Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 02-10-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:5990

Essentie (redactie)

Hof vindt dat nu (nog) geen vervangende toestemming tot erkenning kan worden verleend. Risico te groot dat kinderen zich nog meer van vader zullen afkeren als het de verzochte toestemming nu verleent. Dat schaadt de ontwikkeling van de kinderen omdat het negatieve beeld dat zij van vader hebben dan ‘bevriest’ en de houding van de kinderen tegenover de vader mogelijk verhardt. Belangrijk dat eerst stappen worden gezet in omgangstraject. Een erkenning van vader als hun juridische vader kan dan een volgende stap zijn.


Datum publicatie14-10-2025
Zaaknummer200.350.612
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsArnhem
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenKinderen; Erkenning
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

Artikel 1:204 lid 3 BW Het hof heeft de beschikking van de rechtbank, waarbij het verzoek van de vader om vervangende toestemming voor erkenning van twee kinderen te krijgen werd toegewezen, vernietigd en het desbetreffende verzoek van de vader alsnog afgewezen.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel

zaaknummer gerechtshof 200.350.612

(zaaknummer rechtbank 419620)

beschikking van 2 oktober 2025

over het verzoek van de vader tot erkenning van [de minderjarige1] en [de minderjarige2]

in de zaak van

[verzoekster] (de moeder)

die woont op een geheim adres

advocaat: mr. F.B. Flooren

en

[verweerder] (de vader)

die woont in [woonplaats1]

advocaat: mr. J.A. Neslo

en

[naam1] (de bijzondere curator)

die is gevestigd in [plaats1]

1Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.

De moeder heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 31 oktober 2024. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:

  • het beroepschrift

  • het verweerschrift

  • het standpuntstuk van de bijzondere curator

  • het formulier van de moeder van 16 juli 2025

1.2.

[de minderjarige1] is op 4 augustus 2025 naar het hof gekomen en heeft met een rechter en een griffier van het hof gesproken over het verzoek. [de minderjarige2] heeft in een brief aan het hof geschreven wat haar mening is over het verzoek.

1.3.

De mondelinge behandeling heeft op 7 augustus 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:

  • de moeder met haar advocaat

  • de vader met zijn advocaat

  • de bijzondere curator

  • een vertegenwoordiger van de raad van de kinderbescherming, als adviseur

2Waar de zaak over gaat

2.1.

De moeder en de vader hebben een relatie gehad en zij zijn de biologische ouders van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . [de minderjarige1] is nu veertien jaar en [de minderjarige2] is nu acht jaar. Alleen de moeder heeft gezag over de kinderen. De vader heeft de kinderen niet erkend. Later wilde hij de kinderen erkennen maar de moeder heeft daar tot op heden geen toestemming voor gegeven.

2.2.

Nadat de ouders eind 2020 - begin 2021 uit elkaar zijn gegaan, bleven [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de moeder wonen.

2.3.

Een regelmatige omgangsregeling tussen de vader en de kinderen is niet tot stand gekomen. Er is onrust geweest tussen de familie van de moeder en de omgeving van de vader waardoor Veilig Thuis betrokken is geraakt. Naast Veilig Thuis heeft ook het Sociaal Team bemiddeld zodat de kinderen de vader konden blijven zien.

2.4.

[in] 2021 heeft de vader een suïcidepoging gedaan toen de kinderen bij hem waren. Sindsdien is er geen contact meer tussen hem en de kinderen.

2.5.

De moeder heeft [in] 2021 aangifte gedaan tegen de vader van stalking van haar. [in] 2022 is de vader veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf wegens stalking van de moeder. Daarbij is aan de vader een contact- en een gebiedsverbod opgelegd voor de duur van twee jaar, verplicht reclasseringscontact en de verplichting om zich te laten behandelen bij [naam2] (centrum voor ambulante forensische geestelijke gezondheidszorg) of een vergelijkbare instelling. De moeder is in het voorjaar van 2022 met de kinderen verhuisd naar een geheim adres in een ander deel van het land.

2.6.

De vader heeft op 16 maart 2022 bij de rechtbank (Gelderland, zittingsplaats Zutphen) verzoeken ingediend die strekken tot omgang met de kinderen, een informatieregeling over de kinderen en het verkrijgen van vervangende toestemming voor erkenning van de kinderen. De rechtbank heeft op 23 juni 2022 een informatieregeling vastgesteld en de andere verzoeken afgewezen. Deze procedure zal hierna de eerste procedure worden genoemd.

2.7.

Op 24 mei 2023 heeft de vader opnieuw bij de rechtbank verzocht om vervangende toestemming tot het erkennen van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen op 31 oktober 2024. Dit is de procedure die nu in hoger beroep wordt voortgezet en die hierna de tweede procedure zal worden genoemd. De vader heeft bij de rechtbank ook verzocht om een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en de kinderen. De beslissing over een omgangsregeling heeft de rechtbank aangehouden in afwachting van het effect van de hulpverlening die zal worden ingezet.

2.8.

De bedoeling van het door de moeder ingestelde hoger beroep is, dat de door de rechtbank aan de vader gegeven (vervangende) toestemming om [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te erkennen, ongedaan gemaakt wordt.

3Het oordeel van het hof

3.1.

Het hof zal de beslissing van de rechtbank ongedaan maken (vernietigen) en het verzoek van de vader om vervangende toestemming voor de erkenning van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] alsnog afwijzen. Daarvoor heeft het hof de volgende redenen.

3.2.

Het verzoek dat de vader op 24 mei 2023 heeft gedaan bij de rechtbank om alsnog vervangende toestemming tot erkenning van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te krijgen, is snel gevolgd op de eerste procedure waarbij de rechtbank op 23 juni 2022 dat verzoek heeft afgewezen.

In de eerste procedure heeft de rechtbank een bijzondere curator benoemd om de kinderen te vertegenwoordigen en hun belangen te behartigen en heeft de raad voor de kinderbescherming onderzoek gedaan. Zowel de bijzondere curator als de raad voor de kinderbescherming hebben de rechtbank toen geadviseerd om het verzoek van de vader af te wijzen. Op dat moment bestond het risico dat toewijzing van het verzoek schade zou toebrengen aan de verhouding van de moeder met de kinderen en aan de ontwikkeling van de kinderen. De kern van het advies was dat de moeder en de kinderen eerst tot rust moesten komen. Ze hadden veel meegemaakt met de vader en toewijzing van het verzoek zou tot te veel onrust leiden. Het was nodig dat ze eerst aan verwerking toekwamen. De rechtbank heeft dat advies overgenomen en in overeenstemming daarmee beslist.

3.3.

Na die beslissing van 23 juni 2022 is er naar het oordeel van het hof weinig veranderd. Alleen [de minderjarige1] heeft traumatherapie afgerond, maar zij krijgt nog therapie die (ook) te maken heeft met de vader. [de minderjarige2] zal (pas) na de zomervakantie van 2025 aan traumatherapie beginnen. De moeder heeft inmiddels psychologische ondersteuning, ook voor de spanningen die door deze procedure worden veroorzaakt, en zij is (pas) begonnen met traumatherapie. Dat betekent voor zowel de moeder als de kinderen dat zij geen van allen de noodzakelijke traumatherapie succesvol hebben afgerond en aan de verwerking van wat er is gebeurd zijn toegekomen. Daarnaast is het volgende belangrijk voor de beslissing van het hof.

3.4.

Het is de moeder niet gelukt om in de nieuwe woonplaats haar draai te vinden en ook de kinderen konden er niet aarden. De moeder heeft geen werk in de nieuwe omgeving gevonden en is blijven reizen naar haar werk. [de minderjarige2] verblijft doordeweeks bij de oma (moederszijde) in [woonplaats2] en gaat daar naar school. De moeder wil terugverhuizen naar [woonplaats2] maar dat is haar tot nu toe niet gelukt. Zij heeft op de zitting verteld dat zij de opleiding waar ze aan was begonnen niet kon afmaken omdat ze lessen heeft gemist. Op advies van de psycholoog en de huisarts werkt zij op dit moment niet. De moeder vreest dat de vader door blijft gaan met procederen en steeds meer invloed zal uitoefenen op het leven van haar en van de kinderen. Ze is bang dat de verhouding met haar dochters onder druk komt te staan als [de minderjarige1] en [de minderjarige2] niets van de vader willen weten maar toch moeten accepteren dat hij ook officieel hun vader is en de moeder de kinderen in de toekomst moet zien te motiveren contact met de vader te hebben. De vader zegt dat hij geduld zal hebben in het belang van de kinderen en zich op de achtergrond zal houden, maar het hof merkt op dat de vader in het gesprek met de raad voor de kinderbescherming heeft genoemd dat hij wel ‘de voogdij’ zou willen hebben over kinderen. Ook valt op dat hij op een standaardvraag van de bijzondere curator over het vaderschap expliciet zijn twijfels heeft geuit of hij wel de vader van [de minderjarige2] is. Deze uitspraken van de vader hebben (recent) tot extra onrust bij de moeder geleid.

De vader betwist dat de moeder met de kinderen uit [woonplaats2] is vertrokken naar een geheim adres om uit zijn invloedsfeer te komen, maar voor het hof is het hoe dan ook duidelijk geworden dat de moeder en de kinderen veel last hebben van de onrust die de vader veroorzaakt en dat de moeder zich met moeite staande houdt. Het is belangrijk dat de moeder beschikbaar kan blijven voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , omdat zij nu de enige ouder is op wie de kinderen kunnen terugvallen. Daarbij denkt het hof vooral aan de steun die de kinderen nodig kunnen hebben bij de verwerking van het verleden en de mogelijke effecten van de therapieën.

3.5.

[de minderjarige1] volgt een opleiding waarvoor zij ook ‘intern’ verblijft en dat is in de buurt van de woning van de vader. Zij heeft verteld dat zij bang is om hem tegen te komen. Ze wil geen contact met hem en ook niet met de mensen uit zijn kring omdat ze zich dan onveilig voelt. Ze maakt zich ook zorgen over haar zusje [de minderjarige2] omdat ze ziet dat haar zusje heel gespannen is als het over de vader gaat. Daarnaast is [de minderjarige1] boos op de vader. Door hoe hij zich heeft gedragen verdient hij het niet om haar vader te zijn. [de minderjarige1] voelt zich niet serieus genomen in haar wens om door hem met rust gelaten te worden. Ze wil niet dat de vader ‘dichterbij’ komt door de erkenning.

3.6.

[de minderjarige2] schrijft dat zij niet wil dat de vader ook ‘op papier’ haar vader is, omdat hij slechte dingen heeft gedaan. Ook wil ze geen contact met hem, omdat dat haar bang maakt. Ze weet niet goed wat ze van alles vindt en als ze er met mensen over praat, ligt ze er daarna wakker van.

3.7.

In de tweede procedure bij de rechtbank heeft de rechtbank ook een bijzondere curator benoemd voor de kinderen en de raad voor de kinderbescherming opdracht gegeven om onderzoek te doen. De raad voor de kinderbescherming heeft dit onderzoek uitgevoerd en geadviseerd om de vervangende toestemming te verlenen. De raad voor de kinderbescherming legt uit dat de kinderen weten wie de vader is, dat zij hem ook zien als hun vader, dat dit juridisch zo moet worden vastgelegd en dat zowel de kinderen als de vader recht hebben op die erkenning. Volgens de raad zijn er geen redenen om het verzoek af te wijzen. De bijzondere curator staat achter dit advies en benoemt dat de kinderen op dit moment een negatief beeld van de vader hebben. Als de toestemming tot erkenning niet wordt verleend, bestaat het risico dat de kinderen dit als een bevestiging van dat negatieve beeld zien. Voor de kinderen is het belangrijk dat zij dit negatieve beeld kunnen bijstellen om op een zo positief mogelijke manier hun identiteitsontwikkeling vorm te geven. In de procedure bij het hof zijn de bijzondere curator en de raad voor de kinderbescherming bij hun adviezen gebleven.

3.8.

Het hof is het met de bijzondere curator en de raad eens dat het voor de kinderen duidelijk is wie de vader is en dat het voor hun ontwikkeling niet goed is als zij het negatieve beeld dat zij van de vader hebben niet kunnen bijstellen. Het hof kijkt echter op een andere manier aan tegen de wenselijke volgorde van de stappen die genomen moeten worden om daarin verandering te brengen. Op dit moment hebben zowel de moeder als de kinderen nog veel last van het verleden en is het nodig dat zij met professionele hulp aan de verwerking daarvan toekomen. Zoals de raad voor de kinderbescherming en de bijzondere curator in de eerste procedure hebben uitgelegd, is voor een succesvolle therapie eerst rust nodig. Het is heel begrijpelijk dat de vader bang is de kinderen kwijt te raken en dat hij ze wil laten weten dat hij er voor ze is, maar door het tempo waarin de vader procedures voert, kunnen de kinderen en de moeder dit als een te zware belasting ervaren. De eerste procedure is de vader namelijk al begonnen toen de vader nog in de proefperiode van de voorwaardelijke veroordeling door de strafrechter liep en het locatie- en contactverbod nog gold. De tweede procedure is de vader nog geen jaar na de afloop van de eerste procedure begonnen. De vader neemt hiermee het risico dat de kinderen dit zien als bewijs dat het de vader niet om hun welzijn is te doen en dat hij zich niet in hen kan inleven. Dat de vader inmiddels zijn behandeling heeft afgerond en dat zijn leven weer op orde is, kunnen de kinderen op dit moment nog niet horen. In de kern komt het erop neer dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] er nu nog niet aan toe zijn de vader te erkennen als hun vader. Het hof vindt het risico te groot dat de kinderen zich nog meer van de vader zullen afkeren als het hof de verzochte toestemming nu verleent. Dat schaadt de ontwikkeling van de kinderen omdat het negatieve beeld dat zij van de vader hebben dan ‘bevriest’ en de houding van de kinderen tegenover de vader mogelijk verhardt.

3.9.

Bij de rechtbank loopt nog de procedure over omgang tussen de vader en de kinderen. Die zaak is aangehouden, omdat er eerst hulpverlening moet worden ingezet. Het hof vindt het belangrijk dat daarin eerst stappen worden gezet. Als de hulpverlening succesvol is, kan er waarschijnlijk wel (begeleid) contact tussen de vader en de kinderen komen. Dat is dan de weg waarop de vader de kans krijgt zich op een andere manier aan de kinderen te laten zien, zodat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] de mogelijkheid krijgen het beeld dat zij van de vader hebben bij te stellen. Een erkenning van de vader als hun juridische vader kan dan een volgende stap zijn.

3.10.

Kortom, het hof vindt dat nu (nog) geen vervangende toestemming tot erkenning kan worden verleend. Bij toewijzing van het verzoek van de vader is de kans nog steeds reëel dat dit de ongestoorde verhouding van de moeder met de kinderen onder druk zet of dat dit een sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] schaadt.

De conclusie

3.11.

Het hoger beroep slaagt. Het verzoek van de vader zal alsnog worden afgewezen. Omdat het gaat om de erkenning van de kinderen van partijen, zal het hof de proceskosten compenseren. Daarmee wordt bedoeld dat de moeder en de vader ieder de eigen kosten van de procedure in hoger beroep moeten dragen.

4De beslissing

Het hof:

4.1.

vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 31 oktober 2024 en wijst het verzoek van de vader tot vervangende toestemming om [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te erkennen alsnog af;

4.2.

bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en S. Kuijpers, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op

2 oktober 2025.



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733