Rechtbank Noord-Nederland 22-08-2025, ECLI:NL:RBNNE:2025:3494


Datum publicatie25-08-2025
ZaaknummerC/18/242627 / FA RK 25-753
ProcedureBeschikking
ZittingsplaatsGroningen
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenOverig; Gender / LHBT;
Familieprocesrecht; Prejudiciële vragen
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

Prejudiciële vragen over de ruimte die de rechter nog heeft om een verzoek om een niet binaire geslachtsaanduiding toe te wijzen. De rechter legt uit waarom hij de rechtsvraag stelt of een verzoek om een niet binaire geslachtsaanduiding kan worden toegewezen, omdat: (i) zo volgt uit rechtspraak van het EHRM de wettelijke belemmering om dat verzoek toe te wijzen niet zonder meer een inbreuk oplevert op het in art. 8 EVRM beschermde recht op seksuele identiteit en persoonlijke ontplooiing; (ii) de huidige wetgeving toewijzing niet mogelijk maakt en is gebaseerd op een afweging die gelet op de in de beschikking besproken rechtspraak van het EHRM lijkt te vallen binnen de zogeheten ‘margin of appreciation’ en (iii) er, anders dan in 2022 toen de Hoge Raad heeft geweigerd prejudiciële vragen te beantwoorden, er inmiddels geen concreet en reëel vooruitzicht bestaat op een wetswijziging die toewijzing wel mogelijk maakt, hoewel het kabinet weigert de motie van de Tweede Kamer tot intrekking uit te voeren.

Volledige uitspraak


RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht

Locatie Groningen

zaak-/rekestnummer: C/18/242627 / FA RK 25-753

beschikking van 22 augustus 2025 over het stellen van prejudiciële vragen in verband met het veranderen van de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte

in de zaak van

[Betrokkene] ,

die woont in [woonplaats] ,

en die hierna 'betrokkene' wordt genoemd,

advocaat: mr. K.S.M. Smienk, die kantoor houdt in De Meern.

De rechter wijst als belanghebbende aan:

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Aa en Hunze,

die hierna 'de ambtenaar van de burgerlijke stand' wordt genoemd.

1Het procesverloop

1.1.

De rechter verwijst voor het verloop van de procedure naar zijn beschikking van 13 juni 2025. Daarin heeft de rechter de wijziging van de voornaam van betrokkene gelast. Daarnaast heeft de rechter overwogen om op de voet van artikel 302 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) aan de Hoge Raad rechtsvragen te stellen. De rechter heeft betrokkene en de ambtenaar van de burgerlijke stand in de gelegenheid gesteld om zich schriftelijk uit te laten over dit voornemen en over de inhoud van de te stellen vragen.

1.2.

Op 22 juni 2025 heeft betrokkene zich bij brief uitgelaten over het voornemen.

1.3.

In deze beschikking herhaalt de rechter wat in de beschikking van 13 juni 2025 is overwogen, omdat dit relevant is voor de publicatie van de beschikking en voor de vragen die naar de Hoge Raad moeten worden gestuurd.

2De verdere beoordeling

Waar gaat het om in deze zaak?

2.1.

Het gaat in deze zaak nog om de vraag of de geslachtsaanduiding op de geboorteakte van betrokkene kan en moet worden gewijzigd in 'X'.

2.2.

De rechter zal in deze beschikking nog geen definitieve beslissing nemen. Daarvoor is redengevend dat hij rechtsvragen heeft die voor de beslissing rechtstreeks van belang zijn en die volgens hem moeten worden beantwoord voordat een definitieve beslissing kan worden genomen.

2.3.

De rechter heeft daarom besloten prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. In deze beschikking legt hij uit waarom hij die vragen wil stellen en welke vragen hij wil stellen.

Wat staat er in de wet?

2.4.

In Nederland wordt van ieder kind dat wordt geboren het geslacht geregistreerd in de geboorteakte. Met deze registratie wordt beoogd het maatschappelijk leven te ordenen en de rechtsbetrekkingen tussen individuen te regelen. De bevolkingsregistratie en het daarop gebaseerde overheidsstelsel zijn daarop gericht. De overheid is, met inachtneming van de wettelijke grenzen, ter uitoefening van haar taken en bevoegdheden, in beginsel bevoegd te kiezen op welke wijze de overheidsregistratie wordt ingericht.

2.5.

De registratie van het geslacht op de geboorteakte vindt plaats conform de biologische werkelijkheid. Het geslacht wordt aangeduid met 'mannelijk' of 'vrouwelijk'. Indien het geslacht van een kind net na de geboorte twijfelachtig is, wordt op grond van artikel 1:19d van het Burgerlijk Wetboek (BW) in de geboorteakte vermeld dat het geslacht van het kind niet is kunnen worden vastgesteld. In de registers van de burgerlijke stand wordt dan bij het geslacht een letter 'X' opgenomen.

2.6.

Betrokkene heeft niet gesteld dat de registratie als man in diens geboorteakte niet conform de biologische werkelijkheid is. Evenmin stelt betrokkene geen mannelijke geslachtskenmerken te hebben. Wel stelt betrokkene dat de vermelding van het mannelijk geslacht in diens geboorteakte niet in overeenstemming is met de eigen genderbeleving. Betrokkene behoort naar diens overtuiging niet tot het mannelijke en ook niet tot het vrouwelijke geslacht.

2.7.

Op grond van artikel 1:28 BW kan de geslachtsaanduiding worden gewijzigd indien iemand de overtuiging heeft tot "het andere" geslacht te behoren dan vermeld in de geboorteakte. Deze bepaling biedt geen oplossing voor betrokkene, omdat die niet de overtuiging heeft tot "het andere" geslacht te behoren. Betrokkene identificeert zich immers niet als man of vrouw.

Het wetsvoorstel

2.8.

Op 4 mei 2021 is het Wetsvoorstel tot Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het veranderen van de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte aanhangig gemaakt (Kamerstukken 35 825). Dit wetsvoorstel strekt ertoe de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte te versoepelen en de procedure te vereenvoudigen. Onder meer wordt voorgesteld de voorwaarde van een deskundigenverklaring te schrappen en de leeftijdsgrens van zestien jaar te laten vervallen.

2.9.

Voornoemd wetsvoorstel heeft niet daadwerkelijk tot een wetswijziging geleid. In de praktijk werd door de verschillende rechtbanken wisselend omgegaan met de wijze waarop genderneutraliteit moet worden geregistreerd. Omdat een wetswijziging op zich liet wachten en er een patstelling dreigde te ontstaan doordat de rechtspraak wachtte op de wetgever en de wetgever wachtte op de verdere ontwikkelingen in de rechtspraak, heeft de rechtbank Den Haag, in het belang van de rechtseenheid en rechtszekerheid, bij beschikking van 17 december 2021 prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad (ECLI:NL:RBDHA:2021:13948). Kort gezegd wilde de rechtbank weten of de rechter een geboorteakte kan wijzigen/verbeteren op verzoek van een non-binaire persoon die zich niet identificeert met het geslacht dat in de geboorteakte is opgenomen, en zo ja, hoe deze wijziging/verbetering vormgegeven dient te worden in de geboorteakte.

2.10.

De Hoge Raad heeft in zijn prejudiciële beslissing van 4 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:336, afgezien van de beantwoording van de prejudiciële vragen. De Hoge Raad verwees hierbij – kort gezegd – naar de ontwikkelingen die zich na het stellen van de prejudiciële vragen hebben voorgedaan bij de wetgever, meer in het bijzonder het door het Tweede Kamerlid Van Ginneken ingediende amendement. Dit amendement strekt ertoe de registratie van de 'X' als geslachtsaanduiding voor non-binaire mensen zonder tussenkomst van de rechter en zonder deskundigenverklaring mogelijk te maken, op dezelfde wijze als het wetsvoorstel dat doet voor binaire personen die zich met het andere geslacht dan dat in hun geboorteakte identificeren.

2.11.

De Hoge Raad overweegt, samengevat weergegeven en voor zover hier van belang, dat uit voornoemde ontwikkelingen blijkt dat de mogelijkheid van genderneutrale registratie in een geboorteakte hernieuwde aandacht heeft gekregen van de wetgever en dat het standpunt van de regering om de ontwikkelingen in de rechtspraak af te wachten, achterhaald is. Ook blijkt hieruit volgens de Hoge Raad dat wetgeving op dit terrein in de nabije toekomst valt te verwachten. De Hoge Raad overweegt in het licht daarvan dat beantwoording van de prejudiciële vragen op dat moment de rechtsvormende taak van de Hoge Raad te buiten zou gaan en dat, zolang er geen wettelijke regeling is, het aan de rechter is om in elke concrete zaak aan de hand van de aard en inhoud van het verzoek en de verdere omstandigheden van het geval te beslissen, met inbegrip van de mogelijkheid om de beslissing op het verzoek aan te houden.

2.12.

Nadien is sprake geweest van een tendens van maatschappelijke erkenning en een trend naar juridische erkenning van een neutrale geslachtsaanduiding. Diverse rechtbanken en gerechtshoven hebben verzoeken tot wijziging van de geslachtsregistratie in een geboorteakte naar een 'X' of een andere niet binaire aanduiding toegewezen. In diverse uitspraken zijn de artikelen 1:28 BW tot en met 1:28c BW naar analogie toegepast. Zo overweegt het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in de beschikking van 15 september 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:8003) dat, doordat in de artikelen 1:28 tot en met 1:28c BW niet wordt voorzien in de mogelijkheid om te kiezen voor een non-binaire geslachtsaanduiding, een ongerechtvaardigd onderscheid wordt gemaakt tussen personen die de overtuiging hebben tot het andere geslacht te behoren en personen die de overtuiging hebben buiten de exclusief mannelijke of vrouwelijke geslachtsaanduiding te vallen (non-binair). Het gerechtshof anticipeert op de te verwachten wetgeving omtrent genderneutrale geslachtsaanduiding en wijst het verzoek tot wijziging van het geslacht in een genderneutrale aanduiding toe.

2.13.

Naast analoge toepassing van de artikelen 1:28 BW tot en met 1:28c BW wordt in diverse uitspraken benoemd dat door te anticiperen op de te verwachten wetgeving, uitvoering wordt gegeven aan de uit artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) aangenomen positieve verplichting van de Staat de geslachtsaanduiding in de geboorteakte aan te passen aan het (neutrale) geslacht waartoe iemand volgens diens vaste overtuiging behoort.

2.14.

De rechter constateert dat voornoemde tendens lijkt te kantelen, waardoor de vraag opkomt in hoeverre (de trend naar) juridische erkenning van een neutrale geslachtsregistratie nog houdbaar is.

2.15.

Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in zijn uitspraak van 31 januari 2023 (ECLI:CE:ECHR:2023:0131JUD007688817, Y. tegen Frankrijk) overwogen dat het recht op seksuele identiteit en persoonlijke ontplooiing een fundamenteel aspect is van het in artikel 8 EVRM neergelegde recht op eerbiediging van het privéleven. Niettemin, zo volgt uit de uitspraak, beschikt de Staat over een ruime beoordelingsmarge wat betreft de uitvoering van zijn positieve verplichting om de verzoeker de eerbiediging van zijn privéleven te garanderen als het gaat om het mogelijk maken van een genderneutrale geslachtsregistratie. Het EHRM is in die uitspraak van oordeel dat uit artikel 8 EVRM geen positieve verplichting van de Staat voortvloeit om het mogelijk te maken de geslachtsaanduiding in de geboorteakte aan te passen aan een neutraal geslacht. De weigering van in dit geval Frankrijk, werd niet disproportioneel gevonden ten opzichte van het legitiem gevonden doel om een duidelijke en juridische precieze registratie te handhaven.

2.16.

Op 23 april 2024 nam de Tweede Kamer de motie Van Vroonhoven en Diederik van Dijk aan. Met die motie verzoekt de Tweede Kamer de regering het wetsvoorstel strekkende tot Wijziging vermelding geslacht in geboorteakte (Kamerstuk 35 825, hierna: het wetsvoorstel) binnen een maand in te trekken (Kamerstuk 33 836, nr. 91). Deze motie is op 8 april 2024 met een meerderheid van stemmen aangenomen. De daadwerkelijke intrekking van het wetsvoorstel werd daardoor verwacht. Die verwachting is niet uitgekomen. Bij kamerbrief van 26 april 2024 hebben de ministers voor rechtsbescherming en van onderwijs, cultuur en wetenschap de Tweede Kamer bericht dat met intrekking van het wetsvoorstel van het kabinet een stap wordt verlangd die het kabinet (nog) niet wil zetten. 1 Voor zover hier van belang is in de brief opgenomen:

‘Er wordt nu een stap van het kabinet verlangd die hier tegen ingaat en die stap willen wij niet zetten. Daarbij nemen wij in ogenschouw dat het wetsvoorstel tot doel heeft de rechten van een groep mensen die zich in een kwetsbare positie bevindt in onze samenleving beter te beschermen. Ook dit pleit voor een zorgvuldig debat. Wij zullen de motie daarom niet uitvoeren.’

2.17.

Op grond van de motie kan worden voorondersteld dat niet langer de verwachting bestaat dat er op korte termijn wetgeving zal komen die de registratie van 'X' als geslachtsaanduiding mogelijk maakt. Dat riep zonder meer (in deze zaak in ieder geval bij de rechter) de vraag op wat hiervan de invloed is op de lijn die de Hoge Raad met zijn prejudiciële beslissing van 4 maart 2022 heeft uitgezet. Immers, de overweging van de Hoge Raad dat het aan de rechter is om in elke concrete zaak aan de hand van de aard en de inhoud van het verzoek te beslissen is uitdrukkelijk gegeven met het idee dat wetgeving op dit terrein in de nabije toekomst valt te verwachten, terwijl afgezet tegen de stand van zaken na 23 april 2023, van een dergelijke reële verwachting inmiddels geen sprake meer kon zijn. De enkele omstandigheid dat de betrokken ministers vooralsnog het wetsvoorstel niet intrekken maakt dat bij de huidige samenstelling van de Tweede Kamer niet anders. Wel kan er nu rekening mee worden gehouden dat een mogelijk andere samenstelling van de Tweede Kamer na de komende verkiezingen met zich kan brengen dat een debat zal plaatsvinden en er een mogelijkheid bestaat dat de Tweede Kamer in een gewijzigde samenstelling tot een andere opvatting over de intrekking komt dan die nu in de aangenomen motie is neergelegd.

2.18.

Het doet er wat de rechter betreft niet aan af dat op dit moment een wettelijke basis ontbreekt op grond waarvan een verzoek om een neutrale geslachtsregistratie kan worden toegewezen en de hiervoor aangehaalde rechtspraak van het EHRM geen steun biedt voor de opvatting dat het EVRM een positieve verplichting aan de Staat oplegt. Daarbij kan worden opgemerkt dat het EHRM gelijktijdig alle ruimte geeft om het legitieme doel om een duidelijke en juridische precieze registratie te handhaven, minder zwaar te laten wegen dan het fundamentele recht op seksuele identiteit en persoonlijke ontplooiing. Het is aldus door het EHRM aan de Staat gelaten om tot een eigen afweging te komen. De Staat laat het echter afweten doordat de motie die tot intrekking van het wetsvoorstel moet leiden, niet is uitgevoerd en een debat over de motie nog niet is aangevraagd. Het zijn feiten en omstandigheden die tezamen genomen met zich brengen dat bij de rechter de vraag opkomt of het verzoek van betrokkene zonder wettelijke basis kan worden toegewezen, in aanmerking genomen dat afwijzing van dat verzoek (i) niet zonder meer een inbreuk oplevert op in art. 8 EVRM beschermde rechten; (ii) de huidige wetgeving toewijzing niet mogelijk maakt en is gebaseerd op een afweging die gelet op de hiervoor aangehaalde rechtspraak van het EHRM lijkt te vallen binnen de zogeheten ‘margin of appreciation’ en (iii) er, anders dan in 2022 toen de Hoge Raad heeft geweigerd prejudiciële vragen te beantwoorden, er geen concreet en reëel vooruitzicht bestaat op een wetswijziging die toewijzing wel mogelijk maakt.

2.19.

De rechter heeft daarom besloten prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. De rechter is van oordeel dat beantwoording van deze rechtsvragen noodzakelijk is voordat een definitieve beslissing kan worden genomen op het verzoek van betrokkene.

Wat is het standpunt van betrokkene?

2.20.

Betrokkene heeft zich uitgelaten over het voornemen tot het stellen van prejudiciële vragen en de inhoud van de te stellen vragen. Betrokkene heeft allereerst een opmerking gemaakt over de gevallen waarin wel en niet een geboorteakte wordt opgemaakt waarin als geslachtsvermelding “X” wordt opgenomen. Daarnaast voert betrokkene, samengevat weergegeven en voor zover hier van belang, het volgende aan. Ten aanzien van de voorgestelde vraag 3 wordt opgemerkt dat het in de huidige tijd en onze huidige samenleving niet passend is om over “biologische werkelijkheid” te schrijven of te spreken. Dat is geen onderwerp meer bij de wisseling van een mannelijke naar een vrouwelijke geslachtsaanduiding en andersom. Betrokkene wijst verder op het gegeven dat geslacht en gender in de beschikking door elkaar worden gebruikt waardoor voorbij wordt gegaan aan de verschillende betekenis die aan deze begrippen toekomt. Betrokkene stelt voor om steeds over ‘geslachtsaanduiding’, ‘niet binaire geslachtsaanduiding’ en ‘geboorteakte zonder binaire geslachtsvermelding’ te schrijven.

Wat beslist de rechter?

2.21.

De rechter blijft de term ‘biologische werkelijkheid’ gebruiken, omdat juridisch het onderscheid tussen biologische en juridische aspecten relevant is en blijft. De biologische werkelijkheid werd en wordt als de objectieve basis gezien voor de oorspronkelijke registratie. De juridische realiteit brengt nu eenmaal met zich dat de geboorteaangifte en geslachtsregistratie gebaseerd zijn op uiterlijke geslachtskenmerken, een zogenoemde "objectieve, biologische werkelijkheid". Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, kan de rechter niet goed begrijpen waarom bij de wijziging van deze geslachtsregistratie de biologische werkelijkheid geen rol meer speelt. Dit begrip werd en wordt gebruikt om de reden voor de oorspronkelijke registratie te verklaren en onderbouwt bovendien waarom een wijziging een juridische actie vereist.

2.22.

Door te verwijzen naar een "biologische werkelijkheid", probeert ook de wetgever duidelijkheid en consistentie te waarborgen bij het onderscheid tussen feitelijke lichamelijke kenmerken en persoonlijke genderbeleving. Het biedt aldus een kader om in procedures juridisch te toetsen. 2

2.23.

De rechter neemt de door betrokkene voorgestelde terminologie voor het overige zoveel mogelijk over.

Wat wil de rechter aan de Hoge Raad vragen?

2.24.

Het voorgaande leidt ertoe dat de rechter de volgende prejudiciële vragen aan de Hoge Raad wil stellen.

Vraag 1

2.25.

Kan het ontbreken van een wettelijke basis op grond waarvan op verzoek van een non-binaire persoon kan worden gekomen tot een niet binaire registratie in de registers van de burgerlijke stand, worden aangemerkt als een inbreuk op het in artikel 8 EVRM beschermde en daarom fundamentele recht op seksuele identiteit en persoonlijke ontplooiing?

Vraag 2

2.26.

Heeft de rechter bij de huidige stand van de wetgeving en gelet op artikel 8 EVRM, de ruimte om op verzoek van een non-binaire persoon tot toewijzing van een verzoek te komen dat leidt tot een geslachtsneutrale registratie in de registers van de burgerlijke stand?

Vraag 3

2.27.

Als het antwoord op de vraag onder 2 bevestigend luidt:

    kan/mag de rechter in een geval waarin de geboorteakte is opgemaakt conform de biologische werkelijkheid gelasten dat de geboorteakte wordt doorgehaald en dat een nieuwe, geslachtsneutrale geboorteakte wordt opgemaakt?

    kan/mag de rechter in een geval waarin de geboorteakte is opgemaakt conform de biologische werkelijkheid gelasten dat de geboorteakte wordt gewijzigd, aldus dat daarin niet langer een geslachtsvermelding is opgenomen?

    kan/mag de rechter in een geval waarin de geboorteakte is opgemaakt conform de biologische werkelijkheid gelasten dat de geboorteakte wordt gewijzigd, aldus dat daarin niet langer het geslacht 'man' of 'vrouw' is opgenomen maar een geslachtsneutrale aanduiding?

Vraag 4

2.28.

Als het antwoord op vraag 3a, 3b of 3c bevestigend luidt, hoe dient in een niet binaire vermelding te worden voorzien: door bij het geslacht een 'X' op te nemen, door bij het geslacht een '-' op te nemen, door de vermelding 'waarvan het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld', of op een andere wijze?

Vraag 5

2.29.

Kan of mag de rechter een deskundigenverklaring in de zin van artikel 1:28a BW verlangen voor toewijzing van het verzoek om de geboorteakte door te halen, te verbeteren, of te wijzigen naar een niet binaire geslachtsaanduiding? En als dit antwoord bevestigend luidt, kan of mag deze deskundigenverklaring verlangd worden bij een specifieke niet binaire geslachtsregistratie ('-', 'X', 'waarvan het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld' en/of een andere wijze van registratie) of kan of mag de rechter deze deskundigenverklaring bij iedere niet binaire geslachtsregistratie verlangen?

2.30.

Een en ander brengt met zich dat de volgende beslissing wordt genomen.

3De beslissing

De rechter:

3.1.

verzoekt de Hoge Raad der Nederlanden om bij wijze van prejudiciële beslissing de in rechtsoverweging 2.25 tot en met 2.29 omschreven rechtsvragen te beantwoorden;

3.2.

bepaalt dat de administratie van de rechtbank onverwijld een afschrift van deze beschikking zendt aan de civiele griffie van de Hoge Raad der Nederlanden, postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage;

3.3.

bepaalt dat de administratie van de rechtbank afschriften van de overige op de procedure betrekking hebbende stukken op eerste verzoek aan de voornoemde griffie van de Hoge Raad zendt;

3.4.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze beschikking is gegeven door mr. B.R. Tromp, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2025.

1

Kamerstukken II, 35 825, bijlage 1142969 Beslisnota bij Kamerbrief over stand van zaken uitvoering motie van de leden Van Vroonhoven en Diederik van Dijk over het wetsvoorstel Wijziging vermelding geslacht in geboorteakte binnen een maand intrekken (Kamerstuk 33836-91).

2

In kamerstukken die betrekking hebben op de wetswijzigingen rondom de geslachtsaanduiding (vooral het wetsvoorstel dat leidde tot afschaffing van medische eisen in 2013-2014) wordt uitgelegd waarom er sprake was van een onderscheid tussen biologische feiten en juridische registratie, en wat de bedoeling van de regeling was. De kamerbehandeling maakt duidelijk dat het verschil tussen biologische geslachtskenmerken en juridische registratie bewust is aangebracht om te voldoen aan rechten op autonomie, lichamelijke integriteit en privacy – en om trans personen te ontlasten van disproportionele medische eisen. De juridische route werd praktisch, administratief en laagdrempelig gemaakt, met het doel de maatschappelijke en juridische positie van mensen met genderdysforie te verbeteren (vgl. Kamerstuk 33351, nr. C (Memorie van antwoord op het wetsvoorstel); Handelingen Eerste Kamer, behandeling wetsvoorstel 2013-2014).



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733