Essentie (redactie)
Vernietiging erkenning 25-jarige vrouw, omdat verweerder niet de biologische vader is (art. 1:205 BW). Hoewel vernietiging normaliter leidt tot achternaam moeder (art. 1:5 BW, behoudt verzoekster cf haar wens de achternaam van verweerder. Wijziging van haar achternaam maakt onaanvaardbare inbreuk op recht verzoekster op bescherming van haar identiteit en familieleven, terwijl er geen strijd is met openbare orde. Rechtbank dan ook van oordeel dat artikel 1:5 BW in dit geval buiten toepassing moet blijven.
Datum publicatie | 10-10-2025 |
Zaaknummer | C/05/451567 / FA RK 25-1649 |
Procedure | Bodemzaak |
Zittingsplaats | Arnhem |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | Kinderen; Vernietiging erkenning; Overig; Geslachtsnaam (art. 1:5 t/m 1:9 BW) |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Verzoek tot vernietiging van de erkenning door meerderjarig kind. Zij verzoekt op grond van artikel 8 EVRM dat de rechtbank bepaalt dat zij de geslachtsnaam van de erkenner behoudt. De OvJ meent dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden zodat verzoekster op grond van artikel 1:5 BW van rechtswege de geslachtsnaam van haar moeder krijgt. De rechtbank oordeelt als volgt. De vernietiging van de erkenning heeft, nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, terugwerkende kracht op grond van artikel 1:206 lid 1 BW. Daarmee is de erkenner nooit de juridische vader van verzoekster geweest. Op grond van artikel 1:5 lid 1 BW krijgt verzoekster de geslachtsnaam van haar moeder. Het naamrecht is dwingend recht. Het staat partijen niet vrij om een andere geslachtsnaam te kiezen. Het naamrecht valt daarnaast echter ook onder de bescherming van artikel 8 EVRM. De rechtbank is van oordeel dat wijziging van de achternaam van verzoekster in dit geval een onaanvaardbare inbreuk maakt op haar recht op beschermVolledige uitspraak
beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/451567 / FA RK 25-1649
Datum uitspraak: 1 oktober 2025
beschikking vernietiging erkenning
in de zaak van
[verzoekster] (nader te noemen: [verzoekster] ),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. M. Wolkenfelt te Arnhem,
tegen
[verweerder] (nader te noemen: [verweerder] ),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. A.J. Somhorst te Arnhem.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
de officier van justitie (hierna: de OvJ)
in het arrondissement Gelderland.
1Het procesverloop
Dit verloop blijkt uit:
-
het verzoekschrift van [verzoekster] , ingekomen op 12 mei 2025;
-
het journaalbericht van mr. Somhorst van 19 mei 2025 met daarbij de referteverklaring van [verweerder] ;
-
de brief van de OvJ van 5 augustus 2025.
Tijdens de mondelinge behandeling van 3 september 2025 zijn gehoord:
- [verzoekster] , bijgestaan door mr. Wolkenfelt;
- [verweerder] , bijgestaan door mr. Somhorst.
2De feiten
Op [geboortedatum] is [verzoekster met achternaam van haar moeder] in [geboorteplaats] geboren. Daarvan is op [datum] een geboorteakte opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [woonplaats] (aktenummer [nummer] ). Haar moeder is [naam moeder] . [verweerder] heeft [verzoekster] op [datum] als zijn kind erkend, hetgeen later is vermeld op de geboorteakte van [verzoekster] . De geslachtsnaam van [verzoekster] is toen gewijzigd van [achternaam moeder] in [achternaam verweerder] .
[verzoekster] en [verweerder] hebben in 2023 een DNA-test laten uitvoeren omdat er bij [verweerder] twijfel was ontstaan over de vraag of hij de biologische vader van [verzoekster] was.
Uit het testresultaat van 9 augustus 2023 blijkt dat [verweerder] niet de biologische vader van [verzoekster] is. Naar aanleiding van deze testuitslag hebben [verzoekster] , haar moeder en de vermoedelijke biologische vader een DNA-test via de huisarts uitgevoerd. Uit deze DNA-test van 19 september 2023 blijkt dat deze man de biologische vader van [verzoekster] is.
3Het verzoek en het verweer
Verzoekster verzoekt de rechtbank bij beschikking:
-
de erkenning van [verzoekster] , (geboren op [geboortedatum] te [woonplaats] ) gedaan op [datum] door verweerder, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , te vernietigen;
-
te bepalen dat zij haar geslachtsnaam “ [achternaam verweerder] ” behoudt.
[verweerder] heeft in een referteverklaring laten weten dat hij zich niet verzet tegen de vernietiging van de erkenning en het behoud van zijn geslachtsnaam door [verzoekster] en dat hij geen verweer zal voeren tegen één van deze verzoeken.
Het standpunt van de OvJ
De OvJ is van mening dat [verzoekster] op grond van artikel 1:5 BW de geslachtsnaam van haar moeder behoort te krijgen.
4De beoordeling
Vernietiging erkenning
Op grond van artikel 1:205 lid 1 sub a BW kan een verzoek tot vernietiging van de erkenning door het kind worden ingediend op de grond dat de erkenner niet haar biologische vader is, tenzij de erkenning tijdens de meerderjarigheid van het kind heeft plaatsgevonden. Het verzoek moet binnen 3 jaar nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet haar biologische vader is, worden ingediend.
Vaststaat dat [verweerder] niet de biologische vader is van [verzoekster] en dat de erkenning heeft plaatsgevonden tijdens de minderjarigheid van [verzoekster] . De rechtbank overweegt verder dat het verzoek is ingediend binnen drie jaar nadat [verzoekster] bekend is geworden met het feit dat [verweerder] vermoedelijk niet haar biologische vader is. Hiermee is voldaan aan de in artikel 1:205 BW genoemde vereisten om over te gaan tot vernietiging van de erkenning.
De rechtbank acht het van belang dat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie. Het is voor kinderen belangrijk dat zij weten van wie zij afstammen. De rechtbank zal het verzoek van [verzoekster] toewijzen. Dit betekent dat de rechtbank de erkenning van [verzoekster] door [verweerder] vernietigt.
Behoud geslachtsnaam
[verzoekster] verzoekt op grond van artikel 8 EVRM dat de rechtbank bepaalt dat zij haar geslachtsnaam [achternaam verweerder] behoudt. Zij verwijst hiervoor naar de uitspraak van de rechtbank Noord Holland van 21 februari 2024 (ECLI:NL:RBNHO:2024:2168 (FJR 2024/59.27).
De OvJ meent dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden zoals in de zaak van de rechtbank Noord Holland van 21 februari 2024 wel het geval was. De OvJ is van mening dat [verzoekster] op grond van artikel 1:5 BW van rechtswege de geslachtsnaam van haar moeder krijgt.
De rechtbank oordeelt als volgt. De vernietiging van de erkenning van [verzoekster] heeft, nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, terugwerkende kracht op grond van artikel 1:206 lid 1 BW. Daarmee is [verweerder] , de erkenner, nooit de juridische vader van [verzoekster] geweest. Op grond van artikel 1:5 lid 1 BW krijgt [verzoekster] dan de geslachtsnaam van haar moeder, ‘ [achternaam moeder] ’.
Het naamrecht is dwingend recht. Het staat partijen niet vrij om een andere geslachtsnaam te kiezen. Het naamrecht valt daarnaast echter ook onder de bescherming van artikel 8 EVRM 1. [verzoekster] heeft op grond van dit artikel recht op eerbiediging van haar privé-, familie- en gezinsleven. Ook heeft zij er recht op dat de Staat daarin een positieve houding aanneemt voor zover dat niet in strijd komt met de openbare orde. Indien onverkorte toepassing van het Nederlandse naamrecht in dit geval een onaanvaardbare inbreuk
2 zou vormen op deze rechten van [verzoekster] , kan de rechtbank het Nederlandse naamrecht buiten toepassing laten.
De rechtbank overweegt als volgt. [verzoekster] is al haar hele leven, 25 jaar, [voornaam met achternaam verweerder] . Deze achternaam maakt daarmee onderdeel uit van haar sociale identiteit. [verzoekster] heeft op de mondelinge behandeling uitgelegd dat het voor haar niet alleen een naam is, maar ook een familie waar zij al haar hele leven deel van heeft uitgemaakt. [verzoekster] is opgegroeid met de vader van [verweerder] als haar opa. En met [verweerders] moeder als oma en zijn zus als tante. De familie [van verweerder] heeft veel invloed gehad op het leven van [verzoekster] waar zij dankbaar voor is. Ook komt in haar achternaam de band tot uitdrukking die zij met haar voormalige stiefvader ( [verweerder] ) heeft gehad. Hoewel er juridisch gezien bij de vernietiging van de erkenning van uit wordt gegaan dat er nooit sprake is geweest van verwantschap, is de feitelijke situatie een andere: [verzoekster] heeft jarenlang onderdeel uitgemaakt van het gezin van haar moeder en [verweerder] en van de familie van [verweerder] . Deze band wil zij behouden. Op school en tijdens studie en op andere plaatsen kent iedereen [verzoekster] als [voornaam met achternaam verweerder] . Haar diploma’s staan op deze naam. [verweerder] voert ook geen verweer tegen het verzoek en staat achter de keuze van [verzoekster] . Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat wijziging van de achternaam van [verzoekster] een onaanvaardbare inbreuk maakt op het recht van [verzoekster] op bescherming van haar identiteit en familieleven, terwijl er geen strijd is met de openbare orde. De rechtbank is dan ook van oordeel dat artikel 1:5 BW in dit geval buiten toepassing moet blijven. Dit betekent dat de achternaam van [verzoekster] niet wijzigt bij de (vernietiging van) de erkenning.
5De beslissing
De rechtbank:
vernietigt de erkenning van [verzoekster], geboren op [geboortedatum] te [woonplaats] , gedaan op [datum] door [verweerder], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat het rechtsgevolg dat art. 1:5 BW aan de toewijzing van het verzoek tot vernietiging van de erkenning verbindt in dit geval aan die beslissing wordt onthouden, in die zin dat [verzoekster] de geslachtsnaam [van verweerder] behoudt;
verstaat dat de wijziging geschiedt doordat aan de geboorteakte van [verzoekster] een latere vermelding wordt toegevoegd overeenkomstig artikel 1:20 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek;
bepaalt dat de griffier van deze rechtbank daartoe een afschrift van deze beschikking aan de ambtenaar van de Burgerlijke Stand te [plaats] zal zenden zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.E.M. Overkamp, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. D.S. Sweerman als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2025. |
||
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld: - door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak, - door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden. Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem -Leeuwarden. |
||
Gerechtshof Amsterdam 19 november 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:4362.
Zie ook rechtbank Noord-Holland 21 februari 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:2168
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733