| Datum publicatie | 06-11-2025 |
| Zaaknummer | 200.350.939/01 |
| Procedure | Hoger beroep |
| Zittingsplaats | Den Haag |
| Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
| Trefwoorden | Meerderjarigenbescherming; Bewind |
| Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Onderbewindstelling. De bewindvoerder kan voor de werkzaamheden verricht voor de verhuizing van betrokkene op grond van artikel 3 lid 5, onder b van de Regeling aanspraak maken op de daarin bepaalde beloning.Volledige uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummer : 200.350.939/01
zaaknummer rechtbank : NL:TZ:0000288533, BM28661
beschikking van de meervoudige kamer van 8 oktober 2025
inzake
Stichting Veritas Vertegenwoordiging B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
advocaat mr. E. Kattestaart te Rotterdam.
Als belanghebbende in deze zaak is aangemerkt:
[de betrokkene] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de betrokkene.
1Het verloop van het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 11 november 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna te noemen: de bestreden beschikking).
2Het geding in hoger beroep
De bewindvoerder is op 7 februari 2025 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de bewindvoerder van 11 augustus 2025 met bijlagen, ingekomen op diezelfde dag.
De mondelinge behandeling heeft op 14 augustus 2025 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- mr. E. Kattestaart, [vertegenwoordiger van de bewindvoerder 1] en [vertegenwoordiger van de bewindvoerder 2] namens de bewindvoerder.
De betrokkene is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Na de zitting zijn bij journaalbericht van 4 september 2025 nadere stukken ingekomen van de zijde van de bewindvoerder, waaronder recente uitspraken van het hof Den Bosch en het hof Arnhem-Leeuwarden, zoals ter zitting besproken.
3De feiten
Betrokkene is geboren te [geboorteplaats] , Suriname op [geboortedatum] 1983.
Bij beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 3 maart 2018 is Veritas benoemd tot bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van betrokkene de heer [de betrokkene] , in verband met zijn lichamelijke of geestelijke toestand.
Betrokkene is op of omstreeks 4 juli 2023 verhuisd. Veritas heeft vervolgens de verhuizing in hoedanigheid van bewindvoerder (administratief) begeleid en gefaciliteerd voor betrokkene.
4De omvang van het geschil
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter in de rechtbank Den Haag het verzoek van de bewindvoerder, strekkende tot het toekennen van een beloning voor de werkzaamheden verricht voor de verhuizing van betrokkene, afgewezen.
De bewindvoerder is het hier niet mee eens. Verzocht wordt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
- dat voor recht wordt verklaard dat in voorkomende gevallen, oftewel gevallen die zich voordoen, bij een verhuizing en de daarmee gepaard gaande (administratieve) werkzaamheden
de bewindvoerder op grond van artikel 3 lid 5 onder b van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (hierna: de Regeling) aanspraak heeft op de zogenaamde verhuiskostenvergoeding;
en/of
- dat de bewindvoerder in het dossier betreffende betrokkene thans een bedrag ad € 388,00 aan verhuiskostenvergoeding wordt toegekend;
één en ander, voor zover de wet het toelaat, uitvoerbaar bij voorraad.
5De motivering van de beslissing
Standpunten van de bewindvoerder
De bewindvoerder betoogt ten eerste dat de kantonrechter in de bestreden beschikking ten onrechte heeft geoordeeld dat volgens artikel 3, lid 6 van de Regeling de bewindvoerder alleen wegens uitzonderlijke omstandigheden voor een verhuizing een bedrag ad € 388,00 toekomt. Volgens de bewindvoerder is het toetsingscriterium hier “voorkomende gevallen”. De bewindvoerder wijst ter onderbouwing van dit standpunt naar rechtspraak van onder meer het hof Arnhem-Leeuwarden dat inmiddels herhaaldelijk heeft geoordeeld dat met “voorkomende gevallen” niet hetzelfde wordt bedoeld als “uitzonderlijke omstandigheden/werkzaamheden”. De bewindvoerder betoogt ten tweede dat de kantonrechter in de bestreden beschikking ten onrechte heeft overwogen dat werkzaamheden in het kader van een verhuizing in beginsel vallen onder de taak van de mentor en dat daarom een beloning voor werkzaamheden in het kader van een verhuizing alleen dienen te worden toegekend indien de rechthebbende daartoe zelf niet in staat is en er geen mentor is die de verhuizing kan regelen. Volgens de kantonrechter kan het daarbij niet gaan om de administratieve handelingen die gepaard gaan met een verhuizing. Die administratieve handelingen zijn vermogensrechtelijke beheerstaken die al bij uitsluiting van rechthebbende tot de werkzaamheden van de bewindvoerder behoren. De bewindvoerder kan zich met deze wetsuitleg van de kantonrechter niet verenigen. Zoals reeds betoogd gaat de toelichting op de regeling ervan uit dat de bewindvoerder niet meer en niet minder toegekend wordt dan de forfaitaire beloning als bedoeld in het tweede lid van artikel 3 van de Regeling. In de toelichting op onderdeel b staat vermeld dat de werkzaamheden in het kader van een verhuizing in beginsel vallen onder de taak van de mentor. Vast staat dat in casu geen sprake is van een mentor. Nu de bewindvoerder de betrokkene buiten rechte vertegenwoordigt in het geval van een verhuizing betekent dit dat alle instanties enkel contact wensen te hebben en mogen hebben met de bewindvoerder. Oftewel dit maakt dat de betrokkene niet langer in staat moet worden geacht de betreffende werkzaamheden (zelfstandig) te kunnen verrichten. In het geval van een verhuizing worden er dan per definitie (extra) administratieve handelingen verricht door de bewindvoerder en dient de bewindvoerder dus aanspraak te maken op de verhuiskostenvergoeding.
Het oordeel van het hof
Ten aanzien van de verzochte beloning voor de verhuizing
Het hof is van oordeel dat de bewindvoerder voor de werkzaamheden verricht voor de verhuizing van betrokkene op grond van artikel 3 lid 5, onder b van de Regeling aanspraak kan maken op de daarin bepaalde beloning.
Uit de toelichting op de Regeling (Staatscourant 2014, 32149) blijkt (a) dat de regeling als bindend instrument is ingevoerd om de rechtsverscheidenheid terug te dringen die tot dan toe gold; (b) dat uitgangspunt van de regeling is dat de bewindvoerder (en de curator en mentor) adequaat wordt beloond voor de uitoefening van zijn taken; (c) dat aan de regeling een forfaitair systeem ten grondslag ligt, waarbij de beloning geldt als een gemiddelde, met als doel de administratieve afhandeling te vereenvoudigen en de regeldruk voor bewindvoerders en de rechterlijke macht te verminderen (Zie ook Hoge Raad 23 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:964)
De toelichting zegt over het karakter en het systeem van de Regeling het volgende (tarieven 2014):
“Algemeen
(…)
In de praktijk baseren kantonrechters zich bij de vaststelling van de beloning doorgaans op de aanbevelingen van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton (LOVCK), (…). Een bezwaar van deze aanbevelingen is dat ze voor de individuele kantonrechter, die gaat over de benoeming en beloning van curatoren, bewindvoerders en mentoren, niet bindend zijn. Vertegenwoordigers die aan meer dan één kantonrechter rekening en verantwoording schuldig zijn, kunnen daardoor ondanks de aanbevelingen met verschillende normen voor de beloning worden geconfronteerd. Daarom stel ik in deze regeling eenduidige bindende regels voor de beloning vast.
Deze regeling bouwt voort op de systematiek van de aanbevelingen. Er wordt uitgegaan van een forfaitaire jaarbeloning op basis van het aantal uren waarin de werkzaamheden jaarlijks worden uitgeoefend, inclusief een onkostenvergoeding.
(…)
Naast de jaarbeloning kunnen professionele vertegenwoordigers in voorkomende gevallen tevens aanspraak maken op een forfaitaire beloning voor bepaalde incidentele werkzaamheden, zoals werkzaamheden in verband met een verhuizing.
Uitgangspunt is dat de curator, bewindvoerder en mentor adequaat worden beloond voor de uitoefening van hun taken. (…) Een adequate beloning betekent ook dat vertegenwoordigers in staat moeten worden gesteld om hun werkzaamheden in het belang van de betrokkene naar behoren uit te voeren.
De jaarbeloning geldt als gemiddelde. Het ene mentorschap of bewind zal meer tijd vergen dan het andere. Het zal ook voorkomen dat gedurende een aantal jaren veel uren aan een betrokkene worden besteed en de volgende jaren minder dan het gemiddelde aantal uren waarop de forfaitaire jaarbeloning is gebaseerd. Het voordeel van het hanteren van een forfaitaire beloning is dat de administratieve afhandeling relatief eenvoudig is. Daarmee wordt beoogd de regeldruk voor de vertegenwoordigers en de rechterlijke macht te verminderen.
Om tot forfaitaire beloningen te komen en in uitzonderlijke omstandigheden extra werkzaamheden te kunnen belonen, wordt een uurtarief gehanteerd. (…)
De forfaitaire jaarbeloning is inclusief onkostenvergoeding en exclusief BTW. (…)
In deze regeling worden voor de professionele curator, bewindvoerder en mentor naast de ‘standaardwerkzaamheden’ uren toegekend voor extra werkzaamheden in verband met ‘problematische schulden’ (…)
Met deze regeling wordt beoogd het overgrote deel van de gevallen van curatele, bewind en mentorschap te bestrijken. Niet uit te sluiten is echter dat zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen, waarop deze regeling niet onverkort kan worden toegepast. De kantonrechter wordt daarom de ruimte gelaten om vanwege uitzonderlijke omstandigheden in het specifieke geval de beloning van de vertegenwoordiger op andere wijze vast te stellen (…)
Naar aanleiding van reacties op de conceptregeling is de formulering gewijzigd van ‘bijzondere omstandigheden’ in ‘uitzonderlijke omstandigheden’, om te benadrukken dat niet te snel mag worden aangenomen dat van de regeling kan worden afgeweken. Indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen, kan de kantonrechter door deze ingebouwde ‘noodklep’ bijvoorbeeld een hogere beloning toekennen dan door deze regeling wordt voorgeschreven. (…) Wat onder uitzonderlijke omstandigheden wordt verstaan, kan niet in een limitatieve opsomming in deze regeling worden vastgesteld. Deze omstandigheden zijn immers toegesneden op de omstandigheden die zich in een specifiek geval kunnen voordoen en zijn naar hun aard niet alle voorzienbaar. (…) Wat in geen geval onder uitzonderlijke omstandigheden kan worden verstaan zijn de werkzaamheden die blijkens de toelichting vallen onder de verschillende voor professionele vertegenwoordigers onderscheiden categorieën werkzaamheden (zie voor een omschrijving van deze werkzaamheden de toelichting bij art. 2, tweede lid, art. 3, tweede lid, en art. 4, tweede lid). Van belang is om te benadrukken dat het dient te gaan om incidentele extra werkzaamheden.
Consultatie en advies
In aanloop naar het opstellen van deze regeling zijn gesprekken gevoerd met de expertgroep curatele, bewind en mentorschap van het LOVCK, de Branchevereniging voor Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders (BPBI), de Nederlandse Branchevereniging voor Professionele Bewindvoerders (NBPB), de Nederlandse Beroepsvereniging voor Professionele Mentoren (NBPM) en Mentorschap Netwerk Nederland (MNN).
(…)
De Raad voor de rechtspraak (hierna: ‘de Raad’) is verzocht om een advies op de regeling uit te brengen. (…) Aan het advies is gevolg gegeven.
(…)
Met deze aanpassingen verwacht ik dat de regeling voor de rechterlijke macht uitvoerbaar is.
2. Artikelsgewijs
(…)
Artikel 3
Lid 1
Het eerste lid regelt dat de kantonrechter die de professionele bewindvoerder benoemt diens beloning vaststelt overeenkomstig het tweede tot en met vijfde lid.
Lid 2
Het bewind betreft vermogensrechtelijke belangenwaarneming (art. 431, eerste lid, Boek 1 BW) . De bewindvoerder beheert de onder bewind staande goederen (art. 438, eerste lid, Boek 1 BW) en vertegenwoordigt de rechthebbende in en buiten rechte (art. 441, eerste lid, Boek 1 BW) .
De forfaitaire jaarbeloning van de bewindvoerder is inclusief onkostenvergoeding en exclusief BTW.
Deze regeling introduceert twee categorieën van bewind: een waarin alleen zogenoemde standaardwerkzaamheden worden verricht (onderdeel a), en één waarin naast de standaardwerkzaamheden ook werkzaamheden in verband met problematische schulden worden verricht (onderdeel b). Op deze wijze kan de kantonrechter bij aanvang van het bewind eenvoudig vaststellen onder welke categorie de werkzaamheden van de bewindvoerder vallen en op welke jaarbeloning hij aanspraak kan maken en hoeft er geen aparte beschikking over de jaarbeloning te worden genomen.
Beoogd is om het aantal verzoeken van bewindvoerders om een extra beloning bovenop de forfaitaire beloning te beperken.
Hieronder worden de twee categorieën toegelicht.
Lid 2, onderdeel a
Onder de wettelijke taak van een bewindvoerder wordt onder meer begrepen: het beheren van het vermogen, het regelen van de financiële huishouding, regelmatig contact met rechthebbende, contact met mentor, contact met instanties (gemeente, belastingdienst, UWV, CJIB), het bijwonen van zittingen van de kantonrechter, verstrekken van een maandelijks mutatieoverzicht, belastingaangifte over afgelopen kalenderjaar, het treffen van enkele afbetalingsregelingen, het opmaken en afleggen van rekening en verantwoording.
(…)
De bewindvoerder stelt daartoe een plan van aanpak op, waarin de wederzijdse afspraken worden neergelegd.
(…)
De jaarbeloning bedraagt in dit geval (17 uren * € 65 =) € 1.105.
Lid 2, onderdeel b
Een bewindvoerder kan om een hogere jaarbeloning dan voor een standaardbewind verzoeken indien de rechthebbende ‘problematische schulden’ heeft.
(…)
De jaarbeloning bedraagt in dit geval ((17 + 5) uren * € 65 =) € 1.430.
(…)
Lid 5
In beginsel wordt de bewindvoerder niet meer en niet minder toegekend dan de forfaitaire beloning als bedoeld in het tweede lid. Voor een aantal werkzaamheden heeft de bewindvoerder op grond van het vijfde lid aanspraak op een aanvullende beloning. Het betreft:
(…)
Lid 5, onderdeel b
De beloning voor werkzaamheden in verband met de verkoop of ontruiming van de woning van rechthebbende, of in geval er geen mentor is, de verhuizing van de rechthebbende, bedraagt (5 uren * € 65 =) € 325.
De werkzaamheden in het kader van een verhuizing vallen in beginsel onder de taak van de mentor. Daarom dient een beloning voor werkzaamheden in het kader van een verhuizing alleen te worden toegekend indien de rechthebbende daartoe zelf niet in staat is en er geen mentor is die de verhuizing kan regelen.
(…)
Lid 6
Op grond van het zesde lid kan de kantonrechter de beloning van de bewindvoerder op andere wijze vaststellen. De kantonrechter wijkt slechts in geval een bewind niet alle goederen betreft en in uitzonderlijke omstandigheden af van het eerste lid en vermeldt in de beschikking de reden hiervoor. (…)”
In de bestreden beschikking heeft de kantonrechter bij de motivering van de afwijzing van het verzoek aansluiting gezocht bij de Aanbevelingen Meerderjarigenbewind, Curatele en Mentorschap (hierna: de Aanbevelingen). De Aanbevelingen (vastgesteld in 2023) ten tijde van de bestreden beschikking waren wat betreft de beloning in geval van verhuizing hetzelfde als de huidige Aanbevelingen, vastgesteld door het LOVT op 3 april 2025:
“H. Beloning van de bewindvoerder
B.H1 De bewindvoerder heeft recht op een beloning volgens de regels die daarover door de Minister van Justitie en Veiligheid zijn vastgesteld in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (artikel 1:447, eerste lid, BW) , hierna: de Regeling beloning.
(…)
B.H4 Het uitgangspunt van de Regeling beloning is, dat de regeling een forfaitair karakter heeft. Extra beloning is alleen mogelijk in geval van uitzonderlijke werkzaamheden. Verzoeken om extra beloning zullen worden getoetst aan dit criterium.
(…)
B.H8 De administratieve werkzaamheden vanwege een verhuizing horen in beginsel tot de normale taak van een bewindvoerder. De extra beloning in verband met verhuizen is bedoeld voor extra werkzaamheden die een bewindvoerder moet verrichten ten aanzien van de feitelijke verhuizing van betrokkene. Daarbij kan gedacht worden aan omzetten van het energie- of internetcontracten, een verhuisbedrijf inschakelen, een schoonmaakploeg inhuren en dergelijke, omdat betrokkene en zijn sociale omgeving of mentor dit niet zelf kunnen regelen. De bewindvoerder moet vermelden waarom betrokkene dit niet zelf kan. Daarnaast kent de Regeling beloning een vergoeding voor ontruiming van de woning van betrokkene. Er bestaat alleen recht op deze beloning als de bewindvoerder zelf werkzaamheden in het kader van de ontruiming van de woning heeft moeten verrichten omdat betrokkene en zijn sociale omgeving of mentor dit niet zelf kunnen regelen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de inschakeling van een bedrijf voor de uitvoering van de ontruiming, het aanwezig zijn in de woning om vast te stellen welke goederen wel en welke goederen niet afgevoerd kunnen worden en het regelen van opslag van goederen. In bijzondere situaties kan zowel een vergoeding voor verhuizing als voor ontruiming worden toegekend, bijvoorbeeld als er na een verhuizing nog aanzienlijke ontruimingswerkzaamheden moeten worden verricht en voor de beide vergoedingen is voldaan aan de hierboven vermelde criteria.”
Het door de Aanbevelingen voorgestane toetsingskader lijkt zich aldus slechts beperkt te verenigen met de strekking en het (forfaitaire) systeem van de Regeling. De Regeling is in het leven geroepen om de rechtseenheid te bevorderen en de regeldruk voor bewindvoerders en de rechterlijke macht te beperken. De Regeling benoemt in dat kader een (beperkt) aantal werkzaamheden dat recht geeft op een vaste beloning (de algemene werkzaamheden in artikel 3 tweede lid en de voorkomende werkzaamheden in artikel 3, vijfde lid van de Regeling) en daarmee is de kous af, behoudens uitzonderlijke omstandigheden. Uit de toelichting blijkt dat het de uitdrukkelijke bedoeling is geweest van de wetgever om alleen in uitzonderlijke, niet in de Regeling voorziene, omstandigheden afwijking van het forfaitaire beloningssysteem mogelijk te maken: werkzaamheden beschreven in artikel 3, tweede tot en met vijfde lid van de Regeling zijn (ook) volgens de toelichting derhalve geen uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in het zesde lid (“Wat onder uitzonderlijke omstandigheden wordt verstaan, kan niet in een limitatieve opsomming in deze regeling worden vastgesteld.”)
Bovendien volgt uit de Regeling niet, althans dat blijkt niet uit de tekst van de Regeling en evenmin uit de toelichting, dat administratieve werkzaamheden die verband houden met een verhuizing onder de werkzaamheden vallen waarop de jaarbeloning ziet. De Regeling maakt in het geheel geen onderscheid tussen verhuiswerkzaamheden van administratieve aard en van niet-administratieve aard.
De Aanbevelingen geven de kantonrechters echter in overweging om een in de Regeling opgenomen voorkomende werkzaamheid (verhuizing) te toetsen als ware het een uitzonderlijke omstandigheid. Daarvan is echter geen sprake want het komt geregeld voor dat een bewindvoerder een verhuizing moet regelen, vandaar ook dat de verhuizing in 2014, op advies van de Raad voor de rechtspraak (https://archief07.archiefweb.eu/archives/archiefweb/20241010161938/https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/Advies-concept-ministeriele-regeling-beloning-curatoren-bewindvoerders-en-mentoren.pdf) aan de forfaitaire beloningsregeling voor bewindvoerders is toegevoegd: de administratieve afhandeling van het beloningsverzoek werd daarmee relatief eenvoudig en de regeldruk voor de rechterlijke macht werd daarmee verminderd.
De Aanbevelingen lijken die ‘regeldruk’ weer naar de rechterlijke macht toe te trekken, met het risico dat de daarvoor benodigde capaciteit niet langer beschikbaar is voor inhoudelijk toezicht op het door de (professionele) bewindvoerder (en curator en mentor) in het kader van zijn taakuitoefening gevoerde beleid.
Er is in casu sprake van een verhuizing en betrokkene heeft geen mentor die hem bij de verhuizing kon ondersteunen. In dit geval is de bewindvoerder de aangewezen persoon om betrokkene bij de verhuizing te ondersteunen en deze werkzaamheden voor de verhuizing zijn ook feitelijk door de bewindvoerder verricht, waarvoor overeenkomstig artikel 3, vijfde lid, onder b van de Regeling een beloning van € 388,00 wordt toegekend.
ten aanzien van de verzochte verklaring voor recht
Aan de verklaring voor recht zoals door de bewindvoerder verzocht komt - mede gelet op wat het hof hiervoor heeft overwogen - geen zelfstandige betekenis toe: zij zou neerkomen op een herhaling van hetgeen de Regeling in artikel 3 lid 5 sub b bepaalt. Dit verzoek zal worden afgewezen.
6De slotsom
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.
7De beslissing
Het hof, beschikkende in het hoger beroep:
vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw beschikkende:
kent de bewindvoerder als beloning voor de werkzaamheden verricht voor de verhuizing van betrokkene toe € 388,- exclusief BTW;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Zonneveld, E.B.J. van Elden en H.A. Schipper, bijgestaan door F.L. Lekahena als griffier, en is op 8 oktober 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733
