Essentie (redactie)
Kort geding over opschorting zorgregeling door moeder met veiligheidszorgen (mogelijk middelengebruik vader, incident 14 -6-25, angst bij kind). Rechter: ook bij ernstige zorgen over uitvoering zorgregeling dient ouder die die zorgen heeft rechter om wijziging of schorsing van die regeling te verzoeken, al dan niet via spoedprocedure. Slechts in een uiterst geval, zoals bij overmacht in noodtoestand, mag ouder eenzijdig zorgregeling opschorten. Hier niet aan orde. Moeder veroordeeld tot nakoming regeling. Dwangsom.
Datum publicatie | 16-09-2025 |
Zaaknummer | C/05/454671 / KG ZA 25-267 |
Procedure | Eerste aanleg - enkelvoudig |
Zittingsplaats | Arnhem |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | Kinderen; Geen omgang (een van) ouders; Familieprocesrecht; Kort geding art. 254 Rv |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Kort geding. Veroordeling tot nakoming zorgregeling inclusief dwangsom. Opschorting van een zorgregeling door een ouder mag in beginsel niet zonder rechterlijke tussenkomst.Volledige uitspraak
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/454671 / KG ZA 25-267
Vonnis in kort geding van 8 september 2025
in de zaak van
[naam vader] (hierna: de vader),
wonend in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Falkena uit Almere (voorheen mr. A.F. Kevenaar),
tegen
[naam moeder] (hierna: de moeder),
wonend in [woonplaats] ,
advocaat: mr. Six-van der Werf uit Soest.
1De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding met producties van 21 augustus 2025;
-
de conclusie van antwoord met productie van 28 augustus 2025;
-
de aanvullende producties bij de dagvaarding van 3 september 2025;
-
de zitting met gesloten deuren van 4 september 2025, waarbij zijn gehoord: de partijen bijgestaan door hun advocaten.
Ter zitting is door een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) advies gegeven.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
2De feiten
De vader en de moeder zijn de ouders van [naam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2014 en [naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2016, over wie zij gezamenlijk het gezag hebben. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
Bij beschikking van deze rechtbank van 26 januari 2024 is de volgende zorgregeling vastgesteld:
“met ingang van de datum van deze beschikking verblijven de kinderen elke week op dinsdag uit school tot 18.30 uur (na het avondeten) bij de man, waarbij geldt dat de man de kinderen uit school haalt en na het avondeten bij de vrouw terugbrengt en de man door de vrouw in de gelegenheid wordt gesteld om de kinderen bij haar thuis naar bed te brengen en hen een verhaal voor te lezen alsmede elke week op zaterdag of zondag van 10.00 tot 17.00 uur, waarbij geldt dat de vrouw de kinderen naar de man brengt en de man de kinderen naar de vrouw terugbrengt;
met ingang van 1 februari 2024 verblijven de kinderen, naast de hiervoor omschreven regeling op dinsdag, om de week twee dagen in het weekend bij de man: op zaterdag van 10.00 uur tot 19.00 uur, na het avondeten en op zondag van 10.00 uur tot 17.00 uur, voor het avondeten, waarbij geldt dat de vrouw de kinderen naar de man brengt en de man de kinderen naar de vrouw terugbrengt;
met ingang van 1 mei 2024 verblijven de kinderen, naast de hiervoor omschreven regeling op dinsdag, om de week van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de man, inclusief overnachting, waarbij geldt dat de vrouw de kinderen naar de man brengt en de man de kinderen naar de vrouw terugbrengt;
met ingang van de eerste schooldag van het (nieuwe) schooljaar 2024/2025 verblijven de kinderen, naast de hiervoor omschreven regeling op dinsdag, om de week een volledig weekend bij de man, vanaf vrijdag uit school tot maandagochtend naar school, inclusief overnachtingen, waarbij geldt dat de man de kinderen op vrijdag uit school haalt en de kinderen op maandag naar school brengt;
met ingang van de datum van deze beschikking geldt voor de feestdagen dat de kinderen jaarlijks een kerstdag bij de man en een kerstdag bij de vrouw, waarbij de dagen in overleg tussen partijen worden verdeeld, tijdens oud en nieuw verblijven de kinderen bij de vrouw en voor de overige feestdagen (zoals Pasen, Hemelvaartsdag, Pinksteren, Koningsdag, Sinterklaas en de verjaardagen van de kinderen) geldt dat de reguliere zorgregeling van toepassing is tenzij partijen anders afspreken;
met ingang van 1 januari 2025 geldt voor de vakanties dat de kinderen tijdens de zomervakantie 50% bij de man verblijven en 50% bij de vrouw, waarbij de weken in overleg tussen partijen worden verdeeld en voor de overige vakanties, zoals de herfstvakantie, de kerstvakantie, de voorjaarsvakantie en de meivakantie geldt dat de kinderen van dinsdagavond tot woensdagavond bij de man verblijven, verder bij de vrouw.”
3Het geschil
Wat wil de vader?
De vader vordert samengevat:
I. de moeder te veroordelen om de zorgregeling zoals vastgesteld in de beschikking 26 januari 2024 na te komen;
II. aan de nakoming van vordering I een dwangsom te verbinden van € 500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de moeder de veroordeling niet nakomt, met een maximum van € 25.000,-, althans een dusdanige dwangsom die de rechtbank juist acht;
III. de moeder te veroordelen in de proceskosten.
De vader legt aan de vordering – samengevat – het volgende ten grondslag. De zorgregeling wordt niet conform de beschikking van 26 januari 2024 nagekomen. De moeder heeft op 13 juni 2025 eenzijdig besloten de zorgregeling op te schorten. 1 Daarvoor kwam zij de zorgregeling ook niet volledig na. De ouders zijn overeengekomen dat de kinderen als tweede stap ieder weekend een dag bij de vader zouden verblijven in plaats van om het weekend iedere zaterdag en zondag. Verdere opbouw heeft niet plaatsvonden omdat de moeder geen overnachting en extra contact in vakanties toestond. De vader heeft een spoedeisend belang bij zijn vorderingen.
Wat wil de moeder?
De moeder vraagt de vorderingen van de vader af te wijzen. De moeder vindt dat zij op goede gronden heeft besloten om de zorgregeling voorlopig op te schorten terwijl zij in overleg met de hulpverlening zou zoeken naar een veilige manier om de vader omgang met de kinderen te laten hebben. De moeder deed dit, omdat de vader volgens haar steeds onvoorspelbaarder wordt in zijn handelen, mogelijk vanwege drank- en drugsgebruik en wellicht omdat hij inmiddels in een positie zit waarin hij niets meer te verliezen heeft. De vader heeft aan haar aangegeven dat hij zichzelf iets aandoet als de moeder de verkoop van de woning doorzet. De moeder stelt ook dat zij de zorgregeling mede na consultatie bij Entrea Lindenhout en Veilig Thuis heeft stopgezet.
Een dag nadat zij had meegedeeld de zorgregeling op te schorten is de vader op zaterdag 14 juni 2025 toch bij haar woning gekomen en heeft geprobeerd [minderjarige 2] te verleiden om met hem mee te gaan. Daarna is er een incident geweest waarbij de vader de moeder heeft bedreigd en verbaal zeer agressief was. [minderjarige 2] is door dat incident getraumatiseerd en nog erg angstig om weer contact met haar vader te hebben. De moeder meent dat de vader onder invloed van drugs was. Ondanks dat geeft de moeder ook aan dat zij welwillend is wat betreft het voortzetten van de zorgregeling, mits dit zorgvuldig kan worden vormgegeven. Daarvoor is nodig dat het vertrouwen van [minderjarige 2] in de vader wordt hersteld. De moeder heeft inmiddels videobelcontact tussen [minderjarige 1] en de vader gefaciliteerd en ook gaat [minderjarige 1] haar verjaardag over enkele dagen bij de vader thuis vieren. Als de voorzieningenrechter toch besluit tot een veroordeling tot nakoming vraagt de moeder om de gevorderde dwangsommen af te wijzen dan wel te matigen en de vordering tot een proceskostenveroordeling af te wijzen.
4De beoordeling
Bij in kort geding gevorderde voorlopige voorzieningen beoordeelt de voorzieningenrechter of ten tijde van dit vonnis partijen over en weer bij (toewijzing van) die voorzieningen een spoedeisend belang hebben. Daarnaast wordt beoordeeld of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is.
Spoedeisend belang
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vader voldoende spoedeisend belang bij zijn vorderingen heeft. Een vordering tot nakoming van een zorgregeling is naar zijn aard spoedeisend.
Nakoming van de zorgregeling en de opschorting van een zorgregeling zonder tussenkomst van de rechter
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de zorgregeling zoals die tot de opschorting door de ouders werd uitgevoerd moet worden nagekomen door de moeder en zal haar daartoe veroordelen. Anders dan door en namens de moeder is gesteld, is niet op deugdelijke gronden besloten tot opschorting van de zorgregeling. Ook bij ernstige zorgen over de uitvoering van een zorgregeling dient de ouder die die zorgen heeft bij de rechtbank om een wijziging of schorsing van die regeling te verzoeken, al dan niet via een spoedprocedure. Slechts in een uiterst geval, zoals bij overmacht in noodtoestand, mag een ouder eenzijdig een zorgregeling opschorten. Die situatie is hier niet aan de orde. De moeder heeft de vader op vrijdagavond om 19:21 uur gemaild terwijl de vader de kinderen de volgende dag zou zien. In deze e-mail schrijft de moeder dat zij heeft besloten de kinderen voorlopig niet naar de vader toe te laten komen. Zij schrijft “De recente gebeurtenissen hebben mijn zorgen opnieuw versterkt. In de huidige situatie en gezien jouw staat van zijn, acht ik het niet veilig genoeg voor de kinderen om bij jou te zijn. Ik begrijp dat dit moeilijk en pijnlijk is (ook voor de kinderen en mij), maar ik hoop dat je ook begrijpt dat hun veiligheid vooropstaat.” De moeder heeft niet duidelijk gemaakt wat maakt dat de zorgregeling volgens haar moest worden opgeschort. Op de zitting heeft zij er vooral op gewezen dat [minderjarige 2] een trauma zou hebben opgelopen door het incident op 14 juni 2025, maar dit incident vond plaats nádat de moeder de zorgregeling eenzijdig had opgeschort. Dit incident vormt als zodanig dan ook geen rechtvaardiging voor die opschorting.
De moeder heeft grote zorgen over mogelijk middelengebruik van de vader en de invloed daarvan op de kinderen. Daarnaast zijn partijen ondanks een echtscheidings-beschikking nog steeds in een conflictueus stadium van de afwikkeling, waarbij met name de verkoop van de woning problematisch verloopt. Dit maakt dat de spanning en emoties hoog kunnen oplopen. Er is op enig moment een Veilig Thuis melding gedaan, wat nog verder opgepakt zal worden. Volgens de vader is die melding gedaan door de makelaar en tevens zwager van de moeder. Hoe dan ook is er vanuit Veilig Thuis nog geen vervolgstap gezet. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de moeder onvoldoende heeft onderbouwd waarom zij zich op basis van deze zorgen gerechtigd vond om de zorgregeling op te schorten. De stelling dat Veilig Thuis en Entrea Lindenhout aan de moeder telefonisch gezegd zouden hebben dat dit wel mocht indien de moeder het echt niet vertrouwde maakt dat niet anders. Bovendien blijkt dit niet uit de stukken. Daarnaast heeft de moeder weliswaar aangevoerd dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] het vertrouwen in de vader kwijt zijn, maar ook dat [minderjarige 1] er zelf om heeft gevraagd het contact met de vader te herstellen.
Zoals ter zitting besproken en door de Raad is geadviseerd wordt sterk aanbevolen dat de ouders individuele hulpverlening zoeken bij de verwerking van hun eigen wrok en verdriet. De voorzieningenrechter vindt echter dat er op basis van de voorliggende feiten geen reden is om de zorgregeling geen voortgang te laten vinden. Daarbij is het wel raadzaam dat de vader met name [minderjarige 2] niet overvalt met het contactherstel, maar dat hij hierover eerst met de hulpverlening in gesprek gaat. Zo kan bijvoorbeeld eerst een herstelgesprek plaatsvinden onder begeleiding. Los daarvan dienen beide partijen aan te kloppen bij Entrea Lindenhout met de expliciete vraag of zij ondanks dat Veilig Thuis mogelijk een onderzoek zal starten, hulpverlening kunnen krijgen. Partijen hebben namelijk aangegeven van Entrea Lindenhout te hebben gehoord dat zij moeten wachten totdat Veilig Thuis het onderzoek afrondt. Het is de voorzieningenrechter onduidelijk waarom deze twee dingen niet parallel zouden kunnen lopen.
De zorgregeling zoals die tot de opschorting door de ouders werd uitgevoerd moet dus weer worden nagekomen door de moeder. Om hierin enige opbouw te laten plaatsvinden zal de voorzieningenrechter bepalen dat de eerste periode van drie weken alleen contact op de weekenddag zal zijn en niet tevens op de dinsdagavond. Na die periode dient de zorgregeling te worden nagekomen zoals deze laatstelijk werd uitgevoerd.
De dwangsommen en proceskosten
De voorzieningenrechter zal aan de veroordeling tot nakoming ook een dwangsom verbinden. Dit is nodig en passend als extra waarborg, omdat de moeder heeft laten zien dat zij bereid en in staat is om eenzijdig het contact tussen de vader en de kinderen stop te zetten. Wel zal de voorzieningenrechter de gevorderde dwangsom matigen en wel tot door de moeder genoemde maximale bedrag van € 50,- per dag dat de zorgregeling door de moeder niet wordt nagekomen, tot een maximum van € 1.000,-.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De voorzieningenrechter ziet geen reden om in deze zaak van dit uitgangspunt in familiezaken af te wijken en wijst vordering III van de vader af.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat het blijft gelden en, ook als tegen dat vonnis hoger beroep wordt ingesteld en het gerechtshof nog niet heeft beslist, moet worden nagekomen.
5De beslissing
De voorzieningenrechter
veroordeelt de moeder tot nakoming van de zorgregeling zoals vastgesteld in de beschikking van 26 januari 2024, in eerste instantie zoals die tot de opschorting door de ouders werd uitgevoerd, met dien verstande dat de kinderen de eerste drie weken alleen wekelijks een weekenddag bij de vader doorbrengen en daarna daarnaast ook wekelijks de dinsdag uit school, op straffe van een dwangsom van € 50,- voor iedere dag of dagdeel dat de moeder hiermee, na betekening van dit vonnis, in gebreke blijft, met een maximum van
€ 1.000,-;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Grosscurt, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2025, in tegenwoordigheid van mr. G. Vlemmings, griffier. |
||
Dit blijkt uit haar e-mail van 13 juni 2025, overgelegd als productie 1.
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733