Rechtbank Den Haag 30-07-2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:14345


Datum publicatie15-08-2025
ZaaknummerC/09/633036 / HA ZA 22-651
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsDen Haag
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenErfrecht; Wilsonbekwaamheid erflater; Vernietiging en nietigheid testament
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

Gerechtelijk deskundige concludeert dat erflater als gevolg van de vorm van dementie waaraan hij leed niet in staat was de gevolgen te overzien van dat wat in het laatste testament werd vastgelegd. Advies van gerechtelijk deskundige van doorslaggevend belang. Het testament is nietig.

Volledige uitspraak


RECHTBANK Den Haag

Handel

Zaaknummer: C/09/633036 / HA ZA 22-651

Vonnis van 30 juli 2025

in de zaak van

[eiseres] , te [woonplaats 1] ,

eisende partij,

advocaat: mr. W.S. Santema,

tegen

1 [gedaagde 1] , te [woonplaats 2] ,

advocaat: mr. W.S. Santema,
2. [gedaagde 2], te [woonplaats 3] ,

advocaat: mr. A.H.J. Emmen,

gedaagde partijen,

Partijen worden hierna respectievelijk [eiseres] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd.

1De inleiding

1.1.

[eiseres] heeft haar beide broers [gedaagde 2] en [gedaagde 1] gedagvaard en onder meer de vernietiging van het laatste testament van [erflater] , de vader van partijen (hierna: erflater) gevorderd. In dit testament heeft erflater [gedaagde 2] als erfgenaam benoemd en aan [eiseres] en [gedaagde 1] een legaat ter hoogte van hun legitieme portie nagelaten. Eerder heeft de rechtbank, in een aparte verzoekschriftprocedure, op verzoek van [eiseres] een voorlopig deskundige benoemd, prof. dr. [naam 1] , emeritus hoogleraar neurologie (hierna: de gerechtelijk deskundige), die bij rapportage van 25 oktober 2021 heeft gerapporteerd over het antwoord op de vraag of erflater bij het opstellen van zijn testament voldoende helder van geest was om zijn wil te vormen ten aanzien van het opstellen van zijn testament. De rechtbank komt in deze procedure tot het oordeel dat bij erflater ten tijde van het passeren van het testament sprake was van vasculaire dementie, die een redelijke waardering van de bij de behandeling betrokken belangen belette. De rechtbank zal daarom bepalen dat het testament nietig is. De vordering tot verdeling van de nalatenschap ten overstaan van een notaris wijst de rechtbank af. Er is sprake van een eerder testament, waarvan de inhoud niet bekend is. Het is daarom voorbarig nu al de verdeling van de nalatenschap van erflater te gelasten. De rechtbank zal de proceskosten compenseren, maar [gedaagde 2] wel veroordelen om 1/3e van de kosten van het voorlopig deskundigenonderzoek aan [eiseres] te betalen.

2De procedure

2.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

2.1.1.

Op 18 juli 2022 heeft [eiseres] een dagvaarding met producties 1 tot en met 14 uitgebracht waarbij zij haar beide broers, [gedaagde 2] en [gedaagde 1] heeft gedagvaard om voor deze rechtbank te verschijnen;

2.1.2.

[gedaagde 2] heeft een conclusie van antwoord genomen met producties 1 tot en met 11, waarin hij verweer heeft gevoerd tegen de ingestelde vorderingen;

2.1.3.

Bij tussenvonnis van 22 februari 2023 heeft de rechtbank een mondelinge behandeling gelast op 2 mei 2023;

2.1.4.

Vervolgens heeft mr. Santema, die voor [eiseres] optreedt, zich ook gesteld namens [gedaagde 1] en voor deze een conclusie van antwoord genomen. In deze conclusie van antwoord heeft [gedaagde 1] de inhoud van de dagvaarding onderschreven en erkend;

2.1.5.

Namens [eiseres] en [gedaagde 1] is een akte overlegging producties ten behoeve van de mondelinge behandeling van 2 mei 2023 overgelegd met producties 15 en 16;

2.1.6.

Op 2 mei 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank mondeling vonnis gewezen en [eiseres] opgedragen feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat erflater ten tijde van het ondertekenen van het testament verleden op 10 december 2018 leed aan een geestelijke stoornis en dat deze stoornis een redelijke waardering van de bij de uiterste wil betrokken belangen belette;

2.1.7.

Namens [eiseres] en [gedaagde 1] is de akte overlegging producties ten behoeve van bewijsopdracht met producties 17 tot en met 22 overgelegd;

2.1.8.

Op 23 november 2023 heeft een enquête plaatsgevonden, waarbij zijn gehoord dr. [naam 2] , arts maatschappij en gezondheid (hierna: de keuringsarts), die erflater medisch heeft onderzocht in verband met de wens van erflater om zijn testament te wijzigen en mr. [naam 3] , de notaris die het testament van erflater heeft gepasseerd (hierna: de notaris). Tijdens het getuigenverhoor heeft de notaris zich beroepen op zijn verschoningsrecht, waarna de rechtbank het getuigenverhoor heeft geschorst om de notaris in de gelegenheid te stellen zich nader te laten adviseren over zijn beroep op zijn verschoningsrecht. Van de getuigenverhoren is een proces-verbaal opgemaakt;

2.1.9.

Namens [eiseres] en [gedaagde 1] is een akte uitlating naar aanleiding van getuigenverhoor genomen waarin zij zich hebben uitgelaten over het door de notaris gedane beroep op zijn verschoningsrecht. Daarbij is onder meer verwezen naar een bijgevoegde brief van de notaris van 12 december 2023 waarin hij zijn beroep op zijn verschoningsrecht heeft gehandhaafd;

2.1.10.

Namens [gedaagde 2] is bij antwoordakte op de akte uitlating naar aanleiding van getuigenverhoor gereageerd, waarbij productie 12 is overgelegd;

2.1.11.

Daarna is namens [eiseres] en [gedaagde 1] een akte uitlating inzake in het geding gebrachte stukken genomen;

2.1.12.

Bij rolbeslissing van 27 maart 2024 heeft de rechtbank overwogen dat zich zeer uitzonderlijke omstandigheden voordoen die maken dat het belang van de waarheidsvinding zwaarder weegt dan de geheimhoudingsplicht van de notaris en de procedure verwezen naar de rol voor opgave verhinderdata voor de voortzetting van de enquête namens [eiseres] . De datum voor het verhoor is vervolgens bepaald op 17 juni 2024;

2.1.13.

Bij brief van 5 juni 2024 heeft een door de notaris ingeschakelde advocaat de rechtbank bericht dat hij bij de voorzetting van de enquête op 17 juni 2024 aanwezig zal zijn en erop gewezen dat de notaris wil vermijden dat hij een inbreuk maakt op zijn geheimhoudingsplicht;

2.1.14.

Namens [gedaagde 2] is bij brief van 10 juni 2024 verzocht om tussentijds hoger beroep in te mogen stellen tegen de rolbeslissing van de rechtbank van 27 maart 2024. Vanwege daaruit voortvloeiend overleg tussen partijen is de enquête van 17 juni 2024 aangehouden;

2.1.15.

Partijen hebben de rechtbank bij akte uitlating omtrent vervolg procedure en bij antwoordakte uitlating omtrent vervolgprocedure bericht dat zij zijn overeengekomen dat de rolbeslissing van 27 maart 2024 een tussenvonnis is, dat [gedaagde 2] zijn verzoek om tussentijds appel in te mogen stellen intrekt en dat [eiseres] en

[gedaagde 1] afzien van het horen van de notaris als getuige onder voorbehoud van alle rechten om dat verhoor alsnog in hoger beroep te doen plaatsvinden. Tevens hebben [eiseres] en [gedaagde 1] de rechtbank bericht dat zij nog twee getuigen willen horen;

2.1.16.

Op 3 december 2024 heeft een enquête plaatsgevonden, waarbij de gerechtelijk deskundige is gehoord. Van het getuigenverhoor is een proces-verbaal opgemaakt. De procedure is verwezen naar de rol voor uitlaten contra- enquête;

2.1.17.

Op 24 februari 2025 heeft een contra- enquête plaatsgevonden, waarbij

[gedaagde 2] , zijn echtgenote [naam 4] , een tante van partijen [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] zijn gehoord. Van de getuigenverhoren is een proces-verbaal opgemaakt;

2.1.18.

Namens [eiseres] en [gedaagde 1] is een conclusie na (contra) enquête genomen met producties 23 tot en met 27;

2.1.19.

Namens [gedaagde 2] is een conclusie na enquête en contra-enquête genomen en een akte houdende uitlating producties. De daarbij gevoegd productie 13 is geweigerd.

2.2.

Ten slotte is de datum voor vonnis bepaald op vandaag.

3De feiten

3.1.

Erflater is op 21 juli 1926 geboren en op 10 april 2020, op 93-jarige leeftijd, overleden. Bij testament van 10 december 2018 heeft hij over zijn nalatenschap beschikt en [gedaagde 2] als zijn erfgenaam aangewezen en aan [eiseres] en [gedaagde 1] een legaat toegekend ter grootte van de legitieme portie (hierna: het testament).

3.2.

De moeder van partijen in is in 2013 overleden, waarna erflater nog enkele jaren in de echtelijke woning is blijven wonen. In april 2018 is hij verhuisd naar een woonzorginstelling voor ouderen die zorg en begeleiding nodig hebben. Hij is hier tot aan zijn overlijden in april 2020 blijven wonen.

3.3.

Erflater is regelmatig door artsen onderzocht. Op 15 juni 2015 is erflater gezien door [naam 8] , internist ouderengeneeskunde. Zij heeft loopstoornissen bij balansproblematiek en bij onder meer forse witte stofafwijkingen geconstateerd, alsmede cognitieve stoornissen. Zij heeft onder meer in overleg met erflater neuropsychologisch onderzoek geadviseerd met daarna een poliklinische afspraak geriatrie. Op 24 juni 2015 is erflater onderzocht door een neuropsycholoog die heeft geconcludeerd dat sprake is van licht executieve stoornissen die te objectiveren zijn. Op 4 augustus 2015 heeft [naam 8] , de internist ouderengeneeskunde, opnieuw onderzoek gedaan en geconcludeerd dat sprake is van vasculaire MCI.

3.4.

Op 15 mei 2018 is erflater door dr. [naam 9] , klinisch geriater, onderzocht op het dagonderzoekscentrum van de ouderen geneeskunde van het [naam ziekenhuis] . In het rapport heeft de klinisch geriater onder meer het volgende geschreven:

“Heden is sprake van vasculaire dementie. Patiënt geeft aan moeite te hebben met de diagnose. Er is enig ziekte besef maar beperkt inzicht en ook achterdocht en wanen (met name naar de eigen kinderen) speelt een rol.

Psychische as:

1. cognitieve stoornissen bij vasculaire dementie

(…)

(…)

4. forse achterdocht, wanen en confabuleren bij 1.

(…)

Beleid

- diagnose dementie besproken met patient en schoondochter; patiënt heeft moeite met de diagnose, schoondochter had deze uitslag verwacht.

(…)

Psychiatrisch onderzoek:

Algemene indruk: zeer vriendelijk in contact, geeft direct aan een collega te zijn, (…), intelligentieniveau imponeert hoog gemiddeld. Geen ziekte inzicht of besef betreffende cognitieve stoornissen. (…).

Geheugen: geheugen problemen bemerkt, probeert dit te verbloemen in het gesprek.

(…).

Gedrag: achterdocht, confabuleren.”

3.5.

In een rapport van 28 juni 2018, ondertekend door [naam 10] , psychiater en [naam 11] , sociaal geriater en gestuurd aan de huisarts van erflater is onder meer het volgende opgenomen.

“Op 12 en 21 juni 2018 zagen wij na uw verwijzing bovengenoemde patiënt.

Vraagstelling, reden contact of verwijzing:

Meneer is sinds kort in het Witte Huis gekomen, na ziekenhuisopname. Heeft tijdens de opname een delier gehad. Bij controle voorheen en na de opname bij geriater bleek er sprake van dementie. Meneer heeft moeite met deze diagnose en het feit dat hij advies heeft gekregen in beschermde omgeving te moeten wonen. we merken dat hij verward is, achterdochtig. (…).

Klachten:

Huisbezoek 12 juni 2018. (…). Hij vertelt uit zichzelf dat zijn vrouw 5 jaar geleden overleden is. Er zijn 3 kinderen, met dochter [eiseres] is al lang geen contact, ze heeft nooit interesse getoond. Zoon [gedaagde 1] heeft alles van zijn vrouw gestolen, patient zegt ‘ik vervloek hem.’ Hij heeft een ziekenhuisje thuis, maar is geen arts. Zoon [gedaagde 2] is KNO arts, hij zorgt goed voor alles. De familierelaties zijn beroerd. Hij noemt zijn kinderen, sinds ze uit huis zijn ‘ondingen’, behalve [gedaagde 2] . (…). Patiënt vertelt bezig te zijn naar huis te gaan. Niet dat het hier niet goed is, het is zelfs uitstekend. Maar hij wordt beschouwd als een idioot, niet door de mensen hier, maar door de geriater in het ziekenhuis. Een paar jaar geleden is tegen hem gezegd dat hij niet dement was en ook niet zou worden. en nu beweert die geriater dat wel. (…). Patiënt vertelt in 1996 met pensioen te zijn gegaan op 65-jarige leeftijd (klopt niet). Hij is niet tevreden over zijn pensioen. Het is vernield door zijn zoon en het Rijk. Hij heeft veel controles gedaan bij artsen die de fout in waren gegaan. Hij heeft veel boetes uitgedeeld. (…). Patient vindt zichzelf niet vergeetachtig. Hij kan niet op de straatnaam komen van zijn adres, ergens bij de ingang van het dorp. (…). Ik wil dat ik normaal ben en blijf. Zolang het kan qua gezondheid en financiën. ‘Ik heb uitkering aan 2 van de 3 kinderen stop gezet’. Meerdere malen tijdens het gesprek geadviseerd hier te blijven omdat alle zorg hier aanwezig is. Patiënt erkent dat, maar komt toch steeds terug op het feit dat hij naar huis wil.

Psychiatrische voorgeschiedenis:

15-05-2018: [naam ziekenhuis] dagonderzoek ouderengeneeskunde:

-cognitieve stoornissen bij vasculaire dementie

-recent delier tijdens opname

-geen genoemde stemmingsklachten, wel hoge GDS

-forse achterdocht, wanen en confabuleren

(…)

Psychiatrisch onderzoek:

(…).

Klachtenpresentatie: uit geen klachten. Bewustzijn: helder. De aandacht is te trekken, moeizaam te houden, dwaalt snel af en verliest zich in zijn verhalen. Premorbide IQ: academisch. Uitvoerende functies: verminderd in staat tot logisch denken, plannen, organiseren.

Er zijn korte termijn geheugenstoornissen en ook hiaten in lange termijn geheugen. Woordvindstoornissen. Geen stoornissen in de waarneming. Het denken is normaal van tempo, het beloop is confabulerend, de inhoud is gepreoccupeerd met verstoorde relatie met kinderen. Er is sprake van achterdocht. Pt is erg beschuldigend naar een van zijn kinderen mbt het stelen van geld, verkopen van juwelen. (…). Handelen en houding: Pt is vriendelijk en cooperatief in het contact. Sociaal vaardig. Houdt een façade op. (…). Ziektebesef: beperkt. Ziekte inzicht: afwezig.

(…).

Conclusie, diagnose:

Het betreft een 91-jarige man, kaakchirurg, sinds kort wonend in het Witte Huis. In mei 2018 is in het [naam ziekenhuis] de diagnose vasculaire dementie gesteld. Patient geeft aan naar huis te willen. Er is geen ziekte inzicht.

Classificatie volgens DSM:

(…).

Diagnoses (3)

(…) Uitgebreide vasculaire neurocognitieve stoornis: zonder gedragsstoornissen.”

3.6.

Op 14 augustus 2018 en op 11 september 2018 heeft erflater de notaris bezocht om een aanpassing van zijn testament te bespreken. Bij deze gesprekken waren erflater en de notaris aanwezig. Op verzoek van de notaris heeft de keuringsarts onderzocht of erflater in staat was zijn wil te bepalen. Op 11 oktober 2018 heeft erflater, vergezeld van zijn schoondochter, een bezoek gebracht aan de keuringsarts. De keuringsarts heeft op 14 november 2018 schriftelijk zijn advies uitgebracht aan de notaris. Op 10 december 2018 heeft erflater bij de notaris zijn gewijzigde testament ondertekend.

3.7.

Na het overlijden van erflater heeft de rechtbank op verzoek van [eiseres] bij beschikking van 6 mei 2021 de gerechtelijk deskundige benoemd als voorlopig deskundige. De gerechtelijk deskundige is naast emeritus hoogleraar, oprichter van het Alzheimercentrum Amsterdam en hij heeft hier tot 2023 gewerkt. De gerechtelijk deskundige heeft bij rapportage van 25 oktober 2021 gerapporteerd.

4Het geschil

4.1.

[eiseres] vordert, samengevat en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

I. de verklaring voor recht dat erflater (a) ten tijde van het ondertekenen van het testament leed aan een geestelijke stoornis en (b) voorts dat deze stoornis toen een redelijke waardering van de bij de uiterste wilsbeschikking betrokken belangen belette ofwel dat de wilsverklaring onder invloed van de geestelijke stoornis is gedaan;

II. de nietig verklaring dan wel de vernietiging van het testament;

II. het bevel aan partijen over te gaan tot verdeling van de nalatenschap en de benoeming van een notaris ten overstaan van wie partijen zullen overgaan tot verdeling;

IV. de veroordeling van [gedaagde 2] tot betalen van de kosten gemaakt ten behoeve van het deskundigenonderzoek van € 2.400,00 inclusief BTW;

V. de veroordeling van [gedaagde 2] in de proceskosten.

4.2.

[gedaagde 2] voert verweer. Hij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure. [gedaagde 1] heeft geen verweer gevoerd en de inhoud van de dagvaarding onderschreven en erkend.

4.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5De beoordeling

Nietigheid testament

5.1.

[eiseres] vordert de nietigverklaring van het testament en stelt daartoe dat erflater ten tijde van het tekenen van het testament niet meer in staat was de financiële en juridische gevolgen van het testament te overzien en niet in staat was zijn wil te vormen zoals vereist is voor een rechtshandeling zoals het opstellen van een testament.

5.2.

Op grond van het bepaalde in artikel 3:33 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is voor het maken van een testament nodig dat erflater in staat was zijn wil te bepalen. Uit artikel 3:34 lid 1 BW volgt dat indien erflater op 10 december 2018 leed aan een geestelijke stoornis, de bij zijn verklaring behorende wil geacht wordt te ontbreken, indien de stoornis een redelijke waardering van de bij de handeling betrokken belangen belette, of indien de verklaring onder invloed van die stoornis is gedaan. 1 De woorden “geacht wordt te ontbreken” vestigen een onweerlegbaar vermoeden.

5.3.

Een en ander betekent niet dat wie aan een geestelijke stoornis lijdt, nooit een uiterste wilsbeschikking kan maken. Dit zal mede afhangen van de ernst van die stoornis en de ingewikkeldheid van de desbetreffende wilsbeschikking. Hoe zwaarder de geestesstoornis, hoe ingrijpender de beslissing en hoe zwaarwegender de belangen, des te hoger zijn de eisen die aan een redelijke waardering mogen worden gesteld. Eveneens is relevant of de inhoudelijke bepalingen van het testament complex zijn of niet. 2

5.4.

De in het testament op 10 december 2018 aangebrachte wijziging is op zich niet complex. Een van de drie kinderen is benoemd tot erfgenaam, de andere twee kinderen verkrijgen een legaat ter hoogte van hun legitieme portie waardoor zij de helft krijgen van wat ze hadden gekregen als ze als erfgenaam waren aangewezen. Wel is sprake van zwaarwegende belangen. Kinderen ervaren een onterving zijn algemeenheid als een ingrijpende gebeurtenis. [eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij zich afgewezen voelt door erflater, dat zij de laatste jaren niet werd herkend, dat zij geen contact had met hem en dat ze daar erg verdrietig over is. Zij wil graag erkenning als dochter van erflater.

Rapport gerechtelijk deskundige

5.5.

De rechtbank heeft de gerechtelijk deskundige als voorlopig deskundige benoemd. De gerechtelijk deskundige had bij zijn onderzoek de beschikking over het medisch dossier van erflater. In zijn rapportage gedateerd 25 oktober 2021 heeft hij onder meer gewezen op eerdere medische onderzoeken van erflater en de daarin opgenomen conclusies. Hij heeft onder meer gewezen op de brief van de internist-ouderengeneeskunde van 15 juni 2015 waarover hij het volgende in zijn rapport heeft opgenomen (waarbij de schuingedrukte woorden een toevoeging van de gerechtelijk deskundige zijn) (zie 3.3):

“Hulpvraag centreert zich rondom de loopstoornissen en de valneiging. Bij het onderzoek vallen geheugenstoornissen op. Ook is patiënt niet altijd even coherent; maakt veel grapjes, mogelijk om defecten te maskeren. De IADL score is licht afwijkend; de MMSE met 24/30 net op de norm. De kloktekentest wordt goed uitgevoerd. Op de CT-hersenen worden uitgebreide witte stofafwijkingen gezien waarvoor een MRI geïndiceerd wordt geacht. De loopstoornissen worden toegeschreven aan deze afwijkingen, tevens ook mogelijk geheugen en executieve stoornissen. In 2015, 3 jaar voor de testamentswijziging, zijn er dus al cognitieve en loopstoornissen, die goed verklaard kunnen worden door de forse witte stofafwijkingen op CT. Van belang is hier dat vanwege de geringe sensitiviteit maar hoge specificiteit van de CT scan voor dergelijke afwijkingen, wanneer dergelijke afwijkingen op een CT worden gezien, de vaatschade erg groot is.”

5.6.

Verder heeft de gerechtelijk deskundige onder meer gewezen op de brief van [instantie] van 28 juni 2018 (zie 3.5):

“Een brief van [instantie] , dd 28-09-2018. Patiënt wordt bezocht in het verpleeghuis waar na de recente opname is beland. De diagnose wordt bevestigd en tevens wordt vermeld dat patiënt geen ziekte-inzicht heeft. Hij is gepreoccupeerd met de getroebleerde relatie met de kinderen en toont zich achterdochtig. De genoteerde observaties wijzen op gevorderde dementie zonder ziekte inzicht.”

5.7.

De gerechtelijk deskundige komt in zijn rapport tot de conclusie dat erflater op 10 december 2018 niet in staat was zijn wil te bepalen:

Beantwoording van de vragen

1. Was erflater op en rond 10 december 2018 voldoende helder van geest om zijn wil te vormen ten aanzien van het opstellen van zijn testament? Antwoord: ik meen dat er voldoende harde aanwijzingen zijn in het dossier om te constateren dat patiënt eind 2018 niet in staat was te overzien wat de gevolgen zouden zijn van hetgeen vastgelegd werd in het testament. De notaris heeft terecht twijfels gehad omtrent de geestelijke vermogens van patiënt, maar helaas heeft de ‘arts Maatschappij en Gezondheid’, op onjuiste gronden en zonder deugdelijk onderzoek, ten onrechte geconstateerd dat patiënt in staat was zijn wil te bepalen, zonder hierbij expliciet te vermelden ter zake van wat.

2. Was erflater op 10 december 2018 in staat om de financiële en juridische gevolgen te overzien van de inhoud van zijn testament? Antwoord: zie ook mijn vorige antwoord. Op basis van de gegevens in het dossier moet worden aangenomen dat erflater op 10-12-2018 NIET in staat was om de volledige gevolgen van de inhoud van het testament volledig te overzien.

3. Zijn er voor het overige nog feiten en omstandigheden die volgens u relevant zijn voor de beoordeling van de wilsbekwaamheid van erflater ten tijde van het opstellen van zijn testament? Antwoord: ik heb geen overige relevante feiten of omstandigheden in het dossier gevonden.

5.8.

De gerechtelijk deskundige is op 3 december 2024 ook als getuige gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:

“1. Wilt u uw conclusie toelichten uit het deskundigenrapport?

a. Ik heb het hele dossier in 2021 gezien en daar een oordeel over gevormd. Dat heb ik gister nog eens doorgelezen.

b. Ja. Ik heb patiënt natuurlijk niet gezien. Wat je doet is dat je afgaat op wat in het dossier staat. In dit geval was er al ruim in 2015 gedocumenteerd dat er sprake was van cognitieve achteruitgang ondersteund met hulponderzoek. Een CT-scan en een MRI-scan waarbij forse vaatschade was aangetoond. Vanaf 2015 tot eind 2018 was er erge cognitieve achteruitgang vastgesteld. Dat was gedocumenteerd met een aantal scores op de MMSE. Je moet je oordeel vellen op basis van wat er op papier staat. In veel zaken is dat helaas onvoldoende. In deze zaak was er veel documentatie zodat ik een goed beeld kon vormen van de achteruitgang en de complicaties in de zin van de achteruitgang en de voortschrijding van het proces wat leidt tot dementie.

(…)

d. Het testament zelf opstellen kon hij sowieso niet, maar hij kon ook niet met dit

ziektebeeld de consequenties van het tekenen inschatten. Dat komt omdat je met dit ziektebeeld niet goed vooruit kunt denken. Op basis van dit dossier had ik de notaris dringend geadviseerd om dat niet te doen, omdat ik denk dat patiënt op dat moment niet bekwaam was om te bepalen wat zijn beslissing voor gevolgen zou hebben c.q. dat ik denk dat hij zeker niet in staat is geweest om ten volle te begrijpen wat er eigenlijk stond. Ik zeg dit bewust zo omdat er maar weinig zaken zijn die ik in de loop der tijd heb gedaan, waarbij de documentatie zo eenduidig is en die de aftakeling zo goed laat zien. Uit het hele dossier wordt duidelijk dat er sprake is van een jarenlange achteruitgang van de cognitieve vermogens en dat sterkt mij in de overtuiging dat je echt kunt aannemen dat patiënt eind december ten tijde van het tekenen van het testament niet wilsbekwaam was.

e. Het zou kunnen dat het overkwam alsof meneer wel wilsbekwaam was. Er zijn

bij elke vormen van dementie sprake van façadegedrag, waarbij het lijkt alsof

patiënt alles in de smiezen heeft, maar dat is een heel dun plaatje. Dat heet ook niet voor niks façadegedrag. Het is iets dat heel veel voorkomt bij alle vormen van dementie en het heeft vaak te maken met heel onbeduidende zaken zoals welke dag het is vandaag. Dan verzint de patiënt een verhaal, waardoor het lijkt alsof het aardig gaat met de patiënt. Als het gaat om complexe zaken, zoals een testament, waarbij verregaande beslissingen worden genomen dan gaat het erom dat de patiënt kan begrijpen wat erin staat. Dat is in dit geval niet zo. Het is zodanig duidelijk door de gedocumenteerde achteruitgang, dat er wat mij betreft geen twijfel over is.

(…)

Op vragen van mr. W.S. Santema antwoord ik als volgt:

(…)

3. Kun je aan de hand van of iemand consistent is in iemands wens afleiden of iemand wilsbekwaam is?

a. In het algemeen zou je zeggen als iets consistent wordt geuit dat het zou kunnen betekenen dat het een wens is van de betrokkenen die kennelijk diep zit. In het geval van dementie kan zogenaamde consistentie ook betekenen dat het een perseveratie is op een thema wat betekent dat het niet per se voortkomt uit een diepgewortelde wil. Dat is een veelvoorkomend fenomeen bij dementie, maar dat hoeft niet te betekenen dat iemand dat per se wil.

4. Wilt u daarmee zeggen dat er had moeten worden doorgevraagd op de wil?

a. Ja. Juist omdat aan de oppervlakte mensen met dementie dat allemaal nog aardig kan lijken en dat mensen oneindig iets kunnen herhalen. Het is juist van het allergrootste belang dat je doorvraagt op de diepere betekenis en de bedoeling van wat je gaat ondertekenen en de gevolgen van wat je gaat ondertekenen. Dat is naar mijn weten niet gebeurd.”

5.9.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de gerechtelijk deskundige, een specialist op het gebied van de neurologie en alzheimer in het bijzonder, in zijn rapport en tijdens het getuigenverhoor op overtuigende wijze verklaard dat erflater als gevolg van de dementie waaraan hij leed niet in staat was de gevolgen te overzien van hetgeen in het testament werd vastgelegd. De deskundige verwijst onder andere naar de in juni 2018 opgestelde rapporten door een klinisch geriater, een psychiater en een sociaal geriater, welke stukken in deze procedure zijn overgelegd en waaruit de rechtbank onder 3 heeft geciteerd.

5.10.

[gedaagde 2] heeft tegen deze rapporten nog ingebracht dat de verwardheid van erflater, waarnaar in deze rapporten uit 2018 wordt verwezen, is ontstaan door een nierbekkenontsteking waarvan erflater in februari 2018 last had en die heeft geleid tot een delier en de verwarring. Aan deze stellingen gaat de rechtbank voorbij. [gedaagde 2] heeft niet toegelicht dat en waarom deze nierbekkenontsteking in februari 2018 heeft geleid tot verwarring en waandenkbeelden bij erflater in juni 2018. Evenmin heeft hij toegelicht wat deze nierbekkenontsteking te maken heeft met de in de rapporten opgenomen diagnoses “cognitieve stoornissen bij vasculaire dementie” en “uitgebreide vasculaire neurocognitieve stoornis”.

Advies van de keuringsarts

5.11.

De notaris heeft, met een verwijzing naar het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening, de keuringsarts ingeschakeld voor het verkrijgen van een onafhankelijk medisch advies inzake de wilsbekwaamheid van erflater. De keuringsarts heeft tijdens het getuigenverhoor verklaard dat hij wist dat het daarbij ging om het beoordelen van de wilsbekwaamheid van erflater in verband met het opstellen van een testament. De keuringsarts heeft schriftelijk op 14 november 2018 het volgende geadviseerd:

Advies

Betrokkene is medisch gezien in staat zijn eigen uitdrukkelijke wil voldoende duidelijk en consistent kenbaar te maken.

Onderzoeksactiviteiten:

11-10-2018 : Uw verzoek om een onafhankelijk medisch advies is schriftelijk

ontvangen.

: Consult bij [de keuringsarts], arts maatschappij en gezondheid.

Er is geen lichamelijk onderzoek uitgevoerd ter objectivering van de door betrokkene aangegeven beperkingen.

De anamnese en observaties tijdens het spreekuur geven voldoende informatie om de plausibiliteit van de beperkingen en de realiteit ervan te objectiveren.

Ter completering van de medische gegevens zou aanvullend nog informatie worden toegezonden. Deze is tot op heden niet ontvangen.

Er zijn geen medische gegevens opgevraagd bij de behandelende sector. De medische situatie van betrokkene is reeds bekend en de reeds aanwezige informatie is toereikend om een oordeel te kunnen vormen.

14-11-2018 : datum advies.”

5.12.

De rechtbank is van oordeel dat aan het advies van de keuringsarts, mede gelet op het deskundigenrapport van de gerechtelijk deskundige en diens getuigenverklaring, geen waarde kan worden toegekend. De keuringsarts beschikte niet over adequate medische informatie ten aanzien van erflater. Erflater is vergezeld van zijn schoondochter, de echtgenote van [gedaagde 2] , op 11 oktober 2018 bij de keuringsarts geweest. In zijn advies heeft de keuringsarts opgenomen dat de schoondochter niet heeft deelgenomen aan het gesprek, maar daarbij wel aanwezig was. Erflater heeft een door hem zelf bij de notaris ingevulde vragenlijst meegenomen, waarop hij onder andere bij de vraag of sprake is van vergeetachtigheid en bij de vraag of hij onder behandeling was voor een neurologische afwijking het antwoord “nee” heeft omcirkeld. Dit terwijl al in 2015, maar ook in 2018 de diagnose dementie was gesteld, waarbij sprake was van vergeetachtigheid en een neurologische afwijking. De keuringsarts heeft bij de onderzoeksactiviteiten geschreven dat ter completering van de medische gegevens aanvullend informatie zou worden toegezonden, maar dat deze niet is ontvangen. De keuringsarts heeft zelf ook geen medische gegevens opgevraagd. De medische situatie van betrokkenen was volgends de keuringsarts reeds bekend en de aanwezige informatie toereikend. De informatie waarover de keuringsarts echter beschikte, lijkt de door erflater ingevulde vragenlijst te zijn, waarin onder meer niet is gewezen op de in juni 2018 gestelde diagnose van vasculaire dementie met forse achterdocht, wanen en confabuleren. En voorts de antwoorden van erflater op door de keuringarts gestelde vragen. De keuringsarts heeft in zijn toelichting opgenomen dat erflater in het verleden een doorbloedingsstoornis in zijn brein heeft doorgemaakt en dat erflater heeft gemeld daar geen blijvende restverschijnselen van te hebben. Dit stemt niet overeen met de verklaringen opgenomen in de medische rapportages waarnaar de gerechtelijk deskundige heeft verwezen en waaruit volgt dat sprake is van blijvende schade in de hersenen van erflater. Ook heeft de keuringsarts opgenomen dat recent een geriatrische analyse heeft plaatsgevonden, maar dat er geen evidente cognitieve stoornissen zijn vastgesteld. Gelet op de medische rapportages uit juni 2018, klopt dit evenmin. De antwoorden van erflater sluiten overigens wel aan bij de in de rapporten opgenomen omstandigheid dat hij zijn ziekte ontkent.

5.13.

De keuringsarts heeft tijdens het getuigenverhoor verklaard dat hij op basis van zijn eigen ervaring onderzoek heeft gedaan. Dat betekent dat hij een gesprek heeft gevoerd. Vervolgens heeft hij erflater een oriënterende screeningtest laten doen om een indruk te krijgen van de cognitieve functies. Hij heeft geschreven dat daaruit bleek dat sprake was van een verminderd kortetermijngeheugen en heeft verklaard dat erflater op dat moment helder en consistent antwoord gaf op de gestelde vragen. Verder heeft de keuringsarts geen onderzoek gedaan.

5.14.

Aldus beschikte de keuringarts niet over de (relevante) medische informatie ten aanzien van erflater die wel beschikbaar was en is hij afgegaan op antwoorden van erflater die aantoonbaar niet juist waren. Tegen deze achtergrond had de keuringsarts niet de juiste informatie om tot een betrouwbaar advies te kunnen komen.

5.15.

Tijdens het getuigenverhoor is de keuringsarts gewezen op onder meer de conclusie in het rapport van 15 mei 2018 dat sprake was van vasculaire dementie met forse achterdocht en confabuleren. Daarop heeft de keuringsarts gezegd dat ook bij vasculaire dementie heldere momenten zijn en dat hij, ook als hij in het najaar van 2018 kennis had gehad van het medische dossier van erflater, tot dezelfde conclusie was gekomen omdat erflater heel consistent aangaf waarom hij zijn testament wilde wijzigen. Dat vond de keuringsarts op dat moment voldoende helder. Hieraan hecht de rechtbank echter geen waarde. Het betrof een verklaring van de keuringsarts nadat hij slechts zeer summier kennis had genomen van een van de rapporten uit juni 2018 en betrof de consistentie van de antwoorden van erflater. Dit terwijl de notaris onder meer moest beoordelen of sprake was van een geestelijke stoornis, die een redelijke waardering van de bij de handeling betrokken belangen belette. De gerechtelijk deskundige heeft voorts verklaard dat consistentie in antwoorden bij het ziektebeeld van erflater niet betekent dat erflater de gevolgen van de wijziging in het testament kon overzien (zie onder 5.8, het antwoord op de derde vraag van mr. Santema).

De notaris

5.16.

De notaris heeft in zijn brief van 21 oktober 2022 een toelichting gegeven op de totstandkoming van het testament. Tijdens het eerste gesprek met erflater, dat één uur heeft geduurd, kwam erflater vastberaden en weldenkend over op de notaris. Hij was consistent in zijn wensen en wist vragen van de notaris goed te beantwoorden. Hij kon naar inschatting van de notaris de gevolgen van zijn wensen goed overzien. Niet is toegelicht hoe de notaris tot deze conclusie is gekomen. In een tweede gesprek heeft de notaris met erflater gesproken over de zorgvuldigheid die hij als notaris moest betrachten bij het opmaken van testamenten die door personen op hoge leeftijd en die hulpbehoevend zijn worden gemaakt. Tijdens het getuigenverhoor heeft de notaris nog gezegd dat ook de omstandigheid dat erflater niet zelf de afspraak had gemaakt, een indicatie was voor het inschakelen van een medisch deskundige. Hoewel de notaris zelf geen twijfels had omtrent de wilsbekwaamheid van erflater heeft hij met erflater besproken dat hij een medisch onderzoek wilde laten verrichten zodat elke twijfel over de wilsbekwaamheid van erflater ook voor later daarmee kon worden weggenomen. Daarop heeft de notaris de keuringsarts ingeschakeld.

De notaris zag in het medisch advies van de keuringsarts van 14 november 2018 de bevestiging van zijn eigen waarneming dat erflater wilsbekwaam kon worden geacht voor het opmaken van het testament. Bij de afspraak waarbij het testament werd getekend, maakte erflater op de notaris wederom een heldere indruk en gaf hij consistent antwoord op de door de notaris gestelde vragen. De notaris concludeert zijn brief als volgt:

“Gedurende het gehele proces heb ik geen twijfel gehad over de wilsbekwaamheid van wijlen (…) [erflater]. Hij kwam telkens consistent over en zijn wensen sprak hij weloverwogen uit. Mijn vragen kon hij steeds goed beantwoorden en in latere gesprekken refereerde hij steeds aan hetgeen wij in eerdere gesprekken hebben besproken. Hij was volgens mijn eigen waarneming, bevestigd door (…)[de keuringsarts], in staat om zijn uitdrukkelijke wil voldoende duidelijk en consistent kenbaar te maken.”

De afweging van de rechtbank

5.17.

Bij het passeren van een testament is het de taak van de notaris om te controleren of de testateur op het moment van het passeren van het testament de strekking van zijn/haar testament kon overzien. Uiteindelijk is het aan de rechter om te bepalen of een uiterste wilsbeschikking nietig is wegens een stoornis van de geestelijke vermogens van de testateur die een redelijke waardering van de betrokken belangen belette.

5.18.

In dit geval heeft de notaris zich bij zijn oordeel mede gebaseerd op een onvoldoende medisch advies van de keuringarts. Uit de omstandigheid dat de notaris advies heeft gevraagd en dus niet zonder een medisch advies het testament van erflater wilde passeren, volgt dat hij zich bij zijn oordeel over de wilsbekwaamheid van erflater mede op het medisch advies van de keuringsarts heeft gebaseerd.

5.19.

Tijdens het getuigenverhoor heeft de notaris voorts verklaard dat hij ten tijde van het opstellen van het testament niet bekend was met de medische diagnoses die ten aanzien van erflater waren gesteld en dat hij het lastig vond om aan de hand van de medische informatie die hem in december 2018 niet ter beschikking stond, achteraf te beschouwen of hij, indien hij die informatie wel had gehad, het testament ook had gepasseerd.

5.20.

In de rapporten van de medische deskundigen uit juni 2018 is opgenomen dat bij erflater sprake was van vasculaire dementie zonder gedragsstoornissen. In het rapport van 28 juni 2018 wordt ook gewezen op het façadegedrag van erflater en dat hij sociaal vaardig is. Dit verklaart wellicht de omstandigheid dat de notaris in dit geval tot het oordeel kwam dat erflater wilsbekwaam was.

5.21.

Gelet op de onder 5.18. tot en met 5.20 genoemde omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval het advies van de gerechtelijk deskundige die op overtuigende wijze heeft verklaard dat erflater als gevolg van de vorm van dementie waaraan hij leed niet in staat was de gevolgen te overzien van hetgeen in het testament werd vastgelegd, van doorslaggevend belang is.

5.22.

De wijziging van het testament door erflater was zwaarwegend, omdat dit ertoe leidde dat twee van de drie kinderen van erflater werden onterfd, terwijl erflater al op hoge leeftijd was en leed aan vasculaire dementie, waarvan de gerechtelijke deskundige heeft geoordeeld dat deze in een zodanig ver stadium was dat erflater de gevolgen daarvan niet meer kon overzien. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat erflater niet in staat was tot een redelijke waardering van de bij het opstellen van het testament betrokken belangen. Daaruit volgt tevens dat de wilsbeschikking onder invloed van de geestelijke stoornis is gemaakt. Hoewel de notaris zorgvuldig heeft gewerkt, hecht de rechtbank onder de gestelde omstandigheden minder betekenis aan het oordeel van de notaris inzake de wilsbekwaamheid van erflater dan aan het oordeel van de gerechtelijk deskundige.

5.23.

Bij dit oordeel weegt de rechtbank mee dat zowel de notaris als de keuringarts wijzen op de consistente wil van erflater, terwijl de gerechtelijk deskundige heeft toegelicht dat de stoornis waaraan erflater leed, juist een redelijke waardering van de bij de handeling betrokken belangen belette. Zie ook het antwoord van de gerechtelijk deskundige tijdens het getuigenverhoor op vraag 3 van de advocaat van [eiseres] en [gedaagde 1] inzake de consistentie in de antwoorden van erflater (zie 5.8).

5.24.

[gedaagde 2] voert nog aan dat in de jurisprudentie in het algemeen meer waarde wordt gehecht aan het oordeel van de notaris die erflater heeft gezien en gesproken dan aan een deskundige die achteraf, zonder de erflater te hebben gesproken, een oordeel uitspreekt. De rechtbank heeft er al op gewezen dat de gerechtelijk deskundige zich van deze omstandigheid bewust is, in die zin dat hij heeft verklaard dat in het algemeen een oordeel op basis van dossieronderzoek lastig is, maar in dit geval niet. Omdat kennelijk sprake is van een uitzonderingssituatie kan de rechtbank doorslaggevende waarde hechten aan het advies van de gerechtelijk deskundige, zeker nu zij van oordeel is dat het medisch advies van de keuringsarts, waarop de notaris (mede) heeft vertrouwd, ontoereikend was. Bovendien is het, gelet op de inhoud van het medisch dossier van erflater, goed mogelijk dat de notaris erflater wilsbekwaam achtte. Dit past in het geschetste ziektebeeld waarbij geen sprake was van gedragsstoornissen en wel van façadegedrag.

5.25.

Bij haar oordeel weegt de rechtbank mee dat in het medisch dossier van erflater wordt gewezen op waandenkbeelden en hallucinaties bij erflater, met name naar de eigen kinderen. Zie de rapporten waaruit de rechtbank onder 3.4 en 3.5 heeft geciteerd. Deze door medisch specialisten geconstateerde waandenkbeelden kunnen de aanleiding zijn geweest voor erflater om zijn testament ten nadele van twee van zijn kinderen te willen wijzigen. De rechtbank benadrukt echter dat zij haar oordeel met name baseert op het advies van de gerechtelijk deskundige die heeft geadviseerd dat erflater de gevolgen van hetgeen werd vastgelegd in het testament niet meer kon overzien. Gelet hierop gaat de rechtbank voorbij aan de (getuigen)verklaringen die de door [gedaagde 2] opgeroepen getuigen in eerste instantie schriftelijk en ook later in de contra-enquête hebben afgelegd. Deze getuigen hebben verklaard over het functioneren van erflater. Zij zijn echter geen medisch specialisten en/of hadden ook geen kennis van het medisch dossier van erflater. Aan hun observaties komt derhalve minder waarde toe dan aan het oordeel van de gerechtelijk deskundige. Om dezelfde reden gaat de rechtbank voorbij aan het verweer van [gedaagde 2] dat hij de stellingen van [eiseres] en [gedaagde 1] dat erflater zich bij het wijzigen van zijn testament op waandenkbeelden heeft gebaseerd, heeft ontkracht en kan zij de desbetreffende stellingen van [eiseres] en [gedaagde 1] en het daartegen gevoerde verweer, verder onbesproken laten.

Conclusie

5.26.

De rechtbank oordeelt dat het testament nietig is. Zij zal de vorderingen van [eiseres] onder I. en II. toewijzen.

Gevorderde verdeling van de nalatenschap

5.27.

[eiseres] heeft ook gevorderd dat de rechtbank partijen beveelt over te gaan tot verdeling van de nalatenschap en de benoeming van een notaris ten overstaan van wie partijen zullen overgaan tot verdeling. In de laatste conclusie na (contra) enquête namens [eiseres] en [gedaagde 1] hebben zij de rechtbank verzocht om, alvorens een eindvonnis te wijzen, het vorige testament van erflater in het geding te mogen brengen. Dat zou zijn een testament gepasseerd op 1 juni 1993. Het partijdebat betrof in het geheel niet het eerdere testament van erflater en partijen hebben daarover ook geen stellingen ingenomen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om in deze fase van de procedure, [eiseres] en [gedaagde 1] de gelegenheid te geven dit testament alsnog in te brengen.

Proceskosten

5.28.

Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Voor wat betreft de kosten van het deskundigenrapport oordeelt de rechtbank dat ook [gedaagde 2] aan die kosten moet bijdragen. Zij zal [gedaagde 2] veroordelen tot betaling aan [eiseres] van € 800 inclusief BTW, 1/3e van het door [eiseres] aan de gerechtelijk deskundige betaalde bedrag.

6De beslissing

De rechtbank:

6.1.

verklaart voor recht dat erflater ten tijde van het ondertekenen van het testament verleden op 10 december 2018 leed aan een geestelijke stoornis die een redelijke waardering van de bij de uiterste wilsbeschikking betrokken belangen belette;

6.2.

verklaart voor recht dat het testament van erflater van 10 december 2018 nietig is;

6.3.

veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling van een bedrag van € 800 inclusief btw en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;

6.4.

compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

6.5.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2025.

1

Parket bij de Hoge Raad 1 oktober 2021, ECLI:NL:PHR:2021:917.

2

Gerechtshof Den Haag 29 augustus 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:2703.



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733