Rechtbank Oost-Brabant 05-11-2025, ECLI:NL:RBOBR:2025:7309

geboren te [plaatsnaam] op [datum] ,

wonende te [adres] ,

hierna te noemen: betrokkene,

met als bewindvoerder: Marion van de Vorst B.V., Kvkno. 69152500, Postbus 2071, 6020 AB Budel.

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:

Het verzoek is mondeling behandeld op 22 oktober 2025. Ter zitting zijn betrokkene, haar moeder (en tevens de voorgestelde opvolgend bewindvoerder) en de huidige bewindvoerder verschenen.

Bij beschikking van de kantonrechter van 22 december 2023 is het vermogen van betrokkene onder bewind gesteld. De grondslag van het bewind is de lichamelijke of geestelijke toestand van betrokkene. Het bewind is ingeschreven in het Centraal curatele- en bewindregister, zoals bedoeld in artikel 1:391 van het Burgerlijk Wetboek.

Betrokkene vraagt om ontslag van Marion van de Vorst B.V., Kvkno. 69152500, Postbus 2071, 6020 AB Budel als bewindvoerder en om [naam] , tevens de moeder van betrokkene, te benoemen tot opvolgend bewindvoerder. Betrokkene stelt dat de huidige bewindvoering (net als bij haar vorige bewindvoerder) niet loopt zoals ze had gehoopt, waardoor ze geen vertrouwen meer heeft in haar bewindvoerder en in bewindvoering in het algemeen. Betrokkene geeft aan dat haar geldzaken nu zonder overleg met haar worden geregeld en dat ze zo niet leert hoe ze met haar geld om moet gaan. Ook zou het volgens betrokkene moeilijk zijn om haar bewindvoerder telefonisch te spreken. Op de zitting heeft betrokkene aangegeven dat ze haar huidige bewindvoerder pas nu voor het eerst in persoon ziet. Ook heeft betrokkene ter zitting aangegeven niet gemotiveerd te zijn om extra uren te draaien op haar werk, omdat ze van de extra inkomsten niets terugziet. Verder zou de drempel voor het aanvragen van extra leefgeld bij de bewindvoerder steeds hoger liggen. Betrokkene heeft recentelijk uit een erfenis enkele duizenden euro’s ontvangen, maar zou hiervan geen aankopen, zoals een wat duurdere telefoon, mogen doen van de bewindvoerder. Volgens betrokkene zou het voor haar persoonlijke situatie beter zijn als haar moeder haar (enige) bewindvoerder wordt.

De bewindvoerder heeft zich schriftelijk en op de zitting uitgelaten over het verzoek. Volgens de bewindvoerder is voortzetting van het bewind in ieder geval noodzakelijk. Tevens stelt de bewindvoerder dat het overdragen van de uitvoering van het bewind naar de moeder van betrokkene niet in het belang van betrokkene is, omdat het beter is als zij ‘moeder’ kan blijven. Ook zou betrokkene meermaals zijn gevraagd mee te denken over haar wens om financieel zelfredzaam te worden, maar hier zou vanuit betrokkene (of haar moeder) geen concrete reactie (of bijdrage) op zijn gekomen. Betrokkene kan digitaal meekijken in haar inkomsten en uitgaven. Betrokkene betaalt daarnaast leefgeld aan haar moeder, hetgeen mogelijk (onbedoeld) tot tegenstrijdige belangen leidt, ingeval moeder tot de bewindvoerder zou worden benoemd. De bewindvoerder stelt ook nog voor dat de moeder van betrokkene haar contactpersoon richting de bewindvoerder zou worden.

De moeder van betrokkene heeft een bereidverklaring bewindvoerder ingediend en heeft in een bijgaand schrijven aangegeven niet als contactpersoon tussen betrokkene en de bewindvoerder te willen fungeren. Tevens stelt zij beter dan de huidige bewindvoerder in staat te zijn betrokkene in algemene zin te begeleiden en te helpen met geld om te leren gaan.

De kantonrechter overweegt als volgt.

Gelet op de inhoud van de stukken en de behandeling op de zitting zal de kantonrechter het verzoek toewijzen en de huidige bewindvoerder ontslaan en (gelijktijdig) de voorgestelde opvolgend bewindvoerder benoemen.

De kantonrechter onderschrijft het punt van de huidige bewindvoerder dat betrokkene zelf ook initiatief moet tonen als zij graag aan haar financiële zelfredzaamheid wil werken en moet reageren op vragen die de bewindvoerder stelt. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft betrokkene sowieso eerst nog intensieve begeleiding nodig om meer financieel zelfredzaam te worden, omdat het ernaar uitziet dat betrokkene de uitgangspunten in budgetteren nog onder de knie moet krijgen. Het is de kantonrechter gebleken dat de onderlinge verstandhoudingen tussen betrokkene, haar moeder en de bewindvoerder niet optimaal zijn en intensieve begeleiding niet kan worden gegeven (en verwacht) door de huidige bewindvoerder. De kantonrechter merkt hierbij nog op dat het bijvoorbeeld beter was geweest als er vlak na de benoeming van de huidige bewindvoerder met betrokkene een persoonlijk gesprek had plaatsgevonden, in plaats van (bijna uitsluitend) per e-mail te communiceren. Betrokkene had immers voorheen een andere bewindvoerder en de huidige bewindvoerder heeft het bewind overgenomen met de wetenschap dat betrokkene echt wil dat een bewindvoerder haar goed begeleidt bij geldzaken en haar klaarstoomt op eigen benen te staan. Daarnaast vindt de kantonrechter het zorgelijk dat betrokkene geen motivatie voelt om meer uren te gaan werken, omdat zij in haar leefgeld hier niets van terugziet. Betrokkene is jong en moet juist de (positieve) effecten zien van meer werken. Dat zij nu geen extra diensten draait, vindt de kantonrechter zorgelijk.

Moeder heeft aangegeven op de zitting te begrijpen wat er van haar als bewindvoerder verwacht wordt en dit te kunnen. Zij heeft concreet aangegeven hoe zij betrokkene kan helpen bij het leren van de geldzaken en betrokkene wil dit ook graag. De kantonrechter ziet geen aanleiding om moeder ongeschikt te achten als bewindvoerder voor betrokkene.

De kantonrechter zal de beloning voor de ontslagen bewindvoerder voor het opmaken van de eindrekening en -verantwoording vaststellen overeenkomstig artikel 3 lid 5 sub d van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Deze beloning is exclusief omzetbelasting.

De kantonrechter:

Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch: