Essentie (gemaakt door AI)
Het hof komt niet toe aan beantwoording van de vraag of naar Afghaans recht/gebruik een rechtsgeldige en afdwingbare verplichting tot betaling van een bruidsgave is ontstaan. Door het in Nederland ten overstaan van een imam gesloten informeel Afghaans religieus huwelijk is immers geen in Nederland rechtsgeldig aan te merken huwelijk tot stand gekomen. Toewijzing van de vordering zou rechtsgevolg toekennen aan een in Nederland niet als rechtsgeldig aan te merken huwelijk en daarmee indruisen tegen de wettelijke regeling, die religieuze huwelijkssluitingen zonder voorafgaand burgerlijk huwelijk uitdrukkelijk uitsluit. Nu de bruidsgave onlosmakelijk met een geldig huwelijk is verbonden, kan geen afdwingbare verplichting bestaan. Het hof past daarom de uitzonderingsbepalingen toe die Rome I (art. 9 en 21) en het BW (art. 10:6 en 7) mogelijk maakt.
Datum publicatie | 01-09-2025 |
Zaaknummer | 200.337.812/01 |
Procedure | Hoger beroep |
Zittingsplaats | Den Haag |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | IPR familierecht; IPR huwelijk; Alimentatie; Bruidsschat en bruidsgave |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Vordering bruidsgave die partijen zouden zijn overeengekomen bij aangaan van religieus huwelijk in Nederland. Toewijzing zou leiden tot toekenning van rechtsgevolg aan een in Nederland niet als rechtsgeldig aan te merken huwelijk. Dit druist in tegen bedoeling wetgever.Volledige uitspraak
Team Familie
Zaaknummer hof : 200.337.812/01
Zaak- en rolnummer rechtbank : C/09/648083 / HA ZA 23-474
Arrest van 29 april 2025
in de zaak van
[de vrouw] ,
wonend in [woonplaats] ,
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. D. Rezaie, kantoorhoudend in Amsterdam,
tegen
[de man] ,
wonend in [woonplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellant in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. K. Mohasselzadeh, kantoorhoudend in Voorburg.
Het hof noemt partijen hierna de vrouw en de man.
1De zaak in het kort
De vrouw vordert een bruidsgave die partijen zouden zijn overeengekomen bij het aangaan van een religieus huwelijk in Nederland.
2Procesverloop in hoger beroep
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
-
de dagvaarding van 14 februari 2024, waarmee de vrouw in hoger beroep is gekomen van het vonnis in verzet van de rechtbank Den Haag van 15 november 2023 (hierna: het bestreden vonnis);
-
de memorie van grieven van de vrouw, met bijlagen;
-
de memorie van antwoord van de man, tevens houdende incidenteel hoger beroep;
-
de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep van de vrouw.
Op 13 februari 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Verschenen zijn:
-
de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en [tolk] (tolk Farsi);
-
de man, bijgestaan door zijn advocaat en [tolk] (tolk Farsi).
3Feitelijke achtergrond
Partijen zijn op [huwelijksdatum] in [huwelijksplaats] een religieus (islamitisch) huwelijk aangegaan. Er is geen Nederlands burgerlijk huwelijk tussen partijen gesloten.
Het religieuze huwelijk is niet ontbonden.
4Procedure bij de rechtbank
Bij verstekvonnis van 5 april 2023 van de rechtbank Den Haag is de man veroordeeld de overeengekomen bruidsgave aan de vrouw te voldoen door binnen vier weken na de datum van dit vonnis 114 Bahar-e Azadi gouden munten aan de vrouw te overhandigen dan wel de waarde daarvan van € 57.763,80 aan de vrouw te vergoeden. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De proceskosten zijn aldus gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Bij het bestreden vonnis is het verstekvonnis vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de man veroordeeld om binnen vier weken na de datum van het bestreden vonnis aan de vrouw 14 halve Bahar-e Azadi gouden munten te overhandigen, dan wel de waarde daarvan van
€ 4.846,80 aan de vrouw te vergoeden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De proceskosten zijn aldus gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
5Vorderingen in hoger beroep
De vrouw vordert het bestreden vonnis te vernietigen en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vordering van de vrouw op de man alsnog geheel toe te wijzen en de man te veroordelen om aan de vrouw de bruidsgave te voldoen door 114 volle Bahar-e Azadi gouden munten dan wel de waarde daarvan ad € 57.763,80 aan haar te overhandigen respectievelijk te vergoeden, te voldoen binnen vier weken na de datum van dit arrest en de man te veroordelen in de proceskosten in beide instanties zoals vermeld in de memorie van grieven.
De man verweert zich daartegen en vordert in incidenteel hoger beroep – kort gezegd – het bestreden vonnis te vernietigen en de vordering van de vrouw alsnog volledig af te wijzen. Met veroordeling van de vrouw in de kosten van beide instanties.
6Beoordeling in hoger beroep
Principaal hoger beroep
Standpunten partijen
De vrouw stelt dat partijen bij het aangaan van het religieus huwelijk in [huwelijksplaats] een bruidsgave zijn overeengekomen van 114 Bahar-e Azadi gouden munten in een door haar overgelegde handgeschreven verklaring, die door de man is ondertekend. Volgens de vrouw is dit voldoende naar de in Nederland onder de Afghaanse gemeenschap gebruikelijke praktijk. De man bestrijdt niet dat partijen een religieus huwelijk hebben gesloten, maar betwist de authenticiteit van de door de vrouw overgelegde verklaring en ontkent dat hij daaronder zijn handtekening heeft gezet. Volgens hem dient de afspraak van een bruidsgave naar Afghaans recht uit een rechtsgeldig afgegeven huwelijksakte te blijken, en die ontbreekt. De mondelinge erkenning van de man in eerste aanleg dat partijen een bruidsgave van 14 halve Bahar-e Azadi gouden munten zijn overeengekomen doet daaraan volgens hem niet af. Omdat de vrouw de scheiding heeft aangevraagd, heeft zij sowieso geen aanspraak op uitbetaling van de bruidsgave, aldus de man.
Bevoegdheid en toepasselijk recht
Het hof sluit zich wat betreft de bevoegdheid van de rechter aan bij de rechtbank, gelet op het feit dat beide partijen in Nederland wonen. Wat betreft het toepasselijk recht, stelt het hof vast dat de rechtbank heeft geoordeeld dat op de vordering van de vrouw Afghaans recht van toepassing is (als het recht waarnaar die aanspraak als rechtsfiguur ‘sui generis’ tot stand is gekomen, waarbij zoveel mogelijk moet worden aangesloten bij de bedoeling van partijen). Daartegen is niet gegriefd: de vrouw heeft niet aangevoerd dat er een ander nationaal recht toepasselijk is, hoogstens dat wat betreft de inhoudelijke eisen die aan de afspraak van de bruidsgave moeten worden gesteld niet zozeer gekeken moet worden naar de het in Afghanistan zelf toegepaste recht, maar naar de gebruiken en regels van de Afghaanse gemeenschap in Nederland. Het hof ziet in de EG-verordening 593/2008 (Rome I-Verordening) overigens ook grondslag voor de toepasselijkheid van dit recht, mede gelet op artikel 10:154 van het Burgerlijk Wetboek.
Rechtsgeldigheid huwelijk
Het hof dient zich ambtshalve te buigen over de vraag of er tussen partijen een rechtsgeldig huwelijk is gesloten, waar in Nederland rechtsgevolgen aan kunnen worden verbonden, nu dit niet ter vrije bepaling van partijen staat. Dat is hier niet het geval. Op grond van het bepaalde in artikel 10:30 BW – waarin uitvoering wordt gegeven aan het Haags Huwelijksverdrag van 14 maart 1987 (Trb. 1987, 137) – kan een huwelijk in Nederland wat de vorm betreft slechts worden voltrokken ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand met inachtneming van het Nederlandse recht, behoudens de bevoegdheid van buitenlandse diplomatieke en consulaire ambtenaren om, in overeenstemming met de voorschriften van het recht van de door hen vertegenwoordigde staat, aan de voltrekking van huwelijken mede te werken indien geen van de partijen uitsluitend of mede de Nederlandse nationaliteit bezit. Op grond van artikel 449 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht is de bedienaar van de godsdienst die, voordat partijen hem hebben doen blijken dat hun huwelijk ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand is voltrokken, enige godsdienstige plechtigheid daartoe betrekkelijk verricht, zelfs strafrechtelijk te vervolgen.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij op [huwelijksdatum] in Nederland ten overstaan van een imam een informeel Afghaans religieus huwelijk hebben gesloten. Verder staat vast dat tussen partijen in Nederland nimmer een huwelijk is voltrokken ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand met inachtneming van het Nederlandse recht. Er is dan ook geen in Nederland als rechtsgeldig aan te merken huwelijk tot stand gekomen.
Het hof is van oordeel dat toewijzing van de vordering van de vrouw tot uitbetaling van de bruidsgave – als integraal onderdeel van dit religieuze huwelijk – zou leiden tot het toekennen van rechtsgevolg aan een in Nederland niet als rechtsgeldig aan te merken huwelijk, en daarmee indruist tegen de bedoeling van de wetgever. De bruidsgave vormt – zoals ook in de term zelf al ligt besloten – een onlosmakelijk met het huwelijk verbonden verplichting: zonder geldig huwelijk kan er naar het oordeel van het hof dan ook geen sprake zijn van een verplichting tot betaling van een bruidsgave. Ook tussen partijen staat vast dat de bruidsgave een verplicht en essentieel onderdeel vormt van de sluiting van het religieuze huwelijk tussen partijen naar Afghaans recht dan wel naar de gebruiken en regels van de Afghaanse gemeenschap in Nederland (een verplichte voorwaarde voor dat huwelijk dan wel een verplicht rechtsgevolg daarvan). De wetgever heeft deze praktijk van de sluiting van religieuze huwelijken zonder voorafgaand Nederlands burgerlijk huwelijk echter willen uitbannen, en zelfs uitdrukkelijk strafrechtelijk verboden. Dat is in overeenstemming met Nederlandse beginselen zoals de scheiding tussen kerk en staat, de betrouwbaarheid van de Nederlandse openbare registers (waaronder de burgerlijke stand) en de bescherming van (met name) de gehuwde vrouw tegen een onzekere en ongelijke juridische positie. Toewijzing van de vordering van de vrouw zou dus leiden tot het sanctioneren van de verplichtingen volgend uit een huwelijk dat in Nederland in strijd met alle voorschriften wordt gesloten, en dat alleen als dit in het buitenland naar de aldaar geldende regels zou zijn gesloten in Nederland als rechtsgeldig zou kunnen worden erkend en rechtsgevolg zou toekomen. Dat zou de in Nederland aan een geldig huwelijk gestelde wettelijke eisen, en het verbod op de hiervoor bedoelde praktijk van religieuze huwelijkssluitingen zonder voorafgaand Nederlands burgerlijk huwelijk in Nederland, miskennen en ondermijnen. De toetsing van de geldigheid van (een integraal onderdeel van) een huwelijk dient ofwel, als het in het buitenland is gesloten, te geschieden naar de regels van het toepasselijke buitenlandse recht, ofwel, als het huwelijk in Nederland is gesloten, naar de regels van het Nederlandse recht.
Het voorgaande betekent dat het hof toepassing geeft aan de uitzonderingen op de toepassing van het op de vordering van de vrouw toepasselijke Afghaanse recht die de Rome I-Verordening mogelijk maakt in artikel 9 (Bepalingen van bijzonder dwingend recht) en artikel 21 (Openbare orde van het forum) van die verordening dan wel die de nationale Nederlandse wetgeving mogelijk maakt in de hiermee vergelijkbare artikelen 10:6 en 10:7 van het Burgerlijk Wetboek.
Op het voorgaande stuit het principaal hoger beroep reeds af. Dat betekent dat het hof niet toekomt aan de beantwoording van de vraag of naar Afghaans recht of gebruik een rechtsgeldige en afdwingbare verplichting tot stand is gekomen tot betaling van een bruidsgave. Ten overvloede merkt het hof echter nog op dat de vrouw op de zitting heeft verklaard dat de imam op haar verzoek de echtscheiding van het religieuze huwelijk niet heeft willen uitspreken zonder rechtsgeldige huwelijksakte en haar ook de bruidsgave niet heeft toegekend.
Overeenkomst
Ter zitting heeft de vrouw nog aangevoerd dat zij zich subsidiair beroept op een overeenkomst tot betaling van seksuele verrichtingen. Aangezien deze subsidiaire grondslag een nieuwe grief inhoudt die in een te laat stadium is aangevoerd, behoeft deze geen verdere bespreking. Ten overvloede overweegt het hof echter nog dat het van oordeel is dat ook deze grondslag niet tot toewijzing van de vordering kan leiden, nu tussen partijen, als gezegd, niet in geschil is dat de (eventuele) verplichting tot betaling van een bruidsgave een integraal onderdeel is van het tussen partijen naar Afghaans recht of gebruik gesloten – in Nederland niet rechtsgeldige – huwelijk. De afspraak berust niet op een van het huwelijk losstaande overeenkomst, wat van een dergelijke overeenkomst verder ook zij.
Dit betekent dat het principaal hoger beroep van de vrouw niet slaagt en het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd, zij het met verbetering van gronden.
Intrekking incidenteel hoger beroep
Ter zitting heeft de man het incidenteel hoger beroep ingetrokken, en verklaard dat hij bereid is de vrouw conform het bestreden vonnis 14 halve Bahar-e Azadi gouden munten te betalen, althans de waarde daarvan ter hoogte van € 4.846,80. De intrekking heeft tot gevolg dat de door de man aangevoerde grieven niet meer kunnen worden onderzocht, zodat hij niet-ontvankelijk wordt verklaard in het incidenteel hoger beroep.
Proceskosten
Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren, zodat de vorderingen van partijen over en weer om elkaar te veroordelen in de proceskosten zal afwijzen. Het hof zal ook de proceskostencompensatie in eerste aanleg bekrachtigen.
7Beslissing
Het hof:
in het principaal hoger beroep:
-
bekrachtigt het bestreden vonnis;
-
wijst af het meer of anders verzochte;
in het incidenteel hoger beroep:
- verklaart de man niet-ontvankelijk;
in het principaal en incidenteel hoger beroep:
- compenseert de proceskosten in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mr. A.F. Mollema, mr. A.N. Labohm en mr. M.A.J. Burgers - Thomassen en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025 in aanwezigheid van de griffier.
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733