Rechtbank Den Haag 15-07-2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:15153

Essentie (redactie)

Niet gebleken dat ouders welbewust afweken van wettelijke maatstaven. Naar oordeel rechtbank heeft vader onopzettelijk door onjuist inzicht ingestemd met betaling helft verblijfsoverstijgende kosten bovenop KAL. Argument dat vader dan maar juridische bijstand had moeten zoeken, treft geen doel: nu hij concept van advocaat ontving, zonder vermelding dat werd afgeweken van wettelijke standaard, kan rechtbank billijken dat vader erop vertrouwde dat dit was wat hij moest betalen. Vader niet langer gehouden aan deze afspraak.


Datum publicatie27-08-2025
ZaaknummerC/09/669683 / FA RK 24-5166
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsDen Haag
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenAlimentatie; Grove miskenning wettelijke maatstaven;
Kinderen
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

Ruim een half jaar geen contact meer tussen kind en vader. Aanhouding beslissing wijziging zorgregeling tot nieuwe zitting over twee maanden, omdat contactherstel op korte termijn in belang kind is. Vaststelling kinderalimentatie over twee periodes. Afspraak verblijfsoverstijgende kosten uit ouderschapsplan aangegaan met grove miskenning wettelijke maatstaven. Verklaring voor recht dat vader niet langer gehouden is om hieraan bij helfte bij te dragen.

Volledige uitspraak


Rechtbank DEN HAAG

Enkelvoudige kamer

Rekestnummer: FA RK 24-5166

Zaaknummer: C/09/669683

Datum beschikking: 15 juli 2025

Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en kinderalimentatie

Beschikking op het op 16 juli 2024 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

advocaat: mr. M. Ahmadi in Rotterdam.

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

advocaat: mr. S.A.S. Matheij in Haarlem.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken waaronder:

  • het verzoekschrift;

  • de referteverklaring van 9 september 2024, namens de vader;

  • het aanvullend verzoek namens de moeder, ingekomen op 11 september 2024;

  • de e-mail van 11 september 2024 namens de vader;

  • het verweerschrift tegen het aanvullend verzoek, met zelfstandig verzoek;

  • de brief van 6 juni 2025, met wijziging van het verzoek, namens de moeder;

  • de brief van 6 juni 2025, met bijlagen, namens de vader;

  • de brief van 13 juni 2025, met aanvullend verzoek en met bijlage, namens de vader;

  • het bericht van 16 juni 2025, met bijlagen, namens de moeder.

De minderjarige [minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om in een gesprek met de rechter haar mening te geven over de omgang met de vader. Zij heeft daar geen gebruik van gemaakt.

Op 17 juni 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder met haar advocaat, de vader met zijn advocaat en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Feiten

  • De moeder en de vader hebben een affectieve relatie gehad.

  • Zij zijn de ouders van het volgende nu nog minderjarige kind:

  • [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] .

  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit volgens een aantekening in het gezagsregister van 1 september 2016.

  • Bij beschikking van 21 november 2023 zijn de door partijen onderling getroffen regelingen, zoals neergelegd in het (in fotokopie) aan de beschikking gehechte ouderschapsplan opgenomen.

  • In het ouderschapsplan is – voor zover hier van belang – opgenomen dat:

  • [minderjarige] haar hoofdverblijf bij de moeder heeft;

  • als zorgregeling een week op-weekafregeling geldt, waarbij het wisselmoment op zondag om 13.00 uur is, en dat [minderjarige] in de week van de vader ook op de woensdag na school (en als er geen school is de gehele dag) bij de moeder verblijft tot donderdagochtend naar school/de vader, en dat deze regeling gedurende de vakanties doorloopt;

  • de vader met ingang van 1 juli 2023 een bedrag aan kinderalimentatie van € 81,- per maand aan de moeder zal betalen;

  • de verblijfsoverstijgende kosten, zoals de kosten van scholing, hobby’s, sport, medische behandelingen etc., dus alle kosten die niet onder de verblijfskosten vallen, bij helfte tussen de ouders worden verdeeld.

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift strekt tot wijziging van het bij beschikking van 21 november 2023 opgenomen ouderschapsplan, in die zin dat de moeder – na wijziging – verzoekt:

  • te bepalen dat er tussen de vader en [minderjarige] tot nader bericht van de moeder geen omgang zal zijn, ook niet tijdens de vakanties en feestdagen;

  • te bepalen dat de vader met ingang van 25 mei 2024 tot en met 22 november 2024 een kinderalimentatie voor [minderjarige] moet betalen van € 191,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, althans een zodanig bedrag met ingang van zodanige datum als de rechtbank juist acht;

  • te bepalen dat de vader met ingang van 23 november 2024 een kinderalimentatie voor [minderjarige] moet betalen van € 338,- per maand, althans een zodanig bedrag met ingang van zodanige datum als de rechtbank juist acht, en te bepalen dat deze bijdrage ieder jaar, met ingang van 1 januari 2026, wordt geïndexeerd;

  • voor recht te verklaren dat de afspraak met betrekking tot de verblijfsoverstijgende kosten in het ouderschapsplan in stand blijft, althans te bepalen dat alle verblijfsoverstijgende kosten tussen partijen bij helfte worden verdeeld,

voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De moeder steunt haar verzoek op de stelling dat de omstandigheden nadien zijn gewijzigd.

De vader voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Daarnaast verzoekt de vader zelfstandig – na wijziging – :

  • voor recht te verklaren dat hij niet langer gehouden is om bij helfte bij te dragen in de verblijfsoverstijgende kosten;

  • te bepalen dat de vader om de week op zaterdag van 12.00 uur tot 18.00 uur contact heeft met [minderjarige] ,

voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.

Beoordeling

Zorgregeling

Ontvankelijkheid

Op grond van artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW), in samenhang met artikel 1:377e BW, kan de rechtbank op verzoek van de ouders of één van hen een beslissing over de zorgregeling onder meer wijzigen op grond van nadien gewijzigde omstandigheden.

De rechtbank is gebleken dat na voormelde vaststelling van de zorgregeling in het ouderschapsplan de omstandigheden zijn gewijzigd. Vanaf mei 2024 hebben de ouders namelijk in onderling overleg de co-ouderschapsregeling gewijzigd naar een regeling waarbij [minderjarige] om de week het weekend bij de vader is. Vervolgens heeft er in november 2024 een incident plaatsgevonden tussen [minderjarige] en de vader en sindsdien is er geen contact meer tussen hen. De rechtbank zal de ouders daarom ontvangen in hun (zelfstandige) verzoek.

Inhoudelijke beoordeling

Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken is de rechtbank het volgende gebleken. Van mei tot november 2024 heeft [minderjarige] de vader om het weekend gezien. In het weekend van 22 november 2024 heeft er een incident plaatsgevonden rondom een straf die [minderjarige] van de vader had gekregen. Volgens de moeder heeft de vader [minderjarige] op straat gezet en volgens de vader is [minderjarige] uit het raam geklommen en weggelopen. Het staat voor de rechtbank in ieder geval vast dat [minderjarige] na het incident naar de moeder is gegaan, dat zij de volgende dag terugkeerde naar de woning van de vader en dat toen bleek dat de vader spullen van [minderjarige] buiten de woning had neergezet. Sindsdien is er geen omgang meer geweest tussen [minderjarige] en de vader. De moeder en [minderjarige] zijn via de huisarts doorverwezen naar Family Supporters. De behandeling van [minderjarige] daar is recent gestart. Een doel van de therapie is contactherstel met de vader.

De rechtbank is van oordeel dat het belangrijk is dat het contact tussen [minderjarige] en de vader zo snel mogelijk wordt hersteld. Het belang hiervan is ook door de Raad op de zitting benadrukt. Op dit moment is er vanwege het incident al ruim zeven maanden geen contact. Hoe langer wordt gewacht met het herstel van het contact, hoe groter de drempel voor [minderjarige] zal worden om haar vader weer een rol in haar leven te geven. Met de therapie van [minderjarige] wordt momenteel de ruimte voor contactherstel onderzocht. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] dat zij, met ondersteuning, op korte termijn weer contact met de vader heeft. De rechtbank zal daarom, zoals ook op de zitting is besproken, de beslissing ten aanzien van de zorgregeling voor een korte termijn aanhouden en de voortgang over twee maanden op een nieuwe zitting bespreken.

Kinderalimentatie

Ontvankelijkheid

De rechtbank kan op grond van artikel 1:401 BW de kinderalimentatie opnieuw vaststellen wanneer bij eerdere vaststelling is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens of als de omstandigheden zijn gewijzigd sinds het moment dat de alimentatie is vastgesteld of overeengekomen.

De rechtbank is gebleken dat na voormelde vaststelling van de kinderalimentatie in het ouderschapsplan de omstandigheden zijn gewijzigd. Vanaf mei 2024 is namelijk de zorgregeling in onderling overleg gewijzigd, waarmee ook de zorgkorting is gewijzigd. Daarnaast is er sinds november 2024 geen omgang meer tussen [minderjarige] en de vader. De rechtbank zal de moeder daarom ontvangen in haar verzoek.

Inhoudelijke beoordeling

Tussen de ouders is niet in geschil dat de behoefte van [minderjarige] in 2023 is berekend op € 562,- per maand. Geïndexeerd naar 2024 bedraagt de behoefte € 597,- per maand.

Periode I

De ouders zijn het erover eens dat met de wijziging van de zorgregeling in mei 2024, de zorgkorting is gewijzigd van 35% naar 25% en dat daarmee de door de vader te betalen kinderalimentatie voor [minderjarige] vanaf dat moment € 191,- per maand bedraagt. De rechtbank zal conform deze overeenstemming beslissen, nu zij dit ook niet in strijd met de wettelijke maatstaven acht.

Periode II

Gebleken is dat er sinds november 2024 geen omgang meer is geweest tussen [minderjarige] en de vader. Daarnaast heeft de vader een zelfstandig verzoek ingediend voor wijziging van de zorgregeling, waarmee hij [minderjarige] om de week op zaterdag van 12.00 uur tot 18.00 uur ziet. De ouders zijn het erover eens dat de kinderalimentatie daarmee opnieuw moet wijzigen, omdat de zorgkorting in beide scenario’s neerkomt op 5%. Zij zijn het er ook over eens dat met het jaarinkomen van de moeder van € 26.386,- in 2024, het jaarinkomen van de vader van € 44.555,- in 2024 en een zorgkorting van 5% de door de vader te betalen kinderalimentatie € 330,- per maand bedraagt.

De ouders zijn het niet eens over de ingangsdatum. De moeder verzoekt als ingangsdatum 23 november 2024 te hanteren, omdat er vanaf dat moment geen omgang meer is geweest tussen [minderjarige] en de vader. De vader verzoekt de datum van deze beschikking als ingangsdatum te hanteren, omdat er in november 2024 sprake leek te zijn van een tijdelijke situatie en de intentie altijd is geweest dat het contact snel zou worden hersteld.

De rechtbank zal het door de ouders overeengekomen bedrag aan kinderalimentatie vaststellen met ingang van de datum van deze beschikking. Onder het kopje ‘Verblijfsoverstijgende kosten’ legt de rechtbank uit waarom zij voor deze ingangsdatum kiest.

Verblijfsoverstijgende kosten

Ontvankelijkheid

In artikel 1:401 lid 5 BW is bepaald dat een overeenkomst betreffende levensonderhoud kan worden gewijzigd of ingetrokken, als zij is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven. Het gaat dan om gevallen waarin partijen onopzettelijk door onjuist inzicht of onjuiste gegevens van de wettelijke maatstaven zijn afgeweken.

Inhoudelijke beoordeling

Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken is de rechtbank het volgende gebleken. In het ouderschapsplan is opgenomen dat bovenop de kinderalimentatie de verblijfsoverstijgende kosten bij helfte worden verdeeld. De moeder stelt dat deze afspraak bij wijziging van het bedrag aan kinderalimentatie blijft staan en vraagt verklaring voor recht hiervan. De vader geeft aan dat hij niet wist dat volgens de wettelijke maatstaven de kinderalimentatie zijn aandeel in de verblijfsoverstijgende kosten (mede) omvat. Bij het opstellen van het ouderschapsplan heeft de vader wel aangegeven juridische bijstand in te schakelen, maar hij heeft dit in de praktijk niet gedaan. De vader heeft op de zitting betoogd dat hij ervan uitging dat het ouderschapsplan, nu hem het concept door de advocaat van de moeder werd toegestuurd, in overeenstemming met het recht was. Hij voert nu aan dat het niet in overeenstemming met de wettelijke maatstaven is om kinderalimentatie én de helft van de verblijfsoverstijgende kosten te moeten betalen. Hij wil dat voor recht wordt verklaard dat hij niet langer gehouden is om de helft van de verblijfsoverstijgende kosten te voldoen.

De rechtbank overweegt als volgt. Volgens de aanbevelingen in het Rapport alimentatienormen 2025 (het rapport), welke aanbevelingen de rechtbank volgt, draagt de ouder bij wie een kind het hoofdverblijf heeft de verblijfsoverstijgende kosten. Uit artikel 7 in het ouderschapsplan blijkt dat de ouders conform de uitgangspunten uit het rapport het door de vader te betalen bedrag aan kinderalimentatie hebben berekend. In ditzelfde artikel hebben de ouders vervolgens opgenomen dat zij de verblijfsoverstijgende kosten bij helfte zullen delen. De rechtbank is van oordeel dat nergens uit blijkt dat de ouders welbewust zijn afgeweken van de wettelijke maatstaven. Dat geldt te meer nu de ouders de kinderalimentatie wel conform de wettelijke maatstaven hebben berekend. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vader onopzettelijk door onjuist inzicht ingestemd met afwijking van de wettelijke maatstaven. De rechtbank gaat voorbij aan het argument dat de vader, zoals de moeder heeft aangevoerd, dan maar juridische bijstand had moeten zoeken. Nu hij het concept van een advocaat ontving, zonder dat daarbij werd vermeld dat er werd afgeweken van de wettelijke standaard, kan de rechtbank billijken dat de vader erop vertrouwde dat dit was wat hij moest betalen. De rechtbank volgt de vader dan ook in zijn standpunt dat de afspraak over de verblijfsoverstijgende kosten is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven en zal voor recht verklaren dat de vader niet langer gehouden is om bij helfte aan deze kosten bij te dragen.

De vader heeft in de praktijk tot aan de datum van deze beschikking de helft van de verblijfsoverstijgende kosten betaald, althans is niet gebleken dat hij dat niet heeft gedaan. Dit geld was bestemd voor kosten gemaakt voor [minderjarige] en is daarvoor – naar de rechtbank aanneemt – ook gebruikt. Daarom stelt de rechtbank vast dat de vader de helft van de verblijfsoverstijgende kosten met ingang van de datum van deze beschikking niet meer hoeft te betalen. Daarmee ligt het voor de hand om de opnieuw vastgestelde kinderalimentatie eveneens per datum beschikking in te laten gaan.

Proceskosten

Nu de rechtbank de beslissing ten aanzien van de zorgregeling zal aanhouden, zal de rechtbank ook de beslissing over de proceskosten aanhouden.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van het ouderschapsplan zoals opgenomen in de beschikking van 21 november 2023 van deze rechtbank – :

*

bepaalt de door de vader over de periode van 25 mei 2024 tot heden aan de moeder te betalen kinderalimentatie voor de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] , op € 191,- per maand;

*

bepaalt dat de vader aan de moeder, met ingang van heden, een kinderalimentatie voor [minderjarige] van € 330,- per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;

*

verklaart voor recht dat de vader niet langer gehouden is om bij helfte bij te dragen in de verblijfsoverstijgende kosten;

*

houdt de behandeling van het verzoek tot wijziging van de zorgregeling en de proceskosten aan tot de zitting van 27 augustus 2025 om 16.15 uur;

verzoekt partijen uiterlijk twee weken voor voormelde zitting een schriftelijke update te overleggen;

gelast de griffier voor voormelde zitting op te roepen:

- de moeder;

- de advocaat van de moeder, mr. M. Ahmadi;

- de vader;

- de advocaat van de vader, mr. S.A.S. Matheij;

- de Raad voor de Kinderbescherming.

Deze beschikking is gegeven door mr. C. Witteman, kinderrechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 15 juli 2025.



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733