Essentie (gemaakt door AI)
In Iran is de echtscheiding uitgesproken, is de man veroordeeld tot betaling van de volledige bruidsgave en is geoordeeld dat hij deze in termijnen mag voldoen, zolang zijn financiële situatie geen aanleiding geeft tot een ander oordeel. De vordering van de vrouw - tot veroordeling van hetgeen waartoe de man in Iran is veroordeeld - stuit af op de onherroepelijke beslissing van de Iraanse rechter dat de veroordeling tot betaling van de volledige bruidsgave niet meer uitvoerbaar is. Het is de man toegestaan om in termijnen te voldoen.
Datum publicatie | 01-09-2025 |
Zaaknummer | C/03/325672 / HA ZA 23-551 |
Procedure | Eerste aanleg - enkelvoudig |
Zittingsplaats | Maastricht |
Rechtsgebieden | Civiel recht |
Trefwoorden | IPR familierecht; Familieprocesrecht; Gezag van gewijsde; Alimentatie; Bruidsschat en bruidsgave |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Civiel recht. Bodemzaak. Partijen zijn gehuwd in Iran. In hun huwelijkscontract zijn zij overeengekomen dat de vrouw recht heeft op een bruidsgave van 2.500 volledig Bahar Azadi gouden munten. Terwijl partijen in Nederland woonden, hebben zij in Iran geprocedeerd over de echtscheiding, de bruidsgave en het verzoek van de man tot vrijstelling van de betaling van de bruidsgave. In Iran is de echtscheiding uitgesproken, is de man veroordeeld tot betaling van de volledige bruidsgave en is geoordeeld dat hij deze in termijnen mag voldoen, zolang zijn financiële situatie geen aanleiding geeft tot een ander oordeel. Al deze uitspraiken zijn onherroepelijk. De vrouw procedeert in Nederland opnieuw over de bruidsgave. Zij heeft de procedure in Iran niet als eerlijk ervaren. Zij is van mening dat de man niet heeft aangetoond dat hij geen draagkracht heeft om de volledige bruidsgave in een keer te kunnen voldoen. De man wijst op de procedures die in Iran gevoerd zijn over de bruidsgave. Hij heeft inmiddels 32 gouden munVolledige uitspraak
Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/325672 / HA ZA 23-551
Vonnis van 25 juni 2025
in de zaak van
[eiseres] ,
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. A. Hashem Jawaheri,
tegen
[gedaagde] ,
(op het moment van dagvaarden) te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. M.M. Dezfouli.
1De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 5,
- de ongenummerde producties van [eiseres] ingediend op 2 februari 2024,
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 5,
- de ongenummerde productie van [eiseres] ingediend op 31 december 2024,
- de productie 6 van [gedaagde] ,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 20 januari 2025.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2De feiten
Partijen zijn in Iran getrouwd op 3 maart 2002. In het huwelijkscontract van partijen staat onder meer:
Marriage portion : (..) and 2500 full Bahar Azadi gold coins which shall be payable to the wife upon her demand.
Uit het huwelijk van partijen zijn twee kinderen geboren. Partijen zijn omstreeks 2012 als gezin naar Nederland gekomen. Zij hebben de Iraanse en de Nederlandse nationaliteit.
[gedaagde] heeft in Iran een echtscheidingsverzoek ingediend. [eiseres] heeft in Iran in rechte aanspraak gemaakt op de bruidsgave. Na procedures bij de familierechtbank te Teheran, het hof van beroep te Teheran en het hooggerechtshof is [gedaagde] op 6 november 2023 in geval van echtscheiding veroordeeld tot het betalen van de volledige bruidsgave aan [eiseres] . De echtscheiding is in Iran op 26 november 2023 definitief geworden 1.
[gedaagde] heeft in Iran een procedure aanhangig gemaakt die strekt tot vrijstelling van de betaling van de bruidsgave wegens financieel onvermogen. Bij vonnis van 10 juli 2023 heeft de familierechtbank te Teheran geoordeeld dat [gedaagde] , wegens financieel onvermogen, niet in staat is om de bruidsgave ineens te betalen. Bepaald is dat de bruidsgave in termijnen dient te worden voldaan, waarbij de eerste termijn 30 gouden munten bedraagt en de overige termijnen één munt per vier maanden. Ook is overwogen dat het vonnis niet langer ten uitvoer wordt gelegd, indien er eigendommen van [gedaagde] worden geïdentificeerd, waaruit blijkt dat hij over financiële middelen beschikt. [eiseres] heeft beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Het hof van beroep te Teheran heeft op 8 november 2023 het vonnis van 10 juli 2023 bekrachtigd. Deze uitspraak is onherroepelijk geworden 2.
De echtscheiding is op 26 januari 2024 ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie te Maastricht.
[gedaagde] heeft tot het moment van de mondelinge behandeling in deze zaak 32 munten betaald.
[gedaagde] woont inmiddels in het buitenland.
3Het geschil
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt:
1. aan haar over te dragen 2.500 volledige Bahar Azadi gouden munten, of het equivalent daarvan in euro’s ad € 1.266.750,-;
2. tot betaling van de proceskosten, de nakosten en de wettelijke rente hierover.
[gedaagde] voert verweer.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Inleiding
In hun huwelijkscontract zijn partijen overeengekomen dat [eiseres] recht heeft op een bruidsgave van 2.500 volledige Bahar Azadi gouden munten 3. Terwijl partijen in Nederland woonden, hebben zij in Iran geprocedeerd over de echtscheiding, de bruidsgave en het verzoek van [gedaagde] tot vrijstelling van de betaling van de bruidsgave. In Iran is de echtscheiding uitgesproken, is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de volledige bruidsgave en is geoordeeld dat hij deze in termijnen mag voldoen, zolang zijn financiële situatie geen aanleiding geeft tot een ander oordeel. Al deze uitspraken zijn onherroepelijk
4.
Standpunten partijen
[eiseres] wil in Nederland opnieuw over de bruidsgave procederen. De procedure in Iran heeft zij niet als eerlijk ervaren. Zij vindt dat haar argumenten in Iran niet zijn meegewogen in de beslissing dat [gedaagde] de bruidsgave in termijnen mag voldoen. Tot de kern teruggebracht, is zij van mening dat [gedaagde] niet heeft aangetoond dat hij geen draagkracht heeft om de volledige bruidsgave in een keer te kunnen voldoen.
Volgens [gedaagde] kan de rechtbank [eiseres] niet ontvangen in haar vorderingen, omdat de in Iran gevoerde procedures over de bruidsgave kracht van gewijsde hebben gekregen. [gedaagde] stelt te voldoen aan de Iraanse uitspraak. Hij heeft inmiddels 32 gouden munten betaald aan [eiseres] 5.
Toetskader
Op grond van art. 431 lid 1 Rv kunnen beslissingen die gewezen zijn door buitenlandse rechters niet binnen Nederland tenuitvoergelegd worden, tenzij de tenuitvoerlegging haar grondslag vindt in een verdrag of een wettelijke bepaling als bedoeld in art. 985 Rv. Tussen Iran en Nederland bestaat geen verdrag waarin de wederzijdse erkenning van elkaars rechterlijke beslissingen is geregeld. Dat betekent dat Iraanse rechterlijke beslissingen in Nederland niet kunnen worden erkend en ten uitvoer worden gelegd op grond van een verdrag.
Op grond van art. 431 lid 2 Rv kan het geding dat ten overstaan van de buitenlandse rechter heeft plaatsgevonden en tot diens beslissing heeft geleid, opnieuw bij de Nederlandse rechter worden behandeld en afgedaan. Indien op grond van art. 431 lid 2 Rv het geding opnieuw bij de Nederlandse rechter aanhangig wordt gemaakt, dient de rechter te beoordelen of in en in hoeverre hij, gelet op de omstandigheden van het geval, aan een beslissing van de buitenlandse rechter gezag toekent. De voorwaarden voor de erkenning van buitenlandse beslissingen in Nederland zijn door de Hoge Raad uiteengezet in zijn arrest van 26 september 2014 (ECLI:NL:HR:2014:2838). Uitgangspunt is dat een buitenlandse beslissing in Nederland in beginsel wordt erkend als aan een viertal voorwaarden is voldaan:
-
i) de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven, berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbare is,
-
ii) de buitenlandse beslissing is tot stand gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging,
-
iii) de erkenning van de buitenlandse beslissing is niet in strijd met de Nederlandse openbare orde, en
-
iv) de buitenlandse beslissing is niet onverenigbaar met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits die eerdere beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is.
Strekt de vordering op de voet van art. 431 lid 2 Rv tot veroordeling van hetgeen waartoe de wederpartij in de buitenlandse beslissing is veroordeeld, en is voldaan aan de vier hiervoor genoemde voorwaarden, dan dient de Nederlandse rechter de gebondenheid van partijen aan die beslissing tot uitgangspunt te nemen, en is de vordering in beginsel toewijsbaar. Een vordering op de voet van art. 431 lid 2 Rv kan afstuiten op de grond dat de voor erkenning vatbare buitenlandse beslissing volgens het recht van herkomst (in dit geval Iran) niet, nog niet dan wel niet meer uitvoerbaar is. In dit verband is van belang waarop de niet-uitvoerbaarheid van de buitenlandse beslissing berust.
Toetsing
Het vorenstaande betekent dat [eiseres] kan worden ontvangen in deze procedure. De vorderingen zullen echter worden afgewezen. De rechtbank licht dit oordeel hieronder toe.
De vordering van [eiseres] strekt tot veroordeling van hetgeen waartoe [gedaagde] in Iran is veroordeeld. Immers, ook in Iran heeft [eiseres] gevorderd dat [gedaagde] de volledige bruidsgave moet voldoen en [gedaagde] is daartoe veroordeeld.
Aan de eerste door de Hoge Raad genoemde voorwaarde is voldaan. Dat geldt ook voor de tweede voorwaarde. De procedures in Iran over de bruidsgave zijn op tegenspraak gevoerd. De enkele stelling dat de Iraanse rechter volgens [eiseres] onvoldoende acht geslagen heeft op haar argumenten, betekent niet dat de procedure in Iran niet voldaan heeft aan de eisen van een behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging. [eiseres] heeft nagelaten om concreet feiten en omstandigheden te noemen waaruit afgeleid kan worden dat van een behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtsgang geen sprake is geweest. Ook aan de derde voorwaarde is voldaan. Het enkele feit dat het Nederlandse recht de rechtsfiguur van de bruidsgave niet kent, betekent niet dat deze rechtsfiguur strijdigheid met de Nederlandse openbare orde oplevert. De bruidsgave is een rechtsverhouding sui generis met een eigen rechtskarakter. Het betreft een afspraak tussen toekomstig echtgenoten en leidt tot een vordering van de vrouw op de man, waarbij de hoogte van het te betalen bedrag onderhandelbaar is. Een dergelijke afspraak is op zichzelf niet in strijd met de Nederlandse openbare orde. Tot slot is niet gebleken van onverenigbaarheid van uitspraken. Aan de vierde voorwaarde is daarom voldaan.
De vorderingen stuiten echter af op de onherroepelijke beslissing van het hof van beroep te Teheran van 8 november 2023, waarbij het vonnis van de familierechtbank van Teheran van 10 juli 2023 bekrachtigd is. Onherroepelijk is geoordeeld dat de veroordeling tot betaling van de volledige bruidsgave niet meer uitvoerbaar is. Het is [gedaagde] toegestaan om in termijnen te voldoen. Erkend is dat [gedaagde] betaalt volgens de opgelegde termijnregeling.
Proceskosten
Gelet op de relatie tussen partijen (ex-echtgenoten) zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5De beslissing
De rechtbank
wijst de vorderingen af,
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op
25 juni 2025.
cb
Zie ongenummerde producties [eiseres] , ingediend op 2 februari 2024.
Zie ongenummerde producties [eiseres] , ingediend op 2 februari 2024.
Zie rov. 2.1
Zie rov. 2.3 en 2.4
Zie rov. 2.6
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733