Gerechtshof Den Haag 08-10-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:2107

Essentie (redactie)

Partijen verschillen niet over verdeling woning zoals door rechtbank is beslist (verkopen en opbrengst delen) maar omtrent uitvoering ervan. Het daarop betrekking hebbende geschil tussen partijen is naar oordeel hof geen nevenvoorziening in de zin van art. 827 Rv, dus afwijzing verzoek. Gebruiksvergoeding kan eerst verschuldigd zijn vanaf datum inschrijving echtscheidingsbeschikking. In dit geval niet redelijk, want vrouw verblijft met kind in woning en man betaalt hypotheeklasten niet (meer).


Datum publicatie15-10-2025
Zaaknummer200.349.747/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsDen Haag
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenFamilievermogensrecht;
Familieprocesrecht; Nevenvoorzieningen
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

Partijen zijn het erover eens dat de woning moet worden verkocht en de opbrengst zal moeten worden verdeeld. Verkoop is een wijze van verdeling. Partijen hebben echter geen overeenstemming over de uitvoering van deze verdeling. Naar het oordeel van het hof kan een verzoek over de uitvoering van de verdeling echter niet worden gedaan als nevenvoorziening in de zin van artikel 827 Rv. Geen gebruiksvergoeding opgelegd nu de vrouw in de woning met de minderjarige verblijft.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Familie

zaaknummer : 200.349.747/01

rekestnummer rechtbank : FA RK 23-6359 en FA RK 24-2436

zaaknummer rechtbank : C/09/653124 en C/09/660128

beschikking van de meervoudige kamer van 8 oktober 2025

inzake

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoeker in hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. A. Fakiri te Den Haag,

tegen

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerster in hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. S. Salhi te Rijswijk (ZH).

1Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Den Haag van 8 oktober 2024, uitgesproken onder voormelde zaaknummers (hierna: de bestreden beschikking).

2Het geding in hoger beroep

2.1

De man is op 7 januari 2025 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.

2.2

De vrouw heeft op 28 maart 2025 een verweerschrift ingediend.

2.3

Bij het hof zijn verder de volgende stukken ingekomen:

- een journaalbericht van de zijde van de man van 17 februari 2025 met bijlage, ingekomen op diezelfde datum;

- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 29 juli 2025 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum.

2.4

De mondelinge behandeling heeft op 8 augustus 2025 plaatsgevonden. Verschenen zijn:

- de man, bijgestaan door mr. R.S. Jagesar, waarnemend voor mr. A. Fakiri;

- mr. H. Polat, waarnemend voor mr. S. Salhi.

De vrouw is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

3De feiten

3.1

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.

3.2

Partijen zijn gehuwd op [huwelijksdatum] 1983 te [huwelijksplaats] , Pakistan.

3.3

Zij zijn de ouders van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .

3.4

Partijen hebben de Nederlandse en Pakistaanse nationaliteit.

3.5

De rechtbank Den Haag heeft op 12 september 2023 voorlopige voorzieningen getroffen, voor zover van belang, inhoudende:

- dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning te [adres] (hierna: de echtelijke woning), met inbegrip van de boedel.

4De omvang van het geschil

4.1

Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans in hoger beroep van belang, bepaald dat ten aanzien van de echtelijke woning met de daaraan gekoppelde hypothecaire geldlening bij ABN AMRO Bank met kenmerk [kenmerk] , de woning verkocht en geleverd dient te worden aan een derde; de verkoopopbrengst gebruikt zal worden om de hypothecaire geldlening af te lossen en na aftrek van de volledige hypotheek (en de met de verkoop verbonden kosten) de resterende over- dan wel onderwaarde bij helfte tussen partijen worden zal gedeeld.

Het meer of anders verzochte is afgewezen.

4.2

De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het gaat om de verkoop van de woning en de gebruiksvergoeding en opnieuw rechtdoende:

    de vrouw te veroordelen om binnen 7 dagen na in dezen te geven beschikking haar medewerking te verlenen tot effectuering van de verdeling van de woning, met dien verstande dat zij haar medewerking zal verlenen om de woning te verkopen;

    de vrouw te bevelen om haar medewerking te verlenen aan de door partijen gezamenlijk nog te benoemen makelaar, die de woning zal verkopen en die de vraag- en laatprijs zal bepalen;

    de vrouw te bevelen dat zij de makelaar binnen 10 dagen na betekening van de te wijzen beschikking zal toestaan om een verkoopbord op of in de nabijheid van die woning – indien gewenst – te plaatsen;

    de vrouw te bevelen dat zij alle gegadigden zal verwijzen naar de makelaar;

    te bepalen dat de vrouw binnen 7 dagen na in dezen te geven beschikking aan de makelaar een kopiesleutel van alle ruimtes in de woning zal afgeven en de woning verkoop klaar zal maken, met diens verstande dat zij eventueel door haar toegebrachte schade in de woning – op haar eigen kosten – zal herstellen;

    te bepalen dat de vrouw tussen 09:00 en 18:00 uur op de dagen dat de makelaar bezichtigingen wil laten plaatsvinden niet aanwezig zal zijn en dat de makelaar de bezichtigingen drie dagen van tevoren aan haar zal aankondigen;

    te bepalen dat, bij gebreke van hetgeen onder punt 1 t/m 6 is gevorderd, de vrouw een dwangsom zal verbeuren van € 500,- per dag, met een maximum van € 50.000,-;

    te bepalen dat voor het geval de vrouw toch niet haar medewerking zal verlenen bij opdrachtverlening aan de makelaar, dan wel de verkoop en levering van de woning, deze beschikking in plaats treedt van een in wettige vorm opgemaakte akte strekkende tot ondertekening door de vrouw van de opdrachtovereenkomst, koopovereenkomst, alsmede de door de notaris op te stellen akte van levering;

    voor zover de woning zal worden verkocht en geleverd, de vrouw te veroordelen de woning uiterlijk één week voor de overeengekomen leveringsdatum te ontruimen en in en representatieve staat achter te laten met afgifte van de sleutels aan de makelaar, bij gebreke waarvan de vrouw een dwangsom zal verbeuren van € 500,- per dag, met een maximum van € 50.000,-

    te bevelen dat de kosten in verband met de verkoop en de levering, waaronder de kosten van de verkoopmakelaar en de kosten gemoeid met de notariële levering, door beide partijen – ieder voor de heft – zullen worden gedragen;

    te bevelen dat met de verkoopopbrengst, na betaling van de hiervoor genoemde kosten, de hypothecaire geldlening wordt afgelost;

    te bepalen dat bij verkoop van de woning aan derden partijen, ieder voor de helft gerechtigd zal zijn tot de overwaarde van de woning na aftrek van de hypotheekschuld;

    de vrouw te veroordelen tot betaling van een gebruiksvergoeding aan de man, welke gebruiksvergoeding berekend wordt op basis 4 procent van het aandeel van de man in de overwaarde van de woning op jaarbasis te vermenigvuldigen met het aantal maanden dat de man geen woongenot heeft gehad;

    de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren;

    de vrouw te veroordelen in de kosten van dit geding.

4.3

De vrouw verweert zich hiertegen. Zij verzoekt het hof:

- de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn appel dan wel alle grieven van de man ongegrond te verklaren althans af te wijzen;

- alle zelfstandige verzoeken van de man af te wijzen.

5De motivering van de beslissing

Medewerking verkoop echtelijke woning

5.1

De man heeft verzocht de vrouw te veroordelen mee te werken aan de verkoop van de woning. Ondanks de door de vrouw in eerste aanleg gedane toezegging dat zij de woning wil verkopen, is de woning nog altijd niet verkocht. De man acht de bij bestreden beschikking gegeven verdeling derhalve te onbepaald en verzoekt derhalve het hof een zogenoemd ‘spoorboekje’ te bepalen, onder verbinding van een dwangsom. De vrouw heeft aangegeven dat zij het eens is met de verkoop van de woning en het daarom niet nodig is een dwangsom te verbinden aan de veroordeling tot verkoop van de woning.

5.2

Het hof overweegt als volgt. Ter zitting is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat de woning zal worden verkocht en de opbrengst zal worden verdeeld. Verkoop is een wijze van verdeling, waaromtrent partijen overeenstemming hebben. Om die reden is er tussen partijen geen geschil meer omtrent de verdeling en is het niet meer aan het hof om daar verder over te oordelen en opnieuw de verdeling vast te stellen of wijze van verdeling gelasten. Het hof is gebleken dat partijen geen overeenstemming hebben over de uitvoering van deze verdeling. De man stelt dat de woning eerst nog zal moeten worden verbouwd alvorens deze zal worden verkocht aan een derde. De vrouw is het daar niet mee eens. Voorts is in geschil wanneer daarvoor de vrouw de woning zal dienen te verlaten. Partijen verschillen dus niet over verdeling als zodanig zoals door de rechtbank is beslist maar omtrent de uitvoering ervan. Het daarop betrekking hebbende geschil tussen partijen is naar het oordeel van het hof geen nevenvoorziening in de zin van artikel 827 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het hof zal daarom het in hoger beroep door de man verzochte afwijzen en de door de rechtbank gelaste wijze van verdeling bekrachtigen.

Gebruiksvergoeding

5.3

Het hof overweegt ten aanzien van de gebruiksvergoeding als volgt. Gebleken is dat het huwelijk van partijen is ontbonden door de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand op 15 mei 2025. De gebruiksvergoeding kan eerst verschuldigd zijn vanaf de datum inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Dit brengt met zich dat de man pas vanaf 15 mei 2025 een gebruiksvergoeding verschuldigd kan zijn. Gebleken is dat de man de hypotheeklasten inmiddels niet meer voldoet. Per wanneer de man dit niet meer voldoet is niet bekend. Daarnaast verblijft de vrouw op dit moment met het minderjarige kind van partijen in de woning. Het hof acht het gelet op het voorgaande niet redelijk om een vergoeding voor het gebruik van de woning op te leggen. Het hof wijst het verzoek van de man dan ook af en bekrachtigt de bestreden beschikking op dit punt.

Proceskosten

5.4

Gelet op de familierechterlijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in beide instanties compenseren.

6De beslissing

Het hof,

bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;

compenseert de proceskosten in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. A.E. Sutorius-Van Hees, A.N. Labohm en B. Breederveld, bijgestaan door mr. M.J. Meeusen als griffier en is op 8 oktober 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733