Essentie (gemaakt door AI)
Vrouw vraagt echtscheiding van man, hoewel zij betwist dat er een huwelijk is. Man is niet verschenen. De bestuursrechter heeft in een andere procedure geoordeeld dat de vrouw gehuwd is. De familierechter is op basis van Boek 10 BW van oordeel dat geen sprake is van een rechtsgeldig huwelijk. De Rb vindt deze situatie ongewenst. Daarom conformeert de Rb zich – enigszins contrecoeur en waarschijnlijk contra legem – aan het oordeel van de bestuursrechter en neemt aan dat sprake is van een huwelijk. Echtscheiding uitgesproken.
Datum publicatie | 26-08-2025 |
Zaaknummer | C/16/585086 / FA RK 24-2302 |
Procedure | Eerste aanleg - enkelvoudig |
Zittingsplaats | Utrecht |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | IPR familierecht; IPR ontbinding huwelijk |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Rechtsgeldig huwelijk? Botsing oordeel bestuursrechter en familierechter. Bestuursrechter toetst niet aan Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek. In het belang van de vrouw heeft de familierechter de echtscheiding toch uitgesproken.Volledige uitspraak
Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/585086 / FA RK 24-2302
Echtscheiding
Beschikking van 4 juni 2025
in de zaak van:
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. P. Kramer-Ograjensek,
tegen
[de man] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in en buiten Nederland,
hierna te noemen: de man.
1De procedure
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
-
het verzoekschrift van de vrouw (met bijlagen), binnengekomen op 25 november 2024;
-
het bericht van de vrouw met bijlage (exploit) van 20 december 2024;
-
de brief van de vrouw (met bijlagen) met daarin het antwoord op de door de rechtbank bij e-mail van 17 februari 2025 gestelde vragen, binnengekomen op
13 maart 2025; -
het bericht van de vrouw (met bijlage) van 21 mei 2025, conform de ter zitting gemaakte afspraak.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 21 mei 2025. Daarbij waren de vrouw en haar advocaat aanwezig. De man is via de Staatscourant opgeroepen voor de zitting maar is niet gekomen.
Aan het einde van de zitting heeft de rechtbank de uitspraakdatum op 4 juni 2025 bepaald en toegezegd dat de beslissing per e-mail zal worden gedeeld. Dit is de schriftelijke uitwerking van die beslissing.
2Waar de procedure over gaat
De vrouw stelt dat zij een alleenstaande Somalische vrouw is.
Volgens de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) en de bestuursrechters van de rechtbank Den Haag, locaties Utrecht en Roermond, evenals de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State, in de gevoerde asielprocedures, is de vrouw met de man getrouwd.
In de BRP van de vrouw staan twee andere huwelijken vermeld, beiden ontbonden door overlijden van de echtgenoot, de laatste op [2019] . Als tweede echtgenoot staat vermeld [A] .
De vrouw is op 2 juni 2016 in Nederland aangekomen.
De vrouw heeft de Somalische nationaliteit. De nationaliteit van de man is onbekend.
De vrouw stelt zich op het standpunt dat zij nooit getrouwd is met de man.
Aangezien de bestuursrechter echter in twee asielprocedures in twee instanties heeft aangenomen dat de vrouw wel met de man getrouwd is, verzoekt zij de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uit te spreken.
In het geval de rechtbank zich op het standpunt stelt dat er geen sprake is van een rechtsgeldig huwelijk, verzoekt de vrouw de rechtbank om voor recht te verklaren dat er geen sprake is geweest van een rechtsgeldig huwelijk tussen partijen.
De vrouw heeft geen afschrift of een uittreksel van de huwelijksakte overgelegd. Zij stelt dat zij deze niet heeft omdat zij nooit is getrouwd met de man. Hier zal de rechtbank onder de beoordeling verder op ingaan.
3De beoordeling
De bevoegdheid van de rechtbank en het recht dat van toepassing is
De rechtbank is op grond van artikel 3, aanhef en sub v, Brussel II-ter bevoegd te beslissen op de verzoeken van de vrouw. De gewone verblijfplaats van de vrouw is in Nederland en zij verblijft hier al langer dan een jaar onmiddellijk voorafgaand aan het verzoek. Op de verzoeken is het Nederlands recht van toepassing 1.
De echtscheiding
De ontvankelijkheid van het verzoek
De vrouw heeft geen gedateerd en gewaarmerkt (recent) afschrift van de huwelijksakte met de man overgelegd zoals ingevolge artikel 815 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) in samenhang met artikel 2.2. van het procesreglement scheiding wordt vereist.
Nu dit in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid de vrouw in haar verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat een recent afschrift van de huwelijksakte niet kan worden overgelegd.
De rechtbank vindt dat het overleggen van een recent afschrift van de huwelijksakte in deze zaak achterwege kan blijven. De vrouw heeft toegelicht dat er nooit een huwelijksakte is opgesteld omdat zij niet met de man is getrouwd.
De rechtbank begrijpt dat de vrouw daarom geen (recent) afschrift van de huwelijksakte kan overleggen. Ondanks het ontbreken van een gedateerd en gewaarmerkt (recent) afschrift van de huwelijksakte oordeelt de rechtbank daarom dat de vrouw ontvankelijk is in haar verzoeken.
De rechtsgeldigheid van het huwelijk
Het Nederlands internationaal huwelijksrecht is opgenomen in boek 10 van het Burgerlijk Wetboek (BW). In het bijzonder de volgende bepalingen zijn van belang:
* Artikel 10:31 BW:
1. Een buiten Nederland gesloten huwelijk dat ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden, wordt als zodanig erkend.
2. Een buiten Nederland ten overstaan van een diplomatieke of consulaire ambtenaar voltrokken huwelijk dat voldoet aan de vereisten van het recht van de staat die die ambtenaar vertegenwoordigt, wordt als rechtsgeldig erkend tenzij die voltrekking in de staat waar zij plaatsvond niet was toegestaan.
3. Voor de toepassing van de leden 1 en 2 worden onder recht mede begrepen de regels van internationaal privaatrecht.
4. Een huwelijk wordt vermoed rechtsgeldig te zijn, indien een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit.
* Artikel 10:32 BW:
Ongeacht artikel 31 van dit Boek wordt aan een buiten Nederland gesloten huwelijk erkenning onthouden, indien deze erkenning kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde en in ieder geval indien een der echtgenoten op het tijdstip van de sluiting van dat huwelijk:
a. reeds gehuwd was of een geregistreerd partnerschap had gesloten met een persoon die de Nederlandse nationaliteit bezat of zelf de Nederlandse nationaliteit bezat of in Nederland zijn gewone verblijfplaats had, tenzij het eerder gesloten huwelijk of geregistreerd partnerschap is ontbonden of nietig verklaard;
b. aan de andere echtgenoot in rechte lijn verwant was of de broer of zuster van die echtgenoot was, hetzij door bloedverwantschap, hetzij door adoptie, tenzij deze familierechtelijke betrekking later is verbroken vanwege het ontbreken van biologische verwantschap of herroeping van de adoptie;
c. niet de leeftijd van achttien jaar had bereikt, tenzij de echtgenoten op het moment dat erkenning van het huwelijk gevraagd wordt beiden de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt;
d. geestelijk niet in staat was zijn toestemming te geven, tenzij deze daartoe wel in staat is op het moment dat de erkenning van het huwelijk gevraagd wordt en uitdrukkelijk met de erkenning van het huwelijk instemt; of
e. niet vrijelijk zijn toestemming tot het huwelijk had gegeven, tenzij deze uitdrukkelijk met de erkenning van het huwelijk instemt.
De rechtbank moet dus op grond van artikel 10:31 BW beoordelen of er sprake is van een huwelijk tussen partijen dat in Nederland wordt erkend. Het uitgangspunt is dat een buiten Nederland gesloten huwelijk in Nederland wordt erkend wanneer het volgens het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden.
Ondanks het ontbreken van een gedateerd en gewaarmerkt (recent) afschrift van de huwelijksakte, kan de rechtbank op basis van andere stukken die het huwelijk aantonen beoordelen of er sprake is van een huwelijk tussen partijen dat in Nederland wordt erkend (artikel 815 lid 6 Rv) .
De vrouw heeft de volgende stukken overgelegd:
- een document van het Somalische Consulaat-Generaal in Jeddah van 10 maart 2016;
- een verklaring van het Somalische Consulaat-Generaal in Jeddah van 7 oktober 2018;
- het rapport eerste gehoor bij de IND;
- de beschikking van de IND van 29 juni 2022;
- de uitspraak van de rechtbank Den Haag, locatie Utrecht, van 12 december 2017;
- de uitspraak van de rechtbank Den Haag, locatie Roermond, van 7 november 2022;
- de uitspraak van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State van 30 november 2022.
Op basis van deze stukken is de rechtbank in beginsel van oordeel dat er geen sprake is van een rechtsgeldig huwelijk tussen de man en de vrouw. De vrouw verklaart namelijk bij de IND, de rechtbank en de Raad van State consistent dat zij niet is getrouwd met de man, maar met [A] . De visumaanvraag door het Somalische Consulaat-Generaal is geregeld door de reisagent. Hij heeft ook andere benodigde documenten voor de reis geregeld. Daarvoor heeft zij 16.000 dollar betaald. En zoals hiervoor al is gesteld, is er ook geen huwelijksakte.
Het enige document waaruit zou blijken dat de man en de vrouw met elkaar zijn getrouwd, is het document van 10 maart 2016 van het Somalische Consulaat-Generaal in Jeddah inhoudende een aanvraag voor een toeristenvisum voor Griekenland voor de man en de vrouw.
De Engelstalige tekst, voor zover hier relevant, luidt als volgt:
“(…) The Consulate General of Somali Federal Republic in Jeddah presents it's compliments to the Consulate General of the Republic of Greece and has the honor to request your esteemed Consulate to issue a Tourist visa to the Republic of Greece for Mr. [de man] “Our Driver of Consul General” holder of Service passport No. [paspoortnummer 1] . And Mrs. [de vrouw] “His Wife" Somali National, holder of passport No. [paspoortnummer 2] . (…)”.
Op 7 oktober 2018 heeft het Somalische Consulaat-Generaal in Jeddah een nieuwe verklaring afgegeven, inhoudende dat de hiervoor genoemde verklaring van 10 maart 2016 niet authentiek/ onjuist is.
Volgens de verklaring is het briefhoofd en het stempel origineel. Enkele lokale medewerkers hebben echter een onjuiste brief afgegeven toen de consul generaal niet aanwezig was. De kwestie is onderzocht en de twee medewerkers zijn ontslagen. In deze verklaring staat een bevestiging dat de man, [de man] , niet de echtgenoot van de vrouw is. De heer [de man] was een werknemer van het consulaat, namelijk een chauffeur. Daarnaast staat dat er uit de stukken die bekend zijn bij het kantoor van het consulaat generaal, blijkt dat de vrouw getrouwd is met de heer [A] .
Verder zijn er geen stukken waaruit blijkt dat de vrouw daadwerkelijk met de man is getrouwd.
Oordeel over huwelijk in het familierecht
Op basis hiervan zou de rechtbank normaliter niet aannemen dat er sprake is van een rechtsgeldig huwelijk tussen partijen dat in Nederland wordt erkend.
Afgezien van de visumaanvraag is er verder ook geen enkel detail van de huwelijkssluiting bekend. Nergens uit blijkt op welke datum en in welke plaats en welk land de man en de vrouw getrouwd zouden zijn. Hierdoor is het voor de rechtbank niet mogelijk om te beoordelen of het huwelijk rechtsgeldig tot stand is gekomen volgens het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaats heeft gevonden. Dat is immers de toets die de rechtbank moet doen, mede om te kunnen beoordelen of het huwelijk naar Nederlands recht erkend kan worden.
Pas als er een rechtsgeldig huwelijk wordt vastgesteld, kan de rechtbank toekomen aan de beoordeling van het verzoek tot echtscheiding.
Oordeel over huwelijk in asielprocedures
De vrouw heeft twee keer geprobeerd om asiel te krijgen.
De eerste asielaanvraag is bij besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van
10 november 2017 afgewezen als kennelijk ongegrond.
Op 12 december 2017 heeft de bestuursrechter van de rechtbank Den Haag, locatie Utrecht, het hiertegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat de Staatssecretaris in een overgelegd document over het huwelijk van de vrouw met [A] geen aanleiding hoefde te zien om te concluderen dat het door de Saoedische en Griekse autoriteiten geregistreerde huwelijk met de man onjuist zou zijn. In Absher, het elektronische systeem van MOFA (het Ministry of Foreign Affairs) in Saoedi-Arabië, was een verblijfsdocument van de vrouw in Saoedi-Arabië opgenomen met als einddatum
6 januari 2021, waarin stond vermeld dat het gezinshoofd (de echtgenoot) van de vrouw [de man] was.
Naar het oordeel van de rechtbank mocht de Staatssecretaris zich daarom baseren op de gegevens uit het visumdossier van de vrouw en de gegevens uit Absher 2, omdat niet is gebleken dat deze gegevens onjuist zijn. De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank op 22 januari 2018 bevestigd.
Aan de tweede asielaanvraag heeft de vrouw ten grondslag gelegd dat [A] , de persoon die in de BRP als haar echtgenoot geregistreerd staat, op [2019] in Somalië is overleden. Ook heeft zij de nadere verklaring van het consulaat-generaal van 7 januari 2018 overgelegd. De vrouw heeft zich beroepen op het alleenstaande vrouwenbeleid ten aanzien van Somalië.
Die asielaanvraag is bij besluit van 29 juni 2022 afgewezen als kennelijk ongegrond, onder meer omdat de stelling dat de vrouw alleenstaande is, niet geloofwaardig is bevonden.
De bestuursrechter in de rechtbank Den Haag, locatie Roermond, heeft het hiertegen ingestelde beroep op 7 november 2022 ongegrond verklaard. Over het huwelijk en de tweede verklaring van het consulaat-generaal van 7 januari 2018 heeft de rechtbank – kort gezegd – overwogen dat de vrouw met deze nadere verklaring niet alsnog aannemelijk heeft gemaakt dat de man niet haar echtgenoot is. De Staatssecretaris heeft bij zijn besluit kunnen betrekken dat dit (het huwelijk) in de vorige asielprocedure in rechte vast is komen te staan, waarbij onder meer op basis van eerdere (officiële) documenten van diezelfde Ambassade is gebleken dat de vrouw is getrouwd met de man.
Nu de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat er geen sprake is van een huwelijk tussen de vrouw en de man, maar tussen de vrouw en [A] , wordt niet meer toegekomen aan de beoordeling van de vraag of de vrouw moet worden aangemerkt als een alleenstaande vrouw in de zin van het alleenstaande vrouwenbeleid ten aanzien van Somalië, aldus de rechtbank.
Deze uitspraak is in hoger beroep door de voorzieningenrechter van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State op 30 november 2022 zonder zitting bevestigd op de grond dat het beroepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechts-ontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden.
Botsing van oordelen
De bestuursrechter heeft een eigen toets gebruikt om vast te stellen of er sprake is van een huwelijk. Dat oordeel is gebaseerd op de door de vrouw in die procedures overgelegde stukken en verklaringen en het dossier met onderzoeksbevindingen van de Staatssecretaris. De bestuursrechter heeft op basis daarvan geoordeeld dat in rechte vast is komen te staan dat de vrouw is getrouwd met de man en de vrouw vervolgens niet alsnog aannemelijk heeft gemaakt dat dit niet het geval is.
De rechtbank stelt vast dat zij in deze echtscheidingsprocedure niet over alle stukken beschikt, die in de asielprocedures zijn meegenomen in de beoordeling, zoals aanvullende gegevens van de Saoedische en Griekse autoriteiten, het Griekse visumdossier en de gegevens van Absher.
Onder die gegevens bevindt zich echter niet een huwelijksakte, hooguit een vermelding van een huwelijk. Onduidelijk is gebleven waarop die vermelding gebaseerd is.
Wat in de asielprocedures niet is opgehelderd, is wanneer en waar de man en de vrouw getrouwd zijn. Daar komt bij dat de bestuursrechter niet de voor de erkenning in Nederland van een buitenlands huwelijk vereiste toets heeft toegepast. Niet getoetst is dus of het huwelijk in het land van de huwelijksvoltrekking wordt erkend en of het dan ook naar Nederlands recht wordt erkend.
Conclusie over huwelijk
Het verschil in toetsing door de bestuursrechter en de familierechter leidt voor de vrouw tot twee uitkomsten die niet met elkaar te verenigen zijn en zorgt ervoor dat er twee werkelijkheden zouden bestaan over het huwelijk tussen de vrouw en de man. De rechtbank vindt dat volstrekt ongewenst.
Om die reden zal de rechtbank zich in deze procedure daarom – enigszins contrecoeur en waarschijnlijk contra legem – conformeren aan het oordeel van de bestuursrechter en aannemen dat er toch sprake is van een huwelijk tussen partijen, op een onbekend moment en onbekende plaats gesloten, dat in Nederland wordt erkend.
De echtscheiding
De rechtbank zal de echtscheiding tussen partijen uitspreken omdat aan de wettelijke vereisten is voldaan. 3 De vrouw verzoekt om de echtscheiding uit te spreken. De vrouw stelt dat er sinds de aankomst in Griekenland geen contact meer is geweest tussen de vrouw en de man. Op basis daarvan is het huwelijk van partijen duurzaam ontwricht. Dat betekent dat partijen niet samen verder kunnen als echtgenoten.
Het subsidiaire verzoek
Nu de rechtbank het primaire verzoek van de vrouw toewijst, komt zij niet toe aan de bespreking van het subsidiaire verzoek.
Uitvoerbaar bij voorraad
De rechtbank zal de beslissing niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren. De echtscheiding kan de rechtbank namelijk niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het huwelijk pas eindigt op het moment dat deze beschikking wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.
4De beslissing
De rechtbank:
spreekt de echtscheiding uit tussen [de vrouw] en [de man] .
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. R.R. Everaars-Katerberg, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. Z.E.W. Fuchs, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2025 en op schrift gesteld op 2 juli 2025.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden. |
||
Het elektronische systeem van MOFA (het Ministry of Foreign Affairs) in Saoedi-Arabië.
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733