank ook niet willen verzoeken de beslissing over de afwikkeling van (een van) de vermogensbestanddelen schriftelijk af te doen, dan zal er op verzoek van de man een mondelinge behandeling worden gepland (niet eerder dan 2026).

C/16/548183 / FL RK 22-1096 (echtscheiding)

Uitvoerbaar bij voorraad

3.44.

De rechtbank zal de beslissing gedeeltelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt. De uitvoerbaarheid bij voorraad geldt niet voor de echtscheiding. De echtscheiding kan de rechtbank niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het huwelijk pas eindigt op het moment dat deze beschikking wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

De proceskosten

3.45.

De rechtbank zal beslissen dat ieder de eigen proceskosten betaalt, omdat zij geen reden ziet om één van partijen in de proceskosten te veroordelen.


4De beslissing

De rechtbank:

C/16/548183 / FL RK 22-1096 (echtscheiding)

4.1.

spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, getrouwd op [datum] 2012 in [plaats] ;

4.2.

bepaalt dat [minderjarige 1] zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de man en [minderjarige 2] haar hoofdverblijfplaats heeft bij de vrouw;

4.3.

stelt een zorgregeling vast tussen de kinderen en de ouders:

  • iedere week vanaf maandagmiddag uit school tot en met woensdagochtend naar school bij de man;

  • iedere week van woensdagmiddag uit school tot vrijdagochtend naar school bij de vrouw;

  • om het weekend van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school bij een van de ouders;

  • een vakantie- en feestdagenregeling:

o kerst: even jaren, eerste kerstdag bij de moeder en tweede kerstdag bij de vader. In de oneven jaren andersom;

o oud & nieuw: in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader;

o Pasen: even jaren, eerste Paasdag bij de moeder en tweede Paasdag bij de vader. In de oneven jaren andersom;

o Pinksteren: even jaren, eerste Pinksterdag bij de moeder en tweede Pinksterdag bij de vader. In de oneven jaren andersom;

o zomervakantie: even jaren, de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader. In de oneven jaren andersom. Het wisselmoment vindt halverwege de vakantie plaats in onderling overleg tussen de ouders;

o overige schoolvakanties: bij helfte tussen de ouders verdeeld, waarbij het wisselmoment halverwege de vakantie plaatsvindt, bij een wekelijkse vakantie op woensdagmiddag om 12.00 uur en bij een tweewekelijkse vakantie op zondagmiddag om 12.00 uur;

o gedurende overige doordeweekse schoolvrije dagen (zoals Bevrijdingsdag of Hemelvaartsdag): de reguliere zorgregeling loopt door.

4.4.

bepaalt dat de man met van vandaag een bedrag van € 505,- per maand moet betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 2] ;

4.5.

bepaalt dat de vrouw met ingang van vandaag een bedrag van € 269,- per maand moet betalen aan de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] ;

4.6.

bepaalt dat partijen deze kinderalimentatie steeds vóór de eerste van de maand moeten betalen;

4.7.

verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad, behalve voor zover het de echtscheiding betreft;

4.8.

bepaalt dat partijen hun eigen proceskosten betalen;

4.9.

wijst de verzoeken van partijen voor het overige af.

C/16/558496 / FL RK 23-572 (boedel)

4.10.

wijst het verzoek van de man ex artikel 843a Rv (oud) af;

4.11.

houdt de beslissing over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden aan in afwachting van een nader te plannen mondelinge behandeling.

Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. M. Weistra, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. J.J. Terpstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 april 2025.

Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Bijlage 1: draagkracht van de man

Bijlage 2: draagkracht van de vrouw

4

Bijlage 1: draagkracht van de man.

5

Bijlage 2: draagkracht van de vrouw.



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733