Essentie (redactie)
WSS verzoekt vanwege capaciteitsproblemen in haar plaats het LJ&R te benoemen om voogdijmaatregelen en ondertoezichtstellingen uit te voeren. Kinderrechter: van elke GI mag worden verwacht dat zij hun taken in overeenstemming met de Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet uitvoeren en, wanneer wegens capaciteitstekorten voorzienbaar is dat dat niet mogelijk is, zij geen nieuwe zaken aannemen. Immers wettelijke taakstelling vraagt naleving van verplichtingen, wil een kind de bescherming krijgen die de rechtbank nodig vond.
Datum publicatie | 25-08-2025 |
Zaaknummer | C/18/244692 / FA RK 25-1941 C/18/244658 / FA RK 25-1923, C/18/244665 / FA RK 25-1927 en C/18/244876 / JE RK 25-315 |
Procedure | Beschikking |
Zittingsplaats | Groningen |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | Jeugdbescherming / Jeugdwet; Ondertoezichtstelling 1:254 e.v. BW; Wachttijden |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
De WSS verzoekt vanwege capaciteitsproblemen in haar plaats het LJ&R te benoemen om voogdijmaatregelen en ondertoezichtstellingen uit te voeren. Van de WSS net als van het LJ&R of wat dat betreft iedere gecertificeerde instelling die voogdij of kinderbeschermingsmaatregelen uitvoert, mag worden verwacht dat zij hun taken in overeenstemming met de Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet uitvoeren en, wanneer voorzienbaar is dat vanwege organisatorische problematiek of personeelskrapte dan wel de werklast van de jeugdbeschermers dat niet mogelijk is, zij geen nieuwe zaken aannemen. Immers de wettelijke taakstelling brengt nu eenmaal verplichtingen met zich die behoren te worden nagekomen, wil een kind de bescherming krijgen die de rechtbank of kinderrechter nodig heeft gevonden.Volledige uitspraak
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Groningen
Zaaknummers: C/18/244692 / FA RK 25-1941 (voogdij overdracht [minderjarige 1] )
C/18/244658 / FA RK 25-1923 (voogdij overdracht [minderjarige 2] )
C/18/244665 / FA RK 25-1927 (voogdij overdracht [minderjarige 3] )
C/18/244876 / JE RK 25-315 (vervanging GI [minderjarige 4] en [minderjarige 5] )
beschikking van 22 augustus 2025 over de wijziging van de gecertificeerde instelling die voogdijmaatregelen en ondertoezichtstellingen uitvoert
in de zaken van
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
die is gevestigd in Amsterdam,
en die hierna 'de WSS' wordt genoemd,
die betrekking hebben op
die is geboren op [geboortedag 1] [geboortemaand 1] 2009 in [geboorteplaats 1] ,
en die hierna ' [minderjarige 1] ' wordt genoemd,
die is geboren op [geboortedag 2] [geboortemaand 2] 2011 in [geboorteplaats 2] ,
en die hierna ' [minderjarige 2] ' wordt genoemd,
die is geboren op [geboortedag 3] [geboortemaand 3] 2013 in [geboorteplaats 3] ,
en die hierna ' [minderjarige 3] ' wordt genoemd,
die is geboren op [geboortedag 4] [geboortemaand 4] 2020 in [geboorteplaats 4] ,
en die hierna ' [minderjarige 4] ' wordt genoemd,
die is geboren op [geboortedag 5] [geboortemaand 5] 2022 in [geboorteplaats 5] ,
en die hierna ' [minderjarige 5] ' wordt genoemd.
De rechter wijst als belanghebbenden in de zaak met kenmerk C/18/244876 / JE RK 25-315 aan:
die woont in [woonplaats] ,
en die hierna 'de vader' wordt genoemd,
[De moeder] ,
die woont op een geheim gehouden, maar bij de rechtbank bekend, adres,
en die hierna 'de moeder' wordt genoemd.
De rechtbank wijst als informant aan in alle zaken:
de gecertificeerde instelling
Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
die is gevestigd in Groningen,
en die hierna 'het LJ&R' wordt genoemd.
Het (verdere) procesverloop
In de zaak met het zaaknummer C/18/244876 / JE RK 25-315
De procedure is ingeleid met een verzoekschrift van de WSS, dat de rechtbank heeft ontvangen op 2 juni 2025. Daarin verzoekt de WSS om de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 4] en [minderjarige 5] over te dragen aan het LJ&R en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
In de zaken de zaaknummers C/18/244692 / FA RK 25-1941, C/18/244658 / FA RK 25-1923 en C/18/244665 / FA RK 25-1927
Op 18 juni 2025 heeft de rechter een (tussen)beschikking gegeven, waarin hij de WSS heeft gelast haar verzoeken tot overdracht van de voogdij nader toe te lichten, conform hetgeen daarover is overwogen in die beschikking. De rechter heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
Op 1 juli 2025 heeft de rechtbank van de WSS een brief over [minderjarige 1] en een brief over [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ontvangen.
In beide zaken
De rechter heeft de zaken gelijktijdig mondeling behandeld op 22 augustus 2025. Hij heeft toen gesproken met [naam 1] , die de WSS vertegenwoordigt, [naam 2] , die het LJ&R vertegenwoordigt en met de vader.
De rechter heeft [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] uitgenodigd om voorafgaand aan de mondelinge behandeling met de rechter te spreken over de verzoeken. Zij hebben van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
De rechter heeft direct na de mondelinge behandeling uitspraak gedaan en de verzoeken van de WSS afgewezen. Hij heeft aangekondigd dat hij de gronden waarop de uitspraak rust, zal uitwerken in deze vandaag te geven beschikking.
De zaken over de voogdijoverdracht en de vervanging van de gecertificeerde instelling worden samen behandeld. Volgens de wet wijst de rechtbank de voogd aan en de kinderrechter de gecertificeerde instelling voor de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen. Als in het vervolg 'de rechter' wordt genoemd, moet dit worden opgevat als de rechtbank of de kinderrechter, afhankelijk van het verzoek dat wordt behandeld.
De feiten
De rechter kan bij de beoordeling van het verzoek uitgaan van de volgende feiten.
De moeder heeft samen met vier vaders, vijf kinderen. Alle kinderen hebben een belaste voorgeschiedenis waarin zij zijn blootgesteld aan (huiselijk) geweld, kindermishandeling, verwaarlozing, de gevolgen van middelengebruik, en een verstoorde hechtingsontwikkeling als gevolg van uithuisplaatsingen. Er zijn aanwijzingen dat meerdere kinderen ernstig getraumatiseerd zijn en zorg nodig hebben.
Tegen deze achtergrond zijn beschermingsmaatregelen getroffen en woont geen van de kinderen meer bij de moeder. [minderjarige 4] en [minderjarige 5] wonen bij hun vader. Zicht op hun ontwikkeling is er sinds het uitspreken van de maatregelen niet of nauwelijks geweest. Dat geldt ook ten aanzien van [minderjarige 1] , waarvan de WSS als voogd het goed heeft gevonden dat zij is gaan wonen bij de vader van [minderjarige 4] en [minderjarige 5] . Anders dan door de Raad bij het nemen van alle maatregelen nodig werd gevonden is onduidelijk of met de noodzakelijk gevonden opvoedondersteuning zicht is verkregen op de pedagogische vaardigheden van deze vader en zijn emotionele beschikbaarheid voor zijn eigen kinderen (en inmiddels dus ook [minderjarige 1] ), of hij nog middelen gebruikt en of de aanbevolen onverwachte urinecontroles zijn uitgevoerd.
Dat na het nemen van de maatregelen geen zicht is ontstaan op alle zorgen over de opvoedsituatie en ontwikkeling van alle vijf de kinderen, hangt samen met de WSS die vanwege capaciteitsproblemen stelt de nodige zorg niet te hebben kunnen verlenen en ook in de toekomst niet te kunnen verlenen.
De (verdere) beoordeling
Het gaat in deze zaken om de WSS die op 21 januari 2025 tot voogd is benoemd over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] en op diezelfde datum is belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 4] en [minderjarige 5] .
De benoeming als voogd/gecertificeerde instelling brengt wettelijke verplichtingen met zich, waaraan de WSS tot zover geen invulling heeft kunnen geven. De WSS meent dat zij ook in de toekomst niet zoals wel zou moeten, haar taken behoorlijk kan uitvoeren.
Zij voert daartoe aan, samengevat weergegeven en voor zover hier van belang, dat zij erkent formeel verantwoordelijk te zijn voor de voogdij/de ondertoezichtstelling, maar door personeelstekort de kinderen niet voldoende aandacht en begeleiding kan geven. Daarom stelt de WSS voor om de voogdij/ de ondertoezichtstelling over te dragen aan het LJ&R, dat volgens de WSS de expertise en capaciteit heeft om het gezin beter te ondersteunen.
Het LJ&R heeft zich schriftelijk bereid verklaard in de plaats van de WSS te worden benoemd. Tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek bleek echter dat het LJ&R maar bekend was met de uit te voeren taken ten aanzien van drie van de vijf kinderen.
De rechter heeft vervolgens de mondelinge behandeling geschorst om de jeugdbeschermer in de gelegenheid te stellen ruggespraak te houden met het LJ&R en te vragen of de capaciteit beschikbaar is om tenminste één jeugdbeschermer aan de vijf kinderen te koppelen.
Na hervatting van de mondelinge behandeling, bleek bovendien dat ook het LJ&R zichzelf niet in staat acht om, zoals naar het oordeel van de rechter wel zou moeten, tenminste één vaste jeugdbeschermer aan de vijf kinderen te koppelen, wat samenhangt met de werklast van de beschikbare jeugdbeschermers in de relatie met de complexiteit van het tijdens de mondelinge behandeling besproken systeem en de persoonlijke problematiek van de kinderen.
Tegen de achtergrond van deze feiten en omstandigheden staat te beoordelen of de verzoeken van de WSS kunnen worden toegewezen. Bij de beoordeling van die verzoeken stelt de rechter voorop dat de belangen van de kinderen een overweging van de eerste orde moeten zijn (artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind) . De belangen van de kinderen brengen met zich dat er jeugdzorg moet worden verleend en er regie moet worden gevoerd over de in te zetten jeugdzorg. Gelet op de relatie tussen de kinderen en hun problematiek en de wijze waarop tot zover uitvoering is gegeven aan de getroffen maatregelen, is het noodzakelijk dat tenminste één jeugdbeschermer bekend is met, zicht heeft op en daadwerkelijk regie kan voeren over de in te zetten hulpverlening voor alle vijf de kinderen.
Van de WSS net als van het LJ&R of wat dat betreft iedere gecertificeerde instelling die voogdij of kinderbeschermingsmaatregelen uitvoert, mag worden verwacht dat zij hun taken in overeenstemming met de Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet uitvoeren en, wanneer voorzienbaar is dat vanwege organisatorische problematiek of personeelskrapte dan wel de werklast van de jeugdbeschermers dat niet mogelijk is, zij geen nieuwe zaken aannemen. Immers de wettelijke taakstelling brengt nu eenmaal verplichtingen met zich die behoren te worden nagekomen, wil een kind de bescherming krijgen die de rechtbank of kinderrechter nodig heeft gevonden.
Het heeft de vijf kinderen ontbroken aan een behoorlijke uitvoering van de door de rechtbank en kinderrechter nodig gevonden (beschermings)maatregelen. De rechter stelt na bestudering van de dossiers vast dat dit niet heeft gelegen aan de inzet van de jeugdbeschermer van de WSS, die gedeeltelijk door ziekte niet inzetbaar is en een werklast heeft die in geen enkele redelijke verhouding meer staat tot de wegens haar ziekte beschikbare uren.
Toewijzing van de verzoeken brengt echter niet met zich dat een andere instelling niet alleen bereid maar ook daadwerkelijk in staat is om de maatregelen naar behoren uit te voeren. Het is de WSS geweest die bij het nemen van de maatregelen de Raad voor de Kinderbescherming en/of de rechtbank en kinderrechter heeft voorgehouden bereid en in staat te zijn de maatregelen uit te kunnen voeren. Het is de WSS geweest die ook heeft geconstateerd dat de kinderen vallen binnen de doelgroepenbepaling.
Het is wat betreft de rechter ook de verantwoordelijkheid van de WSS om nu te doen wat steeds al had gemoeten; daadwerkelijk de maatregelen uitvoeren door tenminste één vaste jeugdbeschermers aan de kinderen te koppelen, toezicht te houden op de kinderen die onder toezicht zijn gesteld en regie te voeren op de hulpverlening die zij voor een zo optimaal mogelijke ontwikkeling nodig hebben. Voor de rechter is verder een gezichtspunt dat het gaat om vijf kinderen met een zeer belaste voorgeschiedenis, waarbij een meer dan gemiddelde complexiteit speelt.
Het valt de rechter op dat de WSS juist in deze bewerkelijke zaken liever ziet dat een andere instelling in haar plaats wordt benoemd en daartoe zich baseert op een gesteld capaciteitsprobleem. De rechter constateert dat hij op dezelfde dag ook wordt verzocht om de WSS te benoemen in nieuwe zaken, waarbij de WSS (opnieuw) aan de Raad voor de Kinderbescherming heeft voorgehouden juist wel ruimte te hebben en personeel beschikbaar te hebben om die zaken direct op te pakken. De rechter vraagt zich af of de WSS zich bewust is dat de rechter deze uiteenlopende mededelingen van de WSS niet met elkaar kan rijmen.
Het voorgaande betekent dat de rechter de verzoeken van de WSS zal afwijzen, omdat het de rechter niet blijkt dat toewijzing in het belang van de kinderen is. De rechter gaat ervan uit dat de WSS alsnog haar taken naar behoren gaat uitvoeren, wat met zich brengt dat de kennelijk wel bestaande capaciteit wordt benut om tenminste één vaste jeugdbeschermer aan de vijf kinderen te koppelen. De rechter wijst er ook op dat de tekortschietende zorg voor de kinderen het afgelopen jaar op zich al voldoende reden geeft voor een melding bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en dat de rechter ook daarvan melding zal doen als de WSS niet alsnog haar taken naar behoren gaat uitvoeren.
De rechter neemt daarom de volgende beslissing.
De beslissing
De rechter:
wijst de verzoeken af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2025 door mr. B.R. Tromp, (kinder)rechter, bijgestaan door mr. R.C. Bernard, griffier. De beslissing is schriftelijk uitgewerkt in deze beschikking op 25 augustus 2025.
Als u het niet eens met de beslissing die de rechter heeft genomen, kunt u in hoger beroep, voor zover die beslissing ziet op de overdracht van de voogdij. Maar let op! Hoger beroep kunt u niet zelf instellen. U moet daarvoor naar een advocaat. Een advocaat kan voor u hoger beroep instellen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Belangrijk is dat u snel naar een advocaat gaat. Hoger beroep moet bijna altijd binnen drie maanden na de dag van de uitspraak worden ingesteld.
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733