Gerechtshof 's-Hertogenbosch 12-06-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1662


Datum publicatie09-10-2025
Zaaknummer200.341.755_01
ProcedureHoger beroep
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenFamilievermogensrecht;
Overig; Publicatie
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

afgifte digitale fotobestanden en waarde auto

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht

zaaknummer : 200.341.755/01

zaaknummer rechtbank : C/02/407707/ FA RK 23-1381

beschikking van de meervoudige kamer van 12 juni 2025

inzake

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoeker in het principaal hoger beroep,

verweerder in het incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. J.A.E. van Raak-Kuiper te Udenhout,

tegen

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerster in het principaal hoger beroep,

verzoekster in het incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. A.J.W. Vugs te Tilburg .

In deze zaak hebben partijen over een aantal geschilpunten overeenstemming bereikt. Het hof dient nog te beslissen over i) de afgifte van digitale fotobestanden en ii) de waarde van de auto.

1Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Breda) van 1 maart 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2Het geding in hoger beroep

2.1.

De man is op 24 mei 2024 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 1 maart 2024.

2.2.

De vrouw heeft op 8 juli 2024 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.

2.3.

De man heeft op 14 augustus 2025 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.

2.4.

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

  • een V6-formulier van de zijde van de man d.d. 24 april 2025 met als bijlage productie 6, ingekomen op 25 april 2025;

  • een V6-formulier van de zijde van de man d.d. 6 mei 2025 met begeleidend schrijven en met als bijlage een inboedellijst met bewijstukken, ingekomen op diezelfde datum;

  • een V6-formulier van de zijde van de vrouw d.d. 6 mei 2025 met begeleidend schrijven met als bijlage vijf foto’s, ingekomen op diezelfde datum.

2.5.

De mondelinge behandeling heeft op 7 mei 2025 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

2.6.

Ter mondelinge behandeling heeft de advocaat van de vrouw een handgeschreven lijst met inboedelgoederen overgelegd, waarvan partijen het erover eens zijn dat die inboedelgoederen aan de man worden toegedeeld.

3De feiten

3.1.

Het hof gaat uit van de volgende feiten.

  1. Partijen zijn op 16 oktober 1987 met elkaar gehuwd in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen.

  2. Het verzoek van de man tot echtscheiding is op 21 maart 2023 ingekomen bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Breda).

  3. Daarop is bij de bestreden beschikking (van 1 maart 2024) de echtscheiding uitgesproken.

  4. De echtscheidingsbeschikking is op 21 juni 2024 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

4De omvang van het geschil

4.1.

De rechtbank heeft in rov. 4.57 van de bestreden beschikking, voor zover thans van belang, het volgende overwogen:

“4.57. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank ten aanzien van de verdeling van de

huwelijksgoederengemeenschap van partijen en de onderlinge verrekenposten als volgt beslist:

(…)

Als de echtelijke woning verkocht wordt, betalen partijen ieder de helft van de taxatiekosten en worden de verkoopkosten van de makelaar bij helfte gedeeld;

de man is voor de verdeling van de waarde van de auto’s een bedrag van € 2.325,= verschuldigd aan de vrouw;

de vrouw is voor de verdeling van het spaargeld op de peildatum een bedrag van € 13.662,21 verschuldigd aan de man;

de man is voor de verdeling van de waarde van zijn onderneming € 2.186,= verschuldigd aan de vrouw;

(…);

Per saldo is de vrouw tot op heden een bedrag van € 6.314,86 aan de man verschuldigd.”

4.2.

In het dictum heeft de rechtbank vervolgens, voor zover thans van belang,:

  • de wijze van verdeling gelast van de huwelijksgemeenschap van partijen zoals vermeld in rov. 4.57 van die beschikking;

  • bepaald dat partijen gehouden zijn de door de vrouw verrichte betalingen onderling te verrekenen zoals vermeld in rov. 4.57 van die beschikking;

  • bepaald dat de vrouw jegens de man bevoegd is de bewoning van de woning, gelegen aan [adres] te [postcode] [woonplaats] , voort te zetten gedurende drie maanden na inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand.

4.3.

De man verzoekt het hof de beschikking waarvan beroep te vernietigen, voor zover de rechtbank:

  • de wijze van verdeling betreffende de woning niet heeft vastgesteld;

  • de waarde van de [auto] met kenteken [kenteken] op € 5.000,-- heeft gesteld:

  • heeft bepaald dat de vrouw de helft van het spaargeld, zijnde slechts € 13.662,21, aan de man dient te voldoen;

  • de rechtbank ervan uit is gegaan dat partijen de inboedelgoederen in onderling overleg zullen verdelen;

  • de waarde van de onderneming heeft bepaald op € 4.372,--

en, uitvoerbaar bij voorraad, opnieuw rechtdoende, alsnog de wijze van verdeling van de woning te gelasten en aldus te bepalen dat:

  • voornoemde woning wordt verkocht aan (een) derde(n);

  • partijen geven samen opdracht aan [makelaar] tot verkoop van de woning;

  • bij de taxatie van de woning wordt iedere partij, bij uitsluiting van de andere partij, in de gelegenheid gesteld aanwezig te zijn;

  • de vraagprijs wordt in overleg met de makelaar vastgesteld;

  • bereiken partijen geen overeenstemming over de vraagprijs dan stelt de makelaar de verkoopprijs bindend vast;

  • partijen zijn verplicht hun medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning aan koper(s);

  • de verkoopopbrengst wordt, na aflossing van de hypotheekschuld, gelijkelijk tussen partijen verdeeld;

  • de waarde van de [auto] met kenteken [kenteken] op € 500,- te stellen;

  • te bepalen dat de vrouw de helft van het spaargeld, zijnde de helft van € 34.000,-- is € 17.000,-- aan de man dient te voldoen;

  • te bepalen dat de man zal ontvangen uit de inboedel de goederen zoals hij op de inboedellijst heeft aangegeven en alsmede de vrouw te bevelen de digitale foto’s die de vrouw heeft verwijderd van de laptop van de man terug te geven;

  • vast te stellen dat er op de waarde van de onderneming een latente belastingschuld drukt van ca. € 6.000,— in verband waarmee de man bij beëindiging van de onderneming een vordering heeft op de vrouw van ca € 3.000,--,

en de beschikking voor het overige te bekrachtigen. Kosten rechtens.

4.4.

De vrouw verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

In principaal hoger beroep:

de grieven van de man af te wijzen als zijnde ongegrond en onbewezen, dan wel de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn appel onder aanvulling en/of verbetering van de gronden.

In incidenteel hoger beroep:

te bepalen dat de vrouw gerechtigd is de bewoning van de voormalig echtelijke woning

staande en gelegen aan [adres] te [woonplaats] voort te zetten totdat deze is

verkocht en geleverd aan derden, althans gedurende zes maanden na 21 juni 2024, te weten

de datum van inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, de

bewoning van de echtelijke woning voort te zetten.

4.5.

De man heeft vervolgens verzocht om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de incidentele grief van de vrouw af te wijzen als zijnde ongegrond en onbewezen, dan wel de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar incidenteel verzoek.

5De motivering van de beslissing

5.1.

Het hof stelt allereerst vast dat de vrouw tijdens de mondelinge behandeling haar incidenteel hoger beroep heeft ingetrokken, alsook dat de man zijn grief over het saldo van de spaarrekening (eindigend op - [nummer] ) heeft ingetrokken. Aldus behoeven deze geschilpunten thans geen verdere bespreking meer en zal de vrouw niet-ontvankelijk worden verklaard in haar incidenteel hoger beroep.

5.2.1.

Voorts stelt het hof vast dat partijen over een aantal punten overeenstemming hebben bereikt. In de eerste plaats hebben zij overeenstemming bereikt over de verdeling van de inboedelgoederen, met uitzondering van de foto’s (waarover rov. 5.4 hierna). Partijen zijn overeengekomen dat aan de man, zonder nadere verrekening met de vrouw, worden toegedeeld de goederen zoals vermeld op de ter zitting door de advocaat van de vrouw overgelegde (handgeschreven) lijst, zijnde:

  • Droger Miele

  • Boekhouding

  • Foto’s ouders

  • Fiets

  • Stofzuiger vader

  • Helft bed- en linnengoed

  • Helft servies, bestek en keukengerei

  • 1 koffieapparaat

  • TV

  • Lamp huiskamer

  • Wasmachine Miele

  • Keukentafel met 6 stoelen

  • Salontafel

  • Sidetable met bankje en schilderij.

Aan de vrouw worden alle overige inboedelgoederen (niet zijnde de foto’s waarover rov. 5.4 hierna) toegedeeld, zonder nadere verrekening met de man.

5.2.2.

Partijen hebben eveneens overeenstemming bereikt over de waarde van de onderneming. Zij zijn overeengekomen dat op de door de rechtbank vastgestelde waarde van de onderneming ad € 4.372,-- een latente belastingclaim ter zake de FOR, door partijen begroot op € 5.900,--, in mindering strekt waardoor sprake is van een schuld van € 1.528,--. De vrouw is daarom € 784,-- verschuldigd is aan de man.

5.2.3.

Tot slot hebben partijen ook over de woning overeenstemming bereikt. Die overeenstemming houdt in dat het verzoek van de man kan worden toegewezen, met dien verstande dat partijen zijn overeengekomen dat:

  • náást de aflossing van de hypotheekschuld, óók de verkoopkosten in mindering dienen te strekken op de verkoopopbrengst, alvorens die opbrengst gelijkelijk te verdelen;

  • dat partijen gezamenlijk en gelijktijdig (en dus niet zoals door de man verzocht: iedere partij, bij uitsluiting van de andere partij) bij de taxatie aanwezig zullen zijn, welke taxatie uiterlijk 21 mei 2025 zal geschieden.

5.3.

Aldus liggen ter beoordeling van het hof nog twee geschilpunten voor, te weten de afgifte van de digitale fotobestanden en de waarde van de [auto] .

5.4.

De man heeft verzocht de vrouw te bevelen om de digitale foto’s die zij van de laptop heeft verwijderd, aan hem terug te geven. Deze foto’s zijn de man heel dierbaar. Vooral de foto’s van de zoon en kleindochter zijn voor hem belangrijk, nu hij hen – tot zijn groot verdriet – vanwege de echtscheiding, niet meer ziet. De foto’s zijn voor eigen gebruik, dus van strijd met het portretrecht is geen sprake. Hij heeft weliswaar met Valentijnsdag een foto van hem en zijn kleindochter in [dagblad] laten plaatsen, maar dat heeft hij gedaan omdat hij haar mist.

5.5.

De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat zij zich niet verzet tegen afgifte van foto’s voor zover de zoon en/of kleindochter en/of zijzelf niet op die foto’s staan. Zij verzet zich uitdrukkelijk tegen afgifte van foto’s waar zijzelf en/of de zoon en/of kleindochter op staan. Zij acht afgifte daarvan in strijd met het portretrecht. De vrouw heeft ook een verklaring in het geding gebracht van de zoon. De zoon verklaart geen toestemming te geven om foto’s en video’s waarop hij en zijn dochter te zien zijn, te overhandigen aan de man. De man zegt weliswaar dat de foto’s voor eigen gebruik zijn, maar hij heeft onlangs, zonder toestemming, een foto van de kleindochter in [dagblad] laten plaatsen.

5.6.

Het hof overweegt als volgt. De laptop waarop de digitale fotobestanden stonden, behoorde tot de (inmiddels ontbonden) huwelijksgemeenschap van partijen, zodat de man in beginsel recht heeft op afgifte van de digitale fotobestanden die zich op die laptop bevonden.

Het hof zal, nu daarover tussen partijen ook geen geschil bestaat, de vrouw bevelen de fotobestanden uitsluitend voor zover de zoon en/of de kleindochter niet op die fotobestanden staan, aan de man te geven. Het verzoek zal in zoverre dan ook worden toegewezen. De vrouw heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling nog aangevoerd dat zij ook niet wil dat foto’s van de vrouw zelf die zich op de laptop van de man bevinden aan de man moeten worden afgegeven. Het hof volgt de vrouw hierin niet. De vrouw heeft dit pas bij de mondelinge behandeling, en daarmee te laat, naar voren gebracht. Daarbij komt dat zij haar verzoek op dit punt onvoldoende heeft toegelicht.

Voor wat betreft de fotobestanden waarop de zoon en/of de kleindochter staan, is het hof van oordeel dat hun belang, dat is gelegen in de bescherming van hun recht op privacy, zwaarder weegt dan het belang van de man bij afgifte van die fotobestanden. Daarbij is speelt een rol dat de man eerder zonder voorafgaande toestemming een foto van (hem en) de kleindochter in [dagblad] heeft laten plaatsen zodat er niet van kan worden uitgegaan dat de man, zoals hij stelt, de fotobestanden uitsluitend voor eigen gebruik zal aanwenden. Het verzoek van de man zal daarom in zoverre worden afgewezen.

5.7.

De rechtbank is in de bestreden beschikking uitgegaan van een waarde van € 5.000,-- van de [auto] . De man heeft daar een grief tegen gericht. Hij voert aan dat de [auto] in zeer slechte staat is en slechts een waarde vertegenwoordigt van € 500,--. Ter onderbouwing van zijn standpunt overlegt de man een waardebepaling van [autobedrijf] die is gedateerd op 6 mei 2024.

5.8.

De vrouw handhaaft haar standpunt dat de waarde van de [auto] € 5.000,--bedraagt. Nu de man stelt dat de [auto] slechts € 500,--

waard zou zijn, dan wenst zij deze auto toegedeeld te krijgen voor dat bedrag.

De dealer waar de man de auto heeft laten taxeren. is een klant van de man. Er is sprake van een vriendendienst. Zij betwist daarom die taxatie. Verder heeft de man bij de rechtbank aangegeven dat de auto schade zou hebben en een kapotte band, maar de vrouw heeft van haar zoon vernomen dat de auto piekfijn in orde oogt. De zoon van partijen heeft de auto in de garage van de man geïnspecteerd en hij is bereid daarover nader te verklaren.

5.9.

Het hof stelt in de eerste plaats vast dat tussen partijen enkel de waarde van de [auto] in geschil is. Weliswaar heeft de vrouw gesteld dat als het hof voor wat betreft de waarde van de [auto] aansluiting zoekt bij de stelling van de man, zij toedeling van de [auto] wenst tegen de man gestelde waarde, maar aan dit voorwaardelijke verzoek tot toedeling komt het hof, gelet op het navolgende ter zake de waarde van [auto] , niet toe.

Voor wat betreft de peildatum van waardering wordt uitgegaan van de door de rechtbank daartoe bepaalde datum van feitelijke verdeling (datum bestreden beschikking of wel 1 maart 2024)omdat tegen dit oordeel geen grieven zijn gericht.

Op de man rust de stelplicht en, bij betwisting daarvan, de bewijslast van de waarde van de [auto] op 1 maart 2024. Het hof is van oordeel dat de man, in het licht van de gemotiveerde betwisting door de vrouw, onvoldoende heeft aangetoond dat de [auto] slooprijp is en dat de waarde daarvan slechts € 500,-- bedraagt. De enkele vermelding van de gebreken en de waarde van de [auto] door [autobedrijf] is daartoe onvoldoende. Van de man had, gelet ook op de betwisting door de vrouw, verwacht mogen worden dat hij zijn stelling nader met foto’s had onderbouwd, hetgeen hij heeft nagelaten. Het hof zal de waarde van de [auto] in redelijkheid vaststellen op € 2.750,--. Daarmee slaagt de grief van de man ten dele. Het hof gaat voorbij aan het bewijsaanbod door de vrouw om de zoon als getuige te laten horen, nu dit niet ter zake dienend is.

6De slotsom

in het principaal en het incidenteel hoger beroep

6.1.

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de vrouw niet-ontvankelijk verklaren in haar incidenteel hoger beroep en in het principaal hoger beroep zal het hof de bestreden beschikking, gedeeltelijk vernietigen en beslissen als volgt.

6.2.

Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen (gewezen) echtgenoten zijn en de procedure de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap betreft.

7De beslissing

Het hof:

in principaal hoger beroep

Digitale fotobestanden

beveelt de vrouw tot afgifte van de digitale fotobestanden die zich op die laptop bevinden, voor zover de zoon en/of kleindochter niet op die fotobestanden staan;

vernietigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Breda) van 1 maart 2024, voor zover het betreft de waarde van de [auto] , met kenteken [kenteken] , de waarde van de eenmanszaak [eenmanszaak] en de woning staande en gelegen aan [adres] ( [postcode] ) [woonplaats] en, in zoverre opnieuw beschikkende:

[auto] , met kenteken [kenteken]

bepaalt dat de [auto] , met kenteken [kenteken] tegen een waarde van € 2.750,-- in de verdeling wordt betrokken;

in incidenteel hoger beroep

verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar incidenteel hoger beroep;

in principaal hoger beroep en incidenteel hoger beroep

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

compenseert de kosten van het geding in hoger beroep/beide instanties in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. P.P.M. van Reijsen, M.J. van Laarhoven en R.W.J. van Veen en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2025 door mr. E.M.C. Dumoulin in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733