Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24-07-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:4605

Essentie (gemaakt door AI)

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland. RvdK noemt relatie ouders toxisch. Hof constateert dat deze ernstig is verstoord. Afstemming en overleg niet mogelijk. Geen gezag voor vader. Verzoeken van vader tot wijziging van de omgangsregeling en terugverhuizing van moeder en kinderen naar Nederland eveneens afgewezen. Het hof benadrukt dat moeder de kinderen moet stimuleren tot contact met vader. Verzoek om dwangsommen wordt afgewezen.


Datum publicatie18-08-2025
Zaaknummer200.349.734/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsArnhem
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Gezag
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

Gezag en omgang en vervangende toestemming (terug)verhuizing.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.349.734

(zaaknummer rechtbank Gelderland 428565)

beschikking van 24 juli 2025

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,

verder te noemen: de vader,

advocaat: mr. A.F.G. Bergmans-Jeurissen,

en

[verweerster] ,

wonende in Spanje,

verweerster in hoger beroep,

verder te noemen: de moeder,

advocaat: mr. S.X.J. Zuidema.

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 9 oktober 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Het hof zal deze beschikking verder noemen: de bestreden beschikking.

2Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met producties, ingekomen op 9 januari 2025;

- het verweerschrift met producties;

- een journaalbericht van mr. Zuidema van 13 juni 2025 met producties;

- een journaalbericht van mr. Bergmans-Jeurissen van 16 juni 2025 met producties;

- een journaalbericht van mr. Zuidema van 18 juni 2025 met productie;

- een journaalbericht van mr. Zuidema van 23 juni 2025 met producties.

2.2

De minderjarigen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken met betrekking tot het verzoek, maar hebben hiervan geen gebruik gemaakt.

2.3

De mondelinge behandeling heeft op 26 juni 2025 plaatsgevonden. Aanwezig waren:

- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;

- de advocaat van de moeder;

- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

De moeder nam via een beeldverbinding deel aan de mondelinge behandeling.

3De feiten

3.1

Partijen zijn de ouders van:

- [de minderjarige1] , geboren [in] 2014 in [plaats1] , en

- [de minderjarige2] , geboren [in] 2016 in [plaats2] ,

over wie de moeder alleen het gezag uitoefent.

3.2

Bij beschikking van de rechtbank Limburg van 28 december 2017 is een

omgangsregeling vastgesteld.

3.3

Bij beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 15 juli 2021 is de

beschikking van 28 december 2017 vernietigd, voor zover het de beslissing over de omgang

betreft, en heeft het gerechtshof als omgangsregeling vastgesteld dat de vader en de kinderen

iedere dinsdagavond en iedere zaterdag een half uur recht hebben op omgang met elkaar via

videobellen.

4De omvang van het geschil

4.1

De vader heeft in eerste aanleg verzocht te bepalen dat de moeder met de kinderen moet terugverhuizen vanuit Spanje naar Nederland, de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader te bepalen, de omgangsregeling te wijzigen en te bepalen dat de vader samen met de moeder het gezag over de kinderen zal uitoefenen. Bij de bestreden beschikking zijn de verzoeken van de vader afgewezen.

4.2

De vader is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt:

- de bestaande omgangsregeling te wijzigen, in die zin dat:

de kinderen een weekend per maand van vrijdagochtend 10.00 uur tot zondagavond 19.00 uur bij de vader verblijven. In de even maanden verzorgt de vader het vervoer en in de oneven maanden verzorgt de moeder het vervoer;

dat de vader en de kinderen iedere dinsdagavond en zaterdag (met uitzondering van het weekend waarin de kinderen bij de vader verblijven) een half uur met elkaar videobellen;

en dat de schoolvakanties bij helfte worden verdeeld;

althans een regeling te bepalen die het hof juist en redelijk acht;

- te bepalen dat de moeder voor iedere keer dat zij de vastgestelde omgangsregeling niet nakomt een dwangsom zal verbeuren van € 250,- per dag, voor iedere dag of gedeelte van de dag dat de moeder geheel of gedeeltelijk in gebreke is;

- te bepalen dat de vader samen met de moeder het gezag over de kinderen zal uitoefenen;

- te bepalen dat de moeder met de kinderen binnen twee weken na de datum van de beschikking van het hof dient terug te keren naar Nederland, bij gebreke waarvan primair wordt verzocht de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader te bepalen, en de vader eenhoofdig met het gezag over de kinderen te belasten, en subsidiair op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat de moeder dit gebod overtreedt, dan wel dit gebod niet nakomt;

- te bepalen dat de moeder voor iedere keer dat zij de in de beschikking van de rechtbank Gelderland van 12 maart 2024 vastgelegde informatieplicht niet nakomt aan de vader een dwangsom zal verbeuren van € 500,- per dag voor iedere keer dat de moeder geheel of gedeeltelijk in gebreke is.

4.3

De moeder voert verweer en zij vraagt het hof de verzoeken van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5De motivering van de beslissing

Rechtsmach en toepasselijk recht

5.1

Gelet op de internationale aspecten in deze zaak dient het hof eerst te beoordelen of de Nederlandse rechter ten aanzien van het verzoek rechtsmacht heeft.

Het voorliggende verzoek betreft de ouderlijke verantwoordelijkheid en valt daarmee, nu het inleidend verzoek is ingediend na 1 augustus 2022, onder het toepassingsgebied van de Verordening Brussel II-ter (Verordening 2019/1111). Omdat de kinderen ten tijde van het inleiden van de procedure in eerste aanleg hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden komt de Nederlandse rechter op grond van artikel 7 lid 1 van de Verordening Brussel II-ter rechtsmacht toe om over de verzoeken te oordelen.

5.2

Op grond van artikel 15 van het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijk recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996) past de Nederlandse rechter het interne recht toe. Dit betekent dat het Nederlands recht van toepassing is.

Standpunten

5.3

De vader stelt dat partijen wisselende periodes van goed en slecht contact hebben. Volgens de vader blokkeert de moeder het contact met hem op het moment dat blijkt dat hij geen financiële bijdrage kan leveren. De scheve machtsverhouding, doordat de moeder alleen het gezag over de kinderen uitoefent, leidt volgens de vader tot ongewenste situaties. De vader maakt zich zorgen over de kinderen. Volgens hem is er sprake van een patroon waarbij de moeder relaties aangaat en deze vervolgens met ruzie beëindigt. De vader vindt het in het belang van de kinderen dat er regelmatig contact is met hem, hij wil deel uitmaken van het leven van de kinderen. Volgens de vader is een verhuizing naar Nederland noodzakelijk om hulpverlening in te kunnen zetten en om contactherstel en de uitvoer van een omgangsregeling te kunnen bewerkstelligen.

5.4

De moeder is het hier niet mee eens. Zij stelt dat haar verhuizing met de kinderen naar Spanje noodzakelijk was doordat zij ontruimd werd uit haar woning in Nederland. Na een roerige periode in Nederland heeft de moeder nu rust gevonden in Spanje. Dit is volgens de moeder ook in het belang van de kinderen. De moeder is bovendien alleen belast met het gezag en kon daarom zonder toestemming van de vader verhuizen. De verhuizing heeft volgens de moeder geen gevolgen voor het contact tussen de vader en de kinderen. De kinderen willen op dit moment zelf geen contact met hun vader. De beschuldigingen die de vader in het beroepschrift heeft geuit hebben ervoor gezorgd dat het vertrouwen van de moeder in de vader is beschadigd. De moeder stelt dat zij na het herstel van het vertrouwen bereid is zich in te zetten voor contactherstel van de kinderen met de vader.

5.5

De raad heeft het hof tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om het verzoek tot gezamenlijk gezag af te wijzen. De raad ziet hier geen bodem voor en noemt de relatie tussen de ouders toxisch. Volgens de raad zijn de ouders niet in staat om samen beslissingen over de kinderen te nemen. In het onderzoek van de raad is geconstateerd dat de kinderen last hadden van de situatie tussen hun ouders en klem zaten. Een terugverhuizing naar Nederland vindt de raad niet in het belang van de kinderen omdat nog onduidelijk is of de vader binnenkort weer gedetineerd wordt en de raad niet ziet hoe een terugverhuizing praktisch vormgegeven moet worden. De raad acht het wel van belang dat er een vorm van contact komt tussen de vader en de kinderen.

Oordeel van het hof

Gezag

5.6

Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien

a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

Het derde lid van dit artikel bepaalt dat wanneer de andere ouder het gezag over het kind uitoefent, het verzoek van de ouder om hem alleen met het gezag te belasten slechts wordt ingewilligd, indien de rechter dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt.

5.7

Op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en - na eigen onderzoek - tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat de rechtbank het verzoek van de vader tot verkrijging van gezamenlijk gezag terecht heeft afgewezen. Het hof voegt hier nog het volgende aan toe.

Ook tijdens de mondelinge behandeling bij het hof is vastgesteld dat de relatie tussen de vader en de moeder ernstig is verstoord. Er is sprake van een moeilijke dynamiek en aanhoudende strijd en het is niet te verwachten dat deze situatie op de korte termijn verbetert. In die omstandigheden is het niet reëel dat de ouders in staat zijn om samen het gezag uit te oefenen, waarbij overleg en afstemming tussen ouders noodzakelijk is over bijvoorbeeld de school van de kinderen en medische aangelegenheden. Met de raad is het hof van oordeel dat gezamenlijk gezag te veel onrust zou veroorzaken en er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders.

Het hof zal de beslissing van de rechtbank over het gezag bekrachtigen. Nu de moeder eenhoofdig met het gezag belast blijft komt het hof niet toe aan de verzoeken van de vader ten aanzien van de wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen en het verzoek van de vader om eenhoofdig met het gezag te worden belast.

De (terug)verhuizing

5.8

De moeder is tijdens de procedure bij de rechtbank met de kinderen verhuisd naar Spanje. Omdat de moeder op dat moment alleen was belast met het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] was zij in beginsel vrij in de keuze van haar woonplaats en die van de kinderen. Maar op grond van artikel 1:247 lid 3 BW omvat het ouderlijk gezag, ook in geval van eenhoofdig gezag, mede de verplichting van de ouder om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen. Deze verplichting hangt samen met het uitgangspunt dat een kind en een ouder (in dit geval [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en de vader) recht hebben op omgang met elkaar. Dit recht wordt, wat betreft de niet met het gezag belaste ouder, gewaarborgd door artikel 8 EVRM en artikel 1:377a lid 1 BW en, wat het kind aangaat, niet alleen door die laatstgenoemde bepaling, maar ook door artikel

9 lid 3 IVRK en artikel 24 lid 3 Handvest van de grondrechten van de EU.

5.9

Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting is het hof evenals de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de vader, om te bepalen dat de moeder met de kinderen moet terugverhuizen naar Nederland, afgewezen moet worden. Het hof onderschrijft de motivering van de rechtbank en maakt de overwegingen van de rechtbank, na eigen onderzoek, tot de zijne. Het hof voegt hier het volgende aan toe.

Naar het oordeel van het hof is er geen wettelijke grondslag voor het verzoek van de vader. Ten tijde van de verhuizing was er al geen contact meer tussen de vader en de kinderen omdat de kinderen dit contact zelf niet willen. De verhuizing heeft dus geen invloed op de omgang met de vader gehad. De omgangsregeling, waarbij de vader en de kinderen twee maal in de week contact hebben via videobellen, wordt op dit moment niet nagekomen. De verhuizing van de moeder en de kinderen naar Spanje vormt echter geen praktische belemmering voor het uitvoeren van deze regeling. De kinderen kunnen ook vanuit Spanje videobellen met de vader. Het hof acht het van belang dat de moeder zich actief inzet om de kinderen te stimuleren tot contact met de vader zodat de videobelregeling op korte termijn weer wordt uitgevoerd en nagekomen. Op de moeder rust immers de verplichting om actief bij te dragen aan het onderhouden en versterken van de relatie tussen de kinderen en de vader. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof, middels haar advocaat, toegezegd dat zij zich zal inzetten voor contactherstel.

Naar het oordeel van het hof bestaat er, naast het ontbreken van een wettelijke grondslag, ook geen feitelijke grondslag voor het verzoek van de vader. Het hof is het met de rechtbank en de raad eens dat een terugverhuizing van de kinderen naar Nederland, waar zij weer helemaal opnieuw moeten beginnen, voor te veel onrust en onduidelijkheid zal zorgen. Het hof zal de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de (terug)verhuizing van de kinderen naar Nederland bekrachtigen.

Omgangsregeling en informatieregeling

5.10

Ingevolge artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.

5.11

De vader heeft het hof gevraagd om de huidige omgangsregeling te wijzigen en uit te breiden. Fysieke omgang tussen de vader en de kinderen acht het hof gelet op de belangen van de kinderen en het verleden van de ouders op dit moment niet haalbaar. Nu ook nog niet duidelijk is of de vader binnenkort weer gedetineerd wordt en er onvoldoende zekerheid is over de veiligheid van de kinderen bij de vader, zal het hof het verzoek van de vader tot uitbreiding van de omgang afwijzen en de beslissing van de rechtbank ook op dit punt bekrachtigen.

5.12

Dit leidt ertoe dat de huidige omgangsregeling tussen de ouders blijft gelden. Het hof acht het, net als de raad, in het belang van de kinderen dat er wel weer een vorm van contact tussen de vader en de kinderen wordt opgestart. De moeder speelt hierbij een grote rol. Het hof gaat ervan uit dat de moeder zich hiervoor zal inspannen en deze verplichting op vrijwillige basis zal nakomen. Dit geldt eveneens voor de nakoming van de informatieregeling die is vastgesteld door de rechtbank Gelderland bij beschikking van 12 maart 2024. Het hof benadrukt dat de moeder verplicht is om deze informatieregeling na te komen en zij – vooral omdat er nu geen omgang is – de vader ruim en volledig van informatie over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] moet voorzien. Het blijven informeren van de vader is belangrijk zodat de vader op de hoogte blijft van hoe het met de kinderen gaat. Dit is nodig om goed te kunnen aansluiten bij [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .

Het opleggen van een dwangsom tot nakoming van de informatieregeling, zoals door de vader is verzocht, zal de verhoudingen tussen partijen niet ten goede komen, terwijl partijen juist moeten werken aan een vertrouwensherstel om de band tussen de vader en de kinderen verder op te bouwen. Het hof ziet om die reden geen aanleiding een dwangsom op te leggen.

6De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

7De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland van 9 oktober 2024;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, L. Hamer en A.T. Bol, bijgestaan door mr. K.E. Vaartjes- de Wit als griffier, en is op 24 juli 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733