Essentie (gemaakt door AI)
Vader met FAS verzoekt uitbreiding omgang en opheffing BOR; moeder verzoekt ontzegging omgang. Gezien kindgesprek en verslagen [instelling] (afzeggingen, geringe aandacht, prioriteit hond) acht de rechtbank, ondanks vaders onmacht, in het belang van het kind (2014) dat geen omgangsregeling geldt. Verzoek vader afgewezen; in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Datum publicatie | 13-10-2025 |
Zaaknummer | C/09/665071 / FA RK 24-2908 |
Procedure | Eerste aanleg - enkelvoudig |
Zittingsplaats | Den Haag |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | Kinderen; Geen omgang (een van) ouders |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Omgang (er zal geen omgangsregeling gelden)Volledige uitspraak
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-2908
Zaaknummer: C/09/665071
Datum beschikking: 11 september 2025
Omgang
Beschikking op het op 19 april 2024 ingekomen verzoek van:
[de vader] ,
de vader,
met een bij de rechtbank bekend briefadres,
advocaat: mr. R.G.J. van Kerkhof te Gilze.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de moeder] ,
de moeder,
met een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. I.P. Biemond te Krimpen aan den IJssel.
Procedure
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek.
De minderjarige [de minderjarige] heeft zich in raadkamer uitgelaten over het verzoek.
Op 31 juli 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: partijen met hun advocaten en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad). Van de zijde van de moeder zijn nadere stukken overgelegd.
Verzoek en verweer
De vader verzoekt:
Primair:
de omgangsregeling zoals bepaald in de beschikking van deze rechtbank van 28 augustus 2018 te wijzigen, in die zin dat de man gerechtigd is tot contact met de minderjarige [de minderjarige] op de wijze zoals omschreven onder randnummer 14 van het verzoekschrift, te weten:
-
in de eerste twee maanden: één weekenddag per veertien dagen van 11.00 uur tot 19.00 uur;
-
in de daaropvolgende twee maanden: één weekenddag per veertien dagen van 9.00 uur tot 19.00 uur;
-
in de daaropvolgende twee maanden één weekend per veertien dagen vanaf zaterdagmorgen 11.00 uur tot zondagavond 19.00 uur;
-
in de daaropvolgende twee maanden één weekend per veertien dagen vanaf vrijdagmiddag 16.00 uur tot zondagavond 19.00 uur;
-
na één jaar gedurende de helft van de vakanties- en feestdagen, in onderling overleg tussen partijen te verdelen;
-
de moeder van de man zal het halen en brengen in het kader van de contactregeling kunnen verzorgen;
dan wel op de wijze die de rechtbank in het belang van [de minderjarige] geraden acht;
Subsidiair:
dusdanige beslissingen te nemen die de rechtbank in het belang van [de minderjarige] geraden acht;
een ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader doet zijn verzoek steunen op de stelling dat de omstandigheden nadien zijn gewijzigd.
De moeder voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken, en verzoekt te bepalen dat geen omgangsregeling zal gelden tussen de vader en [de minderjarige] , met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Feiten
- Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
- Zij zijn de ouders van de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
- [de minderjarige] heeft de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
- De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] belast.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 28 augustus 2018 is – voor zover hier aan de orde – bepaald dat [de minderjarige] bij de vader zal zijn:
- eenmaal per veertien dagen op maandag van 11.00 uur tot 15.00 uur, onder begeleiding van een begeleider van [instelling] ;
- zodra [de minderjarige] naar de basisschool gaat, eenmaal per veertien dagen op zaterdag van 11.00 uur tot 16.00 uur, onder begeleiding van een begeleider van [instelling] ,
waarbij de begeleider van [instelling] [de minderjarige] haalt en brengt.
- Bij vonnis in kort geding van 12 februari 2025 is de vordering van de vader om de moeder te bevelen c.q. te veroordelen binnen vijf dagen na betekening van het vonnis onverminderd uitvoering te geven aan de tot voor kort uitgevoerde omgangsregeling zoals genoemd onder randnummer 9 van de dagvaarding, althans dusdanige beslissingen te nemen als het de rechtbank in het belang van de minderjarige geraden acht, afgewezen.
Beoordeling
Juridisch kader
Op grond van het eerste lid van artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft het kind het recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vaststelt dan wel, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang ontzegt. Op grond van het derde lid van dit artikel ontzegt de rechter het recht op omgang alleen, als:
-
omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
-
de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
-
het kind dat twaalf jaar of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
-
omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
Op grond van het eerste lid van artikel 1:377e BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op grond dat later de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Inhoudelijke beoordeling
Ter onderbouwing van zijn verzoek stelt de vader dat de tijd rijp is voor (stapsgewijze) uitbreiding van de omgangsregeling met [de minderjarige] en beëindiging van de begeleiding door [instelling] . De vader vindt dat hij inmiddels over voldoende opvoedkundige capaciteiten beschikt, dat hij goed weet aan te sluiten bij de belevingswereld van [de minderjarige] en dat hij een hechte band met haar heeft. [instelling] komt volgens hem niet meer met verbeterpunten en de evaluaties zijn steevast positief. Ook voert de vader aan dat hij zijn leven goed op orde heeft. Hij ontvangt een Wajonguitkering en heeft een eigen woning in Uithoorn. Indien nodig stemt de vader in met een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming.
De moeder betwist het beeld dat door de vader wordt geschetst. De vader kampt met FAS (foetaal alcohol syndroom). Door deze beperking heeft hij moeite om zijn eigen leven te overzien, goede keuzes te maken en voor zichzelf te zorgen. De omgang werd daarom altijd intensief begeleid door [instelling] . Anders dan de vader zegt, waren de evaluaties zeker niet allemaal positief volgens de moeder. Zij verwijst hiervoor naar de evaluatie van de bezoekregeling in de periode januari tot en met juni 2024 en het ondersteuningsplan voor de periode 1 januari 2025 tot 8 juli 2025. De vader zegde de omgang regelmatig af, de activiteiten sloten niet aan bij de behoefte van [de minderjarige] , hij had moeite zijn aandacht bij [de minderjarige] te houden en hij toonde weinig interesse in haar. Ook de aanwezigheid van de hond van de vader tijdens de omgang zorgde voor veel onrust bij [de minderjarige] . Volgens de moeder ging de omgang [de minderjarige] steeds meer tegenstaan. De moeder verwijt dit de vader niet omdat zij denkt dat dit voortkomt uit zijn beperking. Zij gaat uit van onmacht bij de vader en niet van onwil. De laatste omgang tussen de vader en [de minderjarige] is op 29 april van dit jaar geweest. [de minderjarige] heeft toen in een gesprek met de vader, in aanwezigheid van de begeleidster van [instelling] , aangegeven geen omgang met de vader meer te willen hebben. Deze wens van [de minderjarige] is gerespecteerd. De moeder concludeert dat alle betrokkenen de afgelopen jaren erg hun best hebben gedaan om de vader een rol te geven in het leven van [de minderjarige] , maar dat dit helaas is mislukt. Zij verzoekt daarom te bepalen dat er geen omgangsregeling meer zal gelden tussen [de minderjarige] en de vader. De moeder geeft daarbij aan dat zij [de minderjarige] nooit bij haar vader zal weghouden en haar zal stimuleren als zij hem wil bezoeken. Tegelijkertijd wenst de moeder voor [de minderjarige] dat er nu rust duidelijkheid komt en dat de juridische situatie wordt aangepast aan de feitelijke situatie.
De vader heeft op de zitting aangegeven dat hij [de minderjarige] heel erg mist en dat zij heel belangrijk is voor hem. Volgens de vader is hij altijd goed geweest voor [de minderjarige] en ook voor haar moeder en hij begrijpt niet waarom de moeder nu probeert [de minderjarige] bij hem weg te houden. Hij heeft er vanwege de rechtszaak voor gekozen de omgangsmomenten met [de minderjarige] af te zeggen, omdat dit niet voor hem te combineren viel. Het sturen van een kaartje was lastig voor hem omdat hij beter is in praten dan in schrijven. Dit is volgens de vader verkeerd door de moeder aan [de minderjarige] uitgelegd en de vader denkt dat [de minderjarige] daardoor nu slecht over hem denkt. De vader wil heel graag weer contact met [de minderjarige] . Zijn hond hoeft geen probleem meer te zijn, want deze kan inmiddels alleen thuis blijven, aldus de vader.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de stukken en wat op de zitting is besproken is duidelijk geworden dat, ondanks de intensieve begeleiding door [instelling] de afgelopen jaren, de omgang tussen [de minderjarige] en haar vader niet goed tot stand is gekomen. Uit het kindgesprek met [de minderjarige] is naar voren gekomen dat zij zich teleurgesteld en in de steek gelaten voelt door de vader. Voor haar gevoel komt zij nooit op de eerste plaats bij de vader, waarbij zij de hond van vader als voorbeeld noemt. Zij vindt het ook vervelend dat de vader vaak door haar heen praat en niet naar haar lijkt te luisteren en soms tegen haar schreeuwt. Dit maakt dat zij op dit moment geen contact meer wil hebben met de vader.
De rechtbank constateert dat het de vader niet lukt om naar zijn eigen rol in de ontstane situatie te kijken. Bij vader zijn hoort ook het nemen van verantwoordelijkheden. Gebleken is dat de vader niet in staat is die verantwoordlijkheden te nemen. Uit de verslagen van [instelling] komt onder meer naar voren dat de vader bezoeken afzegt, niet altijd op tijd is, soms eerder weggaat en weinig aandacht voor en interesse in [de minderjarige] laat zien. Ook heeft de vader bezoeken met [de minderjarige] niet door laten gaan omdat zijn hond er niet bij aanwezig kon zijn. Dit alles is misschien begrijpelijk gezien de beperking van de vader en het lijkt, zoals de moeder ook aangeeft, geen onwil maar onmacht bij de vader te zijn, maar dat betekent niet dat [de minderjarige] daar de dupe van mag worden. [de minderjarige] heeft behoefte aan rust en duidelijkheid ten aanzien van het contact met de vader en heeft duidelijk aangegeven dat voor haar de maat nu vol is. Na jaren proberen, wil zij nu geen contact meer met de vader. De rechtbank heeft niet de indruk dat de moeder het contact tussen [de minderjarige] en de vader in de weg staat, zodat dit geen remmende factor zal zijn als [de minderjarige] op termijn wel weer contact met de vader zou willen hebben. Een raadsonderzoek zal naar het oordeel van de rechtbank geen nieuwe inzichten opleveren en is onnodig belastend voor [de minderjarige] . Dit alles overwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat het in het belang van [de minderjarige] is om het verzoek van de vader om vaststelling van een omgangsregeling af te wijzen en te bepalen dat geen omgangsregeling zal gelden, zoals de moeder heeft verzocht.
De rechtbank wil de vader meegeven dit niet wil zeggen dat contact tussen hem en [de minderjarige] voor altijd voorbij is. Het betekent wel dat de bal nu bij de vader ligt. Hij moet de daad bij het woord voegen en [de minderjarige] laten zien dat zij belangrijk is voor hem. Dit kan bijvoorbeeld door af en toe een kaartje naar [de minderjarige] te sturen. De vader kan hiermee laten zien dat hij aan [de minderjarige] denkt. De rechtbank gaat ervan uit dat de vader voor het sturen van een kaartje zo nodig de hulp van zijn begeleider kan inroepen.
Beslissing
De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van 28 augustus 2018:
bepaalt dat er geen omgangsregeling zal gelden tussen de vader en de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ;
verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. de Jong-Kwestro, kinderrechter, bijgestaan door mr. I.E. Moerkerk-van Kersbergen als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 11 september 2025. |
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733