Essentie (redactie)
Zorgregeling vastgesteld: eenmaal per twee weken van zaterdag 10:00 tot zondag 16:00 bij vader, met overlegplicht bij werkbelemmering, en helft vakanties/feestdagen. Voor zomer 2025 geldt afwijkend een verblijf van 21 t/m 24 juli bij vader. Afwijzing verzoek vader om uitgangspunt dat de kinderen bij hem mogen komen als ze daar behoefte aan hebben, vast te leggen. Rechtbank denkt het vastleggen van genoemd uitgangspunt druk zou kunnen geven.
Datum publicatie | 23-10-2025 |
Zaaknummer | C/02/420993 / FA RK 24-1636 |
Procedure | Rekestprocedure |
Zittingsplaats | Middelburg |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | Kinderen; Zorgregeling / omgang / informatie |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Vaststelling zorgregeling.Volledige uitspraak
beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/420993 / FA RK 24-1636
datum uitspraak: 29 juli 2025
nadere beschikking over een zorgregeling
in de zaak van
[de vrouw] ,
hierna: de vrouw,
wonende in [plaats] ,
advocaat: mr. S.A. Ray in Rotterdam,
tegen
[de man] ,
hierna: de man,
wonende op een voor de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. G. Kartal in Breda,
over de minderjarigen:
- [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2007, hierna: [minderjarige 1] ,
- [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2009, hierna: [minderjarige 2] ,
- [minderjarige 3], geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 3] 2013, hierna: [minderjarige 3] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.
1Het verdere procesverloop
In het dossier zitten de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 9 oktober 2024 en alle daarin genoemde stukken;
- het F9-formulier van mr. Koop-van Vliet van 7 februari 2025;
- het e-mailbericht van mr. Ray van 11 februari 2025, met bijlage;
- het F9-formulier van mr. Ray van 24 februari 2025;
- het F9-formulier van mr. Koop-van Vliet van 3 maart 2025;
- het bericht van mr. Ray van 29 maart 2024 met bijlage;
- het op 1 mei 2024 ontvangen verweerschrift met bijlagen;
- het bericht van mr. Ray van 4 oktober 2024 met bijlage.
Na de mondelinge behandeling is met toestemming van de rechtbank nog ontvangen het F9-formulier van mr. Kartal van 25 juni 2025.
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 24 juni 2025. Bij die behandeling zijn gekomen partijen met hun advocaten. Ook was een vertegenwoordigster aanwezig namens de Raad.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben de mogelijkheid gekregen om te zeggen wat ze van het verzoek vinden. [minderjarige 1] en [minderjarige 3] hebben hier geen gebruik van gemaakt. [minderjarige 2] heeft een gesprek gehad met de kinderrechter. Zij heeft hierin – kortweg – gezegd dat zij niet zo graag bij haar vader komt omdat hij niet echt naar haar luistert en bij haar aansluit. Zij zou graag zien dat haar vader echt aandacht voor haar zou hebben maar dat is nu niet het geval.
2De verdere beoordeling
Bij beschikking van 9 oktober 2024 van deze rechtbank is de beschikking van 16 september 2021 van het hof Den Bosch gewijzigd en zijn partijen veroordeeld tot nakoming van de afspraken omtrent de zorgregeling zoals die vermeld zijn in r.o. 4.3 van de beschikking van 9 oktober 2024. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
Op dit punt in de procedure moet de rechtbank nog een beslissing nemen op het verzoek van de vrouw om de beschikking van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch d.d. 16 september 2021 onder zaaknummer [nummer] te wijzigen (beschikking is bij tussenbeschikking van 9 oktober 2024 al gewijzigd) in die zin dat de zorgregeling zal worden gewijzigd en komt te luiden als volgt: “De kinderen zullen in de oneven weken van zaterdag 10:00 uur tot zondag 16:00 uur bij de man verblijven, waarbij de man de kinderen zal ophalen en weer terug zal brengen”, en op het verzoek van de vrouw om te bepalen dat indien de regeling niet wordt nagekomen, de vrouw gerechtigd zal zijn tot opschorting van de regeling.
Ook moet de rechtbank nog een beslissing nemen op de zelfstandige verzoeken van de man om:
I. te bepalen dat de zorgregeling zoals vastgesteld in de beschikking van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 september 2021 wordt gewijzigd in die zin dat er een nieuwe zorgregeling wordt vastgesteld als omschreven in alinea 29 van het processtuk, althans een zorgregeling vast te stellen als uw rechtbank juist en redelijk acht;
II. te bepalen dat partijen, steeds bij bekendmaking van het nieuwe werkrooster van
de man, in onderling overleg tot een zorgregeling komen waarbij er in ieder geval eens in de 14 dagen omgang is tussen de man en de kinderen waarbij de man de kinderen zal ophalen bij de vrouw en de vrouw de kinderen (na de omgang) zal ophalen bij de man en dat de vakanties- en feestdagen in onderling overleg worden verdeeld, althans een zorgregeling vast te stellen als uw rechtbank juist en redelijk acht;
III. te bepalen dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zelf mogen bepalen wanneer zij extra dagen naar de man willen gaan zodat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] die dagen (op de momenten dat het over en weer uitkomt voor alle partijen) zelfstandig naar de man kunnen gaan op de fiets of met het openbaar vervoer en ook weer zelfstandig terug kunnen gaan naar de vrouw.
De standpunten
Door en namens de vrouw is in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling het navolgende aangevoerd. Het is partijen de afgelopen periode gelukt om, op basis van het werkrooster van de man, afspraken te maken over de omgang tussen de man en de minderjarigen. Het lukt partijen echter niet om afspraken te maken over de omgang tussen de man en de minderjarigen gedurende de aanstaande zomervakantie. De vrouw heeft met de man afgesproken dat de minderjarigen de laatste twee weken van de zomervakantie bij de man zullen verblijven. De vrouw heeft pas recent van [minderjarige 2] begrepen dat de man tijdens deze twee weken een aantal dagen moet werken. De vrouw vindt het niet in het belang van de minderjarigen dat zij naar de man toe gaan terwijl hij moet werken. Zij zullen dan uren alleen zijn in de woning van de man. Ook kennen zij niemand uit het netwerk van de man die op hen zou kunnen oppassen. De vrouw moet op tijd weten of de minderjarigen nu wel of niet de twee weken in augustus naar de man gaan, omdat de vrouw gedurende die twee weken juist op vakantie is naar Frankrijk. Zij kan de minderjarigen dan niet op het laatste moment opvangen. De vrouw heeft in het werkrooster van de man gezien dat hij vanaf 21 juli 4 aaneengesloten dagen vrij is. De vrouw stelt ter compensatie voor dat de minderjarigen de komende zomervakantie tijdens deze 4 dagen dan bij de man verblijven. De vrouw vindt het moeilijk dat [minderjarige 2] steeds vaker aangeeft dat ze niet naar de man wil. Ze vindt het lastig om haar te stimuleren tot het contact met haar vader. Wat betreft de reguliere zorgregeling is de vrouw van mening dat haar oorspronkelijke verzoek kan worden toegewezen. De vrouw wil in de zomer met de minderjarigen op vakantie naar Griekenland maar daar geeft de man geen toestemming voor. Ze heeft de toestemmingsformulieren meegenomen in de hoop dat de man deze alsnog tijdens de mondelinge behandeling wil tekenen.
Door en namens de man wordt in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat het partijen de afgelopen periode niet is gelukt om goede afspraken over de omgang te maken. Het is nodig dat de rechtbank een beslissing neemt op de verzoeken omtrent de omgang. Wat de man betreft kan een regeling worden vastgelegd op basis waarvan de minderjarigen één weekend in de veertien dagen en de helft van de vakanties bij hem verblijven. Wat betreft de twee weken in augustus waarin de minderjarigen bij hem zullen verblijven geeft de man aan dat hij afgelopen januari bij zijn werkgever vrij gevraagd heeft voor deze weken. Nu heeft hij recent vernomen van zijn werkgever dat er een kans bestaat dat hij in de twee weken dat de minderjarigen bij hem zouden zijn, een paar dagen extra moet werken. Hier is nog geen duidelijkheid over, ook niet of het ochtend-, middag- of nachtdiensten zijn. Er is nog een hoop onzeker omdat hij ook bezig is met het solliciteren naar een andere functie. De man stelt voor om na de mondelinge behandeling bij zijn werkgever na te vragen of het mogelijk is de twee weken in augustus echt vrij te zijn. De man zal de rechtbank hiervan op de hoogte brengen. Daarnaast verzoekt de man de rechtbank om bij het vastleggen van de zorgregeling ook op te nemen dat [minderjarige 2] en [minderjarige 3] de mogelijkheid moeten krijgen om meer naar hun vader toe te gaan als zij daar behoefte aan hebben. De man merkt dat naast [minderjarige 2] nu ook [minderjarige 3] aangeeft dat zij meer naar de man wil dan op basis van de huidige zorgregeling is overeengekomen. Met betrekking tot de vakantie naar Griekenland voert de man aan dat hij geen bezwaar heeft tegen een vakantie van de vrouw met de minderjarigen maar dat hij geen goed gevoel bij Griekenland heeft vanwege dreiging van oorlog en spanning in deze regio. De regio Griekenland
De Raad verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat het uitgangspunt moet zijn dat als de minderjarigen in de zomervakantie bij hun vader zijn, dat hun vader dan ook echt vrij is van zijn werk. Nu is er een hoop onduidelijkheid ontstaan over de vraag of de man nu wel of niet moet werken in de weken dat de minderjarigen in de zomervakantie bij hem zijn. Mocht de man toch moeten werken dan vindt de Raad het voorstel van de vrouw om de minderjarigen in juli 4 aaneengesloten dagen bij de man te laten zijn, een redelijk alternatief. Mocht de man zekerheid hebben dat hij de volledige 2 weken vrij kan zijn dan kan de omgang in die weken gewoon doorgaan.
Na een korte schorsing van de mondelinge behandeling heeft de man het toestemmingsformulier voor de vakantie van de vrouw met de minderjarigen naar Griekenland getekend en daarbij aangegeven dat als het reisadvies naar Griekenland naar oranje of rood gaat, de vakantie naar Griekenland niet doorgaat. De vrouw heeft met deze voorwaarde ingestemd.
Uit het F9-formulier van mr. Kartal van 25 juni 2025 blijkt dat de man met zijn werkgever heeft overlegd om te proberen de geplande twee weken in augustus volledig vrij te krijgen. Uit voornoemd bericht blijkt dat dit niet is gelukt. Om die reden geeft de man aan dat hij akkoord is met het alternatieve voorstel van de vrouw om de minderjarigen vanaf 21 juli 4 aaneengesloten dagen bij de man te laten verblijven. De man wil graag van 21 juli 2025 om 15:00 uur toe en met 24 juli 2025 16:00 uur omgang met de minderjarigen. De man verzoekt de rechtbank om in de beschikking op te nemen dat de voorgenomen vakantie van de vrouw met de minderjarigen naar Griekenland geen doorgang zal vinden als voor het betreffende gebied een negatief reisadvies geldt.
De inhoudelijke beoordeling
De rechtbank oordeelt als volgt. Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij kunnen instemmen met vastlegging van een zorgregeling op basis waarvan de minderjarigen één weekend in de veertien dagen en de helft van de vakanties en feestdagen bij de man verblijven. De rechtbank zal daarbij aansluiting zoeken bij het verzoek van de vrouw en een zorgregeling vaststellen op basis waarvan de minderjarigen één weekend in de veertien dagen van zaterdagochtend 10:00 uur tot zondagmiddag 16:00 uur bij de man verblijven en waarbij geldt dat als het werk van de man het omgangsweekend niet toelaat, partijen in onderling overleg op basis van het werkrooster van de man nadere afspraken moeten maken over de omgang, als ook over het vervoer van de minderjarigen. Ook zal de rechtbank bepalen dat de man en de minderjarigen recht hebben op contact met elkaar gedurende de helft van de vakanties en feestdagen. In afwijking van deze regeling zal de rechtbank voor de komende zomervakantie 2025 bepalen dat de minderjarigen vanaf 21 juli 2025 15:00 uur tot en met 24 juli 2025 16:00 uur bij de man zullen verblijven.
Het meer of anders verzochte zal worden afgewezen. De man wil het uitgangspunt dat de kinderen bij hem mogen komen als ze daar behoefte aan hebben, laten vastleggen. Uit het gesprek met [minderjarige 2] blijkt dat zij dat nu niet wil en zij denkt dat [minderjarige 3] dat nu ook niet wil. De vrouw geeft aan dat het twijfelachtig is of [minderjarige 3] dat nu wel zou willen. De rechtbank zal het verzoek van de man op dit punt afwijzen. De rechtbank denkt het vastleggen van het genoemde uitgangspunt druk zou kunnen geven. Bovendien staat de vrouw er op dit moment nog niet achter omdat zij geen signalen van de kinderen krijgt dat dat hun wens is. Ten slotte laten de man en de vrouw zien dat zij bij de meeste punten wel tot overeenstemming kunnen komen.
Uitvoerbaar bij voorraad
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing per direct moet worden gevolgd en dat een eventueel hoger beroep die beslissing niet schorst.
3De beslissing
De rechtbank
bepaalt dat de man en de minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken recht hebben op contact met elkaar eenmaal per twee weken van zaterdagochtend 10.00 uur tot zondagmiddag 16:00 uur, waarbij geldt dat als het werk van de man het omgangsweekend niet toelaat, partijen in onderling overleg op basis van het werkrooster van de man nadere afspraken moeten maken over de omgang als ook over het vervoer van de minderjarigen;
bepaalt dat de man en de minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken recht hebben op contact met elkaar gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, waarover partijen in nader onderling overleg afspraken moeten maken;
bepaalt, in afwijking van het hiervoor in 5.2. bepaalde, dat de minderjarigen in de zomervakantie van 2025 vanaf 21 juli 2025 15:00 uur tot en met 24 juli 2025 16:00 uur bij de man zullen verblijven;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. De Beer, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2025 in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga als griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
-
door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
-
door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733