Rechtbank Limburg 05-03-2025, ECLI:NL:RBLIM:2025:8655


Datum publicatie11-09-2025
ZaaknummerC/03/325686 / HA ZA 23-553
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsMaastricht
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenErfrecht; Legitieme portie
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

Berekenen van legitieme portie. De na overlijden van erflater opengevallen rente op een schuld van erflater wordt niet opgeteld bij deze schuld bij de berekening van de legitieme portie.

Volledige uitspraak


RECHTBANK Limburg

Civiel recht

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer: C/03/325686 / HA ZA 23-553

Vonnis van 5 maart 2025

in de zaak van

[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ,

te [woonplaats 1] ,

eisende partij in conventie,

verwerende partij in reconventie,

hierna te noemen: [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ,

advocaat: mr. I.K. Decupere,

tegen

[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ,

procederend voor zichzelf en in hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van

[erflater] ,

te [woonplaats 2] ,

gedaagde partij in conventie,

eisende partij in reconventie,

hierna te noemen: [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ,

advocaat: mr. M.H.J.M. Stassen.

1De procedure

1.1.

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

- het incidenteel vonnis van 21 februari 2024,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- de brief van mr. Decupere van 15 november 2024 met productie 15,

- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 22 november 2024,
- de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling door mr. Decupere voorgedragen spreekaantekeningen,

- de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling aan het dossier toegevoegde stukken zoals vermeld in het proces-verbaal,
- het e-mailbericht van 4 december 2024 van mr. Decupere,
- het e-mailbericht van 6 december 2024 van mr. Stassen,
- de akte uitlaten deskundigenonderzoek van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ,
- de akte van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] .

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2De feiten

2.1.

Op [overlijdensdatum] 2022 is [erflater] (hierna: erflater) overleden. Erflater was de vader van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . Bij testament van 11 november 2021 heeft erflater [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] benoemd tot zijn enige erfgenaam en tot executeur. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft de benoeming tot executeur aanvaard.

2.2.

Op 13 augustus 2022 heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] jegens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aanspraak gemaakt op haar legitieme portie. Daarna is tussen partijen overleg gevoerd over het vaststellen van de omvang van de legitieme portie.

2.3.

In een brief van 12 september 2023 van mr. Decupere namens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] (productie 5 van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ) staat onder meer:

‘Cliënte, de enige dochter van erflater, heeft op 13 augustus 2022 een beroep gedaan op haar legitieme portie. De vordering van cliënte uit hoofde van de legitieme portie is opeisbaar geworden op 30 december 2022. Per die datum is wettelijke rente over de hoofdsom verschuldigd; deze wettelijke rente over de vordering per 30 december 2022 zeg ik u dan ook bij deze reeds aan om formele redenen.’

2.4.

In een brief van 4 oktober 2023 van mr. Decupere namens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] (eveneens productie 5 van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ) staat onder meer:

‘Aangezien cliënte reeds geruime tijd geleden aanspraak heeft gemaakt op álle benodigde bescheiden voor de berekening van haar legitieme portie alsook op uitbetaling uwerzijds daarvan, alsook gelet op het feit dat uit de in uw opdracht opgestelde boedelbeschrijving blijkt dat u reeds zelf een berekening van de legitieme portie heeft gemaakt, maar desondanks niet tot uitbetaling over bent gegaan, ben ik primair van mening dat u de wettelijke rente reeds correct is aangezegd.

In tweede instantie wordt u de wettelijke rente aangezegd vanaf een hierna te noemen tijdstip. (...)’

Verderop in deze brief doet [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] een voorstel tot beslechting van de inmiddels ontstane discussie over de (uitbetaling van de) legitieme portie en voegt daaraan toe dat als [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] daarmee akkoord gaat, zij afziet van de wettelijke rente per 22 1 juni 2022 en aanspraak maakt op de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2023.

2.5.

Na daartoe verleend verlof, heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op 4 december 2023 ten laste van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] conservatoir beslag gelegd op - kort gezegd - het onroerend goed dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in eigendom heeft gekregen uit de nalatenschap van erflater.

3Het geschil

in conventie

3.1.

Samengevat vordert [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , na wijziging van eis, dat de rechtbank:

I.

- primair: de legitieme portie van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vaststelt op het door haar berekende bedrag, te vermeerderen met de enkelvoudige rente van 1% ex artikel 4:84 BW vanaf 1 januari 2024 en de wettelijke rente vanaf 30 december 2022 althans 26 oktober 2023,

- subsidiair: ten aanzien van de waarde van het tot de nalatenschap behorend onroerend goed een deskundige benoemt,

II.

[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] veroordeelt tot betaling van de bedrag waarop de legitieme portie wordt vastgesteld, te vermeerderen met wettelijke rente,

III.

[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] veroordeelt in de proceskosten.

3.2.

[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

in reconventie

3.3.

[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vordert - samengevat - dat de rechtbank [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] veroordeelt om op straffe van een dwangsom het door haar gelegde conservatoir beslag op te heffen, uiterlijk vóór het tijdstip dat het beslagen onroerend goed notarieel moet worden geleverd, met veroordeling van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de proceskosten.

3.4.

[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] voert verweer. Op de stellingen van partijen zal niet in dit vonnis, maar op een later moment, voor zover nodig, nader worden ingegaan.

4De beoordeling

in conventie

Vooraf

4.1.

In conventie gaat de discussie tussen partijen allereerst over de berekening van de legitieme portie van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , waarbij partijen het niet volledig eens zijn over (de omvang van) het daarbij te betrekken actief en passief. Daarnaast speelt de vraag of [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] over het aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] uit te keren bedrag rente verschuldigd is, en zo ja welke rente vanaf welk moment. Op deze verschillende onderdelen zal hierna worden ingegaan.

Actief

4.2.

Niet (langer) in geschil is dat tot het bij de berekening te betrekken actief behoort:

- het onroerend goed,
- de inboedel,

- de banksaldi,

- de aanslag (teruggaaf) inkomstenbelasting 2022.

4.3.

Partijen hebben de rechtbank verzocht om ten behoeve van het vaststellen van de in de berekening te betrekken waarde van het onroerend goed, een deskundige te benoemen. Aangezien het voor de beslissing in deze zaak noodzakelijk is dat bedoelde waarde wordt vastgesteld en partijen het over die waarde niet eens zijn, wordt dat verzoek gehonoreerd. In verband daarmee hebben partijen zich bij akte kunnen uitlaten over het aantal, de persoon en de kwalificaties van de te benoemen deskundige. Met inachtneming daarvan zal de onder de beslissing vermelde deskundige worden benoemd. Dat is niet een van de door partijen voorgedragen deskundigen, omdat de rechtbank een deskundige wenst te benoemen die kennis heeft van lokale situatie en waarvan zonder twijfel is dat deze geen eerdere bemoeienis heeft gehad met waardering van het onroerend goed in opdracht van (de rechtsvoorgangers van) partijen of een van hen.

Aan de deskundige zal worden gevraagd de marktwaarde te taxeren van het onroerend goed op de datum van het overlijden van erflater, dus op [overlijdensdatum] 2022. De deskundige zal, anders dan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] wenst, niet expliciet worden gevraagd naar (de invloed van) de kosten voor het opruimen van het onroerend goed. De eventueel te maken kosten spelen op zichzelf geen rol bij de berekening van de legitieme portie (zie 4.7. en 4.9. hierna). Voor zover de toestand van het per [overlijdensdatum] 2022 niet opgeruimd zijn van de onroerende zaak invloed heeft op de waardering van de onroerende zaak (en dat op het moment van taxeren nog is vast te stellen), zal dat vanzelf terugkomen in de waardering door de deskundige. Het gaat niet aan om deze al dan niet relevante omstandigheid apart in de vraagstelling te benoemen.

De deskundige heeft het voorschot begroot op een bedrag van € 7.260,00 (inclusief btw). Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. Zij hebben geen bezwaar gemaakt tegen de begroting van het voorschot. De rechtbank zal het voorschot vaststellen op het begrote bedrag. Omdat de rechtbank vindt dat het de gezamenlijke verantwoordelijkheid van partijen is dat de waarde correct wordt vastgesteld, zal ieder van partijen de helft van dit voorschot moeten betalen.

4.4.

Onder ‘inboedel’ wordt door partijen kennelijk verstaan de roerende zaken die zich ten tijde van het overlijden van erflater in en rondom de tot het onroerend goed behorende woning bevonden en die - blijkens de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] als productie 4 overgelegde stukken, zoals tijdens de mondelinge behandeling aangevuld door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] - voor in totaal

€ 9.000,00 in oktober 2022 door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zijn verkocht. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] wenst de inboedel ook voor € 9.000,00 in de berekening te betrekken. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] houdt € 8.200,00 aan. Gelet op het feit dat partijen in oktober 2022 € 9.000,00 kennelijk een reële waarde vonden en er geen aanleiding is te veronderstellen dat deze goederen sinds het overlijden van erflater in waarde waren gestegen, zoals [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in feite betoogt, zal de rechtbank de door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] voorgestane waarde van € 9.000,00 aanhouden.

4.5.

Ten aanzien van de waarde van het overige actief per de datum van het overlijden van erflater zijn partijen het eens.

Passief

4.6.

Bij de bespreking van het in de berekening te betrekken passief, stelt de rechtbank voorop dat uit artikel 4:65 Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat slechts de in artikel 4:7 lid 1 onder a, b, c en f BW vermelde schulden in de berekening mogen worden betrokken. Het betreft:

a: de schulden van erflater die niet teniet zijn gegaan met zijn dood,

b: de kosten lijkbezorging,

c: de kosten van vereffening van de nalatenschap,

f: de schulden die - kort gezegd - kunnen ontstaan indien de zogenoemde wettelijke verdeling van toepassing is,

maar bijvoorbeeld dus niet

d: de kosten van executele.

Omdat de nalatenschap niet is of wordt vereffend en de wettelijke verdeling niet van toepassing is, kunnen in dit geval alleen schulden als bedoeld onder artikel 4:7 lid 1 onder a en b BW in de berekening worden betrokken.

4.7.

Niet (langer) in geschil is dat tot het bij de berekening te betrekken passief behoort:

- de hypothecaire schuld,

- de aanslag inkomstenbelasting 2021,

- de kosten voor de uitvaart,

- de aanslag zorgtoeslag 2021.

4.8.

[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stelt dat de over de hypothecaire lening verschuldigde rente van na het overlijden van erflater ook behoort tot de schulden van erflater die niet teniet zijn gegaan met zijn dood en dat deze dus in de berekening moet worden meegenomen. In dat kader is tijdens de mondelinge behandeling het arrest van de Hoge Raad van 17 september 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1272) besproken. De Hoge Raad beantwoordt in dat arrest prejudiciële vragen die zien op de kwestie of bij vereffening van een nalatenschap de rente over schulden van de nalatenschap buiten beschouwing dient te blijven op grond van overeenkomstige toepassing van artikel 128 Faillissementswet. De Hoge Raad overweegt in dat arrest onder meer het volgende:

‘2.6

Met de vereffening zijn zowel belangen van de schuldeisers van de nalatenschap als belangen van de beneficiaire erfgenamen gemoeid. Voor schuldeisers van de nalatenschap is het belang van de vereffening vooral erin gelegen dat hun vorderingen zoveel als mogelijk worden voldaan uit de nalatenschap en dat de overige schuldeisers van de erfgenamen zich pas daarna kunnen verhalen. Voor een beneficiaire erfgenaam is van belang dat hij – zolang hij niet verwijtbaar tekortschiet in zijn verplichtingen als vereffenaar of anderszins verwijtbaar handelt – niet verplicht is een schuld van de nalatenschap te voldoen ten laste van naast zijn erfdeel aanwezig ‘overig vermogen’ (...)

2.10

Bij de beantwoording van de prejudiciële vragen stelt de Hoge Raad voorop dat tot de schulden van de nalatenschap ook moet worden gerekend de na het openvallen van de nalatenschap over die schulden lopende rente. Deze regel wordt gerechtvaardigd door de figuur van de beneficiaire aanvaarding van een nalatenschap, nu aldus wordt bereikt dat een beneficiaire erfgenaam deze rente niet ten laste van zijn overig vermogen behoeft te voldoen, behoudens in de gevallen genoemd in art. 4:184 lid 2 BW. ’

Anders dan uit de tekst van rechtsoverweging 2.10 wellicht zou kunnen worden afgeleid, neemt de rechtbank aan dat de Hoge Raad niet heeft bedoeld te oordelen dat ook bij de berekening van de legitieme portie de na het openvallen van de nalatenschap lopende rente over de schulden van de erflater moet worden meegeteld. De uitspraak gaat over de situatie waarin een nalatenschap wordt vereffend en daarmee - zie rechtsoverweging 2.6. -

over de positie van de schuldeisers van de nalatenschap ten opzichte van degenen die de erflater mogelijk opvolgen in diens schuldenaarschap of draagplicht, te weten de (beneficiair aanvaard hebbende) erfgenamen. In de aan de Hoge Raad voorgelegde zaak ging het, meer specifiek, om schuldeisers van de nalatenschap die een rentedragende vordering hebben op erflater, waarbij het de vraag was of zij ter zake van ook na overlijden opgevallen rente een vordering op de nalatenschap hebben. Bij het oordeel daarover betrekt de Hoge Raad de positie van de beneficiair aanvaardende erfgenaam, die in beginsel niet aansprakelijk is voor de schulden van de nalatenschap. Als de rente, die op grond van de rechtsverhouding tussen erflater en schuldeiser sowieso verschuldigd is, geen schuld van de nalatenschap zou zijn, zou de beneficiair aanvaardende erfgenaam met zijn overig vermogen toch voor die rente moeten opkomen. De beslissing over de rente moet dus worden geplaatst in de verhouding tussen de schuldeiser van de erflater, die hoe dan ook recht heeft op de rente, en de beneficiair aanvaardende erfgenaam, die in beginsel niet draagplichtig behoort te zijn voor de in de nalatenschap vallende schulden van de erflater. Dit is een geheel andere verhouding dan die tussen de legitimaris en de erfgenaam. In die verhouding speelt de door de Hoge Raad in rechtsoverweging 2.10 benoemde rechtvaardiging voor de regel (dus) ook geen rol. Daarbij komt dat, indien de na overlijden opengevallen rente wel zou moeten worden meegenomen in de berekening van de legitieme portie, onduidelijk is tegen welke datum de in de berekening te betrekken schuld zou moeten worden vastgesteld. Ook zou dat tot gevolg hebben dat, naarmate de tijd verstrijkt, de aanspraak van de legitimaris steeds verder afneemt. Aangenomen mag worden dat als de Hoge Raad had bedoeld de regel ook van toepassing te laten zijn op de berekening van de legitieme portie, hij op in ieder geval deze punten zou zijn ingegaan.

De slotsom is dat de rechtbank bij de berekening van de legitieme portie van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] geen rekening zal houden met de na het overlijden van erflater opengevallen hypotheekrente.

4.9.

[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stelt zich op het standpunt dat ook de navolgende kosten als schulden van de nalatenschap in de berekening moeten worden betrokken:

- de kosten voor de notaris ten behoeve van het opstellen van de akte van erfrecht,

- de kosten voor de makelaar die is ingeschakeld om het onroerend goed te verkopen,

- de kosten voor het taxeren van het onroerend goed,

- de kosten voor het doen van de aangifte erfbelasting,

- de kosten die gemaakt moeten worden voor het opruimen van het onroerend voorafgaand aan levering ervan aan een koper (voor zover niet betrokken in de waardering van het onroerend goed),

- onvoorziene kosten.

Het betreft echter alle kosten die niet het gevolg (kunnen) zijn van schulden als bedoeld in artikel 4:7 lid 1 onder a of b BW, zodat deze niet in de berekening kunnen worden betrokken.

4.10.

Uit het vorenstaande volgt dat alleen de onder 4.7. vermelde schulden in de berekening worden betrokken. Partijen zijn het eens over de omvang daarvan per de datum van het overlijden van erflater.

Rente

4.11.

[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] maakt aanspraak op vergoeding van rente over het aan haar uit te keren bedrag op grond van de legitieme portie. Uit artikel 4:84 BW volgt dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] recht heeft op een enkelvoudige rente ter hoogte van het verschil tussen de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW en 6% vanaf moment dat aanspraak is gemaakt op de legitieme portie. Dat laatste is gebeurd op 13 augustus 2022. Omdat de wettelijke rente sindsdien eerst per

1 januari 2024 boven de 6% is uitgekomen, zou dat leiden tot een rentevordering vanaf die datum.

4.12.

[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft echter ook recht op de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de periode dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in verzuim is met de betaling van de legitieme portie tot aan het moment van voldoening. Het verzuim treedt in dit geval in na ingebrekestelling. Naar het oordeel van de rechtbank bevat de brief van 12 september 2023 (zie 2.3. hiervoor) geen ingebrekestelling, maar slechts de (onjuiste) mededeling dat rente is gaan lopen vanaf het moment de dat vordering van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] opeisbaar werd. De brief van 4 oktober 2023 (zie 2.4.) bevat wel een ingebrekestelling, wat betekent dat de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW loopt vanaf 26 oktober 2023.

4.13.

Ingeval van samenloop van de rente als bedoeld in artikel 4:84 BW en 6:119 BW, is de laatstgemelde rente van toepassing 2. Dit betekent dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] (alleen) een aanspraak heeft op wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 26 oktober 2023.

Tot slot

4.14.

Iedere verdere beslissing wordt aangehouden, waaronder de beslissing op het beroep dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] doet op artikel 4:5 BW.

in reconventie

4.15.

In afwachting van de verdere beoordeling in conventie, wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

5De beslissing

De rechtbank

in conventie

bevel deskundigenbericht

5.1.

beveelt een onderzoek door een deskundige voor de beantwoording van de volgende vragen:

1. Op welk bedrag taxeert u de marktwaarde per [overlijdensdatum] 2022 van de onroerende zaak, gelegen aan de [adres] te [plaats] , kadastraal bekend als gemeente [kadasternummer 1] en [kadasternummer 2] ?

2. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?

5.2.

benoemt tot deskundige:

T.C.J. Selten, verbonden aan Maashuys Vastgoed en Advies,

adres: Dorpsstraat 18 te 5441 AC Oeffelt,

telefoon: 06 - 57644988,

e-mailadres: tselten@maashuysbv.nl,

het voorschot

5.3.

stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op € 7.260,00 (inclusief btw),

5.4.

bepaalt dat partijen ieder de helft van het voorschot moeten overmaken binnen twee weken na de datum van de nog te ontvangen nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,

5.5.

draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,

het schriftelijk rapport

5.6.

draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, met een gespecificeerde declaratie,

overige bepalingen

5.7.

bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van woensdag 1 oktober 2025,

5.8.

draagt de griffier op om de zaak op een eerdere rol te plaatsen:

- als het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen van beide partijen op een termijn van twee weken of

- na ontvangst ter griffie van het rapport: voor conclusie na deskundigenbericht van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op een termijn van vier weken,

in conventie en reconventie

5.9.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. B.R.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken op

5 maart 2025.

1

Naar de rechtbank aanneemt betreft dit een verschrijving

2

Asser/Perrick 4 2021/344



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733