Essentie (redactie)
Vrouw verzoekt echtscheiding. Man stelt wilsonbekwaamheid en betwist duurzame ontwrichting. Zij heeft een milde/lichte vorm van een psychogeriatrische aandoening. Rechtbank acht op basis van onafhankelijke medische verklaring de wil van vrouw om te scheiden aanwezig en ongewijzigd. Rechtbank overweegt dat er sprake is van duurzame ontwrichting en spreekt echtscheiding uit. Verzoek uitvoerbaar bij voorraad afgewezen. Dit kan niet opgrond van de wet.
| Datum publicatie | 12-11-2025 |
| Zaaknummer | C/13/764669 / FA RK 25-1246 |
| Procedure | Eerste aanleg - enkelvoudig |
| Zittingsplaats | Amsterdam |
| Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
| Trefwoorden | Familieprocesrecht; Ontvankelijkheid |
| Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Echtscheiding. Bij verzoeker is sprake van een psychogeriatische aandoening (dementie). Wilsbekwaamheid. De rechtbank stelt op grond van een medische verklaring van een arts de wil en intentie van de vrouw vast om van de man te willen scheiden. Mentoren en bewindvoerders bij partijen betrokken.Volledige uitspraak
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken
zaaknummer / rekestnummer: C/13/764669 / FA RK 25-1246
Beschikking d.d. 17 juli 2025 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. O. Asscher,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. C.R. Hettema.
1De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 17 februari 2025;
- het verweerschrift van de man, ingekomen op 2 mei 2025;
- een F9-formulier van de vrouw van 29 april 2025;
- een F9-formulier met bijlagen van de vrouw van 15 juni 2025;
- een F9-formulier met bijlagen van de man van 15 juni 2025;
- een e-mailbericht met bijlage van de vrouw van 17 juni 2025.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 juni 2025. Bij die gelegenheid zijn verschenen de advocaat van de vrouw en de mentor van de vrouw, de heer [naam 1] van bewindvoerderkantoor [handelsnaam] , alsmede de advocaat van de man en de mentor van de man en bewindvoerder van beide partijen, mevrouw [naam 2] , namens Bergen Bewind B.V.
2De beoordeling
Partijen zijn met elkaar gehuwd. In het Uittreksel uit de Basisregistratie Personen (BRP) is opgenomen dat partijen met elkaar zijn gehuwd op 00 00 1964 te Kefri (Turkije). In een uittreksel afgegeven door het Consulaat van Turkije in Amsterdam is opgenomen dat partijen met elkaar zijn gehuwd op 1 februari 1964 te Gercüş/Midyat (Turkije). Partijen hebben de Nederlandse en de Turkse nationaliteit.
Bij beschikking van 14 november 2024 is een mentorschap ingesteld ten behoeve van de man. Tot mentor is benoemd Bergen Bewind B.V. Bij beschikking van 14 november 2024 zijn de goederen die toebehoren aan de man onder bewind gesteld wegens zijn lichamelijke/geestelijke toestand. Tot bewindvoerder is benoemd Bergen Bewind B.V. Voorts is Bergen Bewind B.V. bij beschikking van 14 november 2024 benoemd tot provisioneel bewindvoerder over alle goederen die (zullen) toebehoren aan de vrouw.
Bij beschikking van 20 januari 2025 zijn de goederen van de vrouw onder bewind gesteld wegens haar lichamelijke/geestelijke toestand en is een mentorschap ingesteld ten behoeve van de vrouw. Tot bewindvoerder is benoemd Bergen Bewind B.V. Tot mentor is benoemd [naam 1] h.o.d.n. Bewindvoerderkantoor [handelsnaam] .
De vrouw verblijft in een verzorgingskliniek.
Scheiding
De vrouw heeft verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Zij heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Omdat er medio 2024 sprake was van een milde/lichte vorm van een psychogeriatrische aandoening bij de vrouw heeft op 5 december 2024 een medische beoordeling plaatsgevonden naar de wilsbekwaamheid van de vrouw terzake. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de vrouw niet alleen wil scheiden van haar man, maar ook dat zij zich bewust is van de gevolgen. De advocaat van de vrouw heeft ter zitting mondeling toegelicht dat de vrouw een zwaar leven heeft gehad. Mogelijk is zij op zeer jonge leeftijd vanuit Syrië naar Turkije meegenomen en heeft zij de identiteit overgenomen van de vorige vrouw van de man die door femicide om het leven is gekomen. Zij is zorg gaan dragen voor hun zoon en heeft vervolgens met de man vier kinderen gekregen. Volgens de vrouw is zij door de man slecht behandeld tijdens het huwelijk. De vrouw heeft de advocaat gesmeekt om ervoor te zorgen dat zij niet als echtgenoot van de man zal sterven.
De man voert verweer. Primair stelt de man dat de vrouw wilsonbekwaam is en dat het verzoek van de vrouw niet-ontvankelijk is. Bij de vrouw is sprake van vergevorderde dementie. Wegens haar stoornis overziet de vrouw de gevolgen van echtscheiding en de betekenis ervan niet. Subsidiair heeft de man de gestelde duurzame ontwrichting betwist. De echtscheiding is ingegeven door de zoon van partijen ( [naam zoon] ) en de frictie die tussen de kinderen van partijen bestaat. Er is sprake van sterke beïnvloeding van de vrouw door [naam zoon] en de echtscheiding zou niet door de vrouw gewild zijn maar door [naam zoon] in verband met financiële belangen.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift beide partijen in ieder geval de Nederlandse nationaliteit bezaten, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
De rechtbank is op grond van de medische verklaring van de arts (dhr. Drs. H.A.J.M van den Heuvel, indicerend en adviserend arts, KNMG, geregistreerd VIA arts) van 5 december 2024 van oordeel dat vast staat dat de vrouw op dat moment de wil en intentie had om van de man te willen scheiden. De arts verklaart dat hij, als onafhankelijk arts, op basis van eigen onderzoek en bevindingen d.d. 4 december 2024 tijdens een huisbezoek en in het bijzijn van dhr. [naam 3] , zorgbegeleider van zorglocatie Cordaan die als tolk fungeerde, van oordeel is dat de vrouw gelet op haar lichamelijke en geestelijke toestand in staat wordt geacht haar wil op het onderdeel van het willen scheiden van haar echtgenoot kenbaar te kunnen maken. Voorts verklaart de arts dat bij het ter sprake brengen van de reden van deze medische verklaring, betrokkene bij herhaling adequaat in staat was haar overwegingen ten aanzien van haar wens van haar echtgenoot te willen scheiden te verwoorden en beargumenteren. Betrokkene vertelt bij herhaling dat zij geen contact meer met haar echtgenoot wenst. Er is volgens de vrouw sprake van een jarenlange slechte behandeling door haar echtgenoot met agressie en vernedering. De arts concludeert in de verklaring: ‘Ik beschouw de wens van betrokkene medisch gezien geheel duidelijk en consistent, zijnde haar uitdrukkelijk wil.’
De vrouw was niet aanwezig tijdens de mondelinge behandeling en volgens haar advocaat sinds indiening van het verzoek erg achteruit gegaan, zodat zij niet in staat was haar wil om te scheiden tijdens de mondelinge behandeling te herhalen. Hoewel zij haar wil tot scheiding niet heeft kunnen herhalen is naar het oordeel van de rechtbank ook niet gebleken dat er verandering is gekomen in de wil om van de man te willen scheiden. Daarbij betrekt de rechtbank de verklaring van de mentor van de vrouw dat de vrouw recent tegen haar begeleider zou hebben gezegd dat zij nog wel al haar kinderen wil zien, maar de man liever niet meer. Op basis van de door en namens de vrouw gestelde omstandigheden voor en tijdens het huwelijk, die door de man onvoldoende zijn betwist, is het ook aannemelijk dat zij van de man wil scheiden.
Op grond van artikel 1:151 BW is voor een echtscheiding op verzoek van één van de echtgenoten vereist dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Wanneer één van de echtgenoten niet verder wil met het huwelijk, vormt dit volgens vaste rechtspraak voldoende grond om het verzoek tot echtscheiding toe te wijzen.
De vrouw stelt dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Dit wordt door de man betwist. Hoewel uit de stukken blijkt dat er over en weer inmenging is door de kinderen, is de rechtbank van oordeel dat op grond van het voorgaande voldoende is komen vast te staan dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Het verzoek tot echtscheiding is dan ook toewijsbaar.
De wet staat niet toe de echtscheiding uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De rechtbank wijst het verzoek daartoe dan ook af.
3De beslissing
De rechtbank:
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te Kefri, Turkije op 00 00 1964, volgens het een uittreksel afgegeven door het Consulaat van Turkije in Amsterdam op 1 februari 1964 te Gercüş/Midyat;
wijst af het meer of anders verzochte.
|
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van der Heijden, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.K. Soeters op 17 juli 2025. |
||
|
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt. |
||
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733
