Essentie (redactie)
Gedaagde voorafgaand aan ondercuratelestelling betrokkene voor hem gezorgd (huishoudelijke taken, boodschappen doen, koken, hond uitlaten, lichamelijke verzorging). Zij ontving hiervoor geen loon of vergoeding, wel heeft betrokkene grote geldbedragen aan haar geschonken. Rechtbank heeft gedaagde in gelegenheid gesteld om te bewijzen dat schenkingen niet door misbruik van omstandigheden tot stand zijn gekomen. Niet geslaagd in bewijsopdracht, schenkingen vernietigd, gedaagde moet € 98.039,70 aan curator betrokkene betalen.
Datum publicatie | 14-08-2025 |
Zaaknummer | C/10/668970-11082025 |
Procedure | Eerste aanleg - enkelvoudig |
Zittingsplaats | Rotterdam |
Rechtsgebieden | Civiel recht |
Trefwoorden | Meerderjarigenbescherming; Curatele; Familieprocesrecht |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Gedaagde is niet geslaagd in haar bewijsopdracht dat de schenkingen niet onder invleod van misbruik van omstandigheden hebben plaatsgevonden. De getuigenverklaring van gedaagde is een bevestiging van de omstandigheden die door eiseres zijn gesteld, aan de getuigenverklaring van haar dochter wordt geen waarde toegekend en de getuigenverklaring van de huisarts is ook niet in het voordeel van gedaagde. De aan haar geschonken bedragen moet zij uti hoofde van onverschuldigde betaling terugbetalen.Volledige uitspraak
Team handel en haven
zaaknummer: C/10/668970 / HA ZA 23-987
Vonnis van 9 juli 2025
in de zaak van
Van Rijn Bewind B.V., in haar hoedanigheid van curator van [naam 1] ,
vestigingsplaats: Maasdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. G. Grijs,
tegen
[gedaagde] ,
woonplaats: Klaaswaal,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A. Quispel.
De partijen worden hierna ‘Van Rijn Bewind’, ‘ [naam 1] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.
1De procedure
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
-
het tussenvonnis van 29 mei 2024 en de daarin genoemde stukken;
-
de akte uitlaten bewijslevering van [gedaagde] ;
-
het e-mailbericht van Van Rijn Bewind van 6 september 2024 dat [naam 1] niet in staat is om een getuigenis af te leggen, met bijlagen;
-
het proces-verbaal van het door de rechtbank op 1 oktober 2024 afgelegde bezoek aan [naam 1] in het verpleeghuis;
-
het proces-verbaal van het op 17 oktober 2024 gehouden getuigenverhoor;
-
het proces-verbaal van het op 23 januari 2025 gehouden getuigenverhoor en de door partijen overgelegde stukken;
-
de aanvullende bijlage 16 van de zijde van Van Rijn Bewind;
-
de conclusie na enquête van Van Rijn Bewind;
-
de conclusie na enquête van [gedaagde] .
2De verdere beoordeling
Waar gaat de zaak over?
[gedaagde] heeft in de jaren voorafgaand aan de ondercuratelestelling van [naam 1] (per 21 februari 2023) voor hem gezorgd. De zorg bestond uit het verrichten van huishoudelijke taken, boodschappen doen, koken, de hond uitlaten en de lichamelijke verzorging van [naam 1] . [gedaagde] ontving geen loon of vergoeding voor het werk wat zij voor [naam 1] deed. Wel heeft [naam 1] in de periode van 15 juli 2020 tot en met 3 december 2021 grote geldbedragen aan [gedaagde] geschonken. Van Rijn Bewind eist in deze procedure dat [gedaagde] dat terugbetaalt op grond van misbruik van omstandigheden.
Bewijsopdracht
In het tussenvonnis van 29 mei 2024 is overwogen dat voldoende feiten en omstandigheden zijn gesteld waaruit volgt dat de schenkingen die [naam 1] tussen 15 juli 2020 en 3 december 2021 van in totaal € 98.039,70 aan [gedaagde] heeft verricht, onder misbruik van omstandigheden hebben plaatsgevonden en dat [gedaagde] met haar handelen de totstandkoming daarvan heeft bevorderd. De schenkingen zijn dan ook in beginsel vernietigbaar.
Gelet op het bewijsregime van artikel 7:176 BW is [gedaagde] vervolgens in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat de schenkingen niet door misbruik van omstandigheden tot stand zijn gekomen. Om aan deze bewijsopdracht te voldoen heeft [gedaagde] zichzelf, haar dochter ( [naam 2] ), [naam 3] (sociaal psychiatrisch verpleegkundige) en [naam 4] (huisarts) als getuigen laten horen en zij heeft nadere stukken ingediend.
Wat hebben de getuigen verklaard?
Getuige [gedaagde] heeft – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
[gedaagde] kent [naam 1] al lange tijd als goede vriend. Zij is, met name na het overlijden van de echtgenote van [naam 1] , steeds meer verzorgende taken voor hem gaan verrichten. Dit betrof huishoudelijke taken zoals schoonmaken, boodschappen doen en het eten koken, administratieve taken en de persoonlijke verzorging van [naam 1] (bijv. verschoning na een ongelukje als gevolg van anale incontinentie). [gedaagde] beschikte over de pinpas en de pincode van [naam 1] om boodschappen voor hem te doen. In de laatste periode dat [naam 1] thuis woonde, bracht [gedaagde] iedere dag een maaltijd naar hem.
[naam 1] had zijn leven lang al een alcoholverslaving en zorgde slecht voor zichzelf en zijn omgeving. Hij dronk ongeacht het tijdstip van de dag 24 flesjes per dag. Hij was soms apathisch en depressief en hij had een progressieve oogaandoening waardoor hij steeds slechter zag. Hij gebruikte een loep en kon uiteindelijk niet meer autorijden. [naam 1] zag er onverzorgd uit en zijn woning ook, maar dat was nou eenmaal wie hij was. Als [naam 1] geen hulp meer had gehad, was het niet goed met hem gegaan en zou hij vervuilen. [naam 1] kreeg ook regelmatig bezoek van [naam 3] van Antes, een psychiater en iemand van een zorginstelling. [naam 3] heeft vastgesteld dat [naam 1] nog wilsbekwaam was. [naam 1] wilde met [gedaagde] trouwen, maar dat wilde zij niet. [gedaagde] heeft nooit om geld gevraagd. [naam 1] wilde zijn geld aan haar geven omdat hij het zelf toch niet op kon maken. [gedaagde] heeft zowel met als zonder [naam 1] geld opgenomen van de bankrekening van [naam 1] bij een pinautomaat omdat zij geen belasting over de schenking wilde betalen.
Getuige [naam 4] (huisarts) heeft – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
[naam 4] is van 1998 tot begin 2023 de huisarts van [naam 1] geweest. In de periode medio 2020 tot december 2021 ging het heel wisselend met [naam 1] . Als het op zijn slechtst ging met [naam 1] dan was er sprake van verregaande verwaarlozing; hij lag vooral op bed en dronk grote hoeveelheden alcohol. [naam 1] werd in grote mate verzorgd door [gedaagde] en [naam 5] . Als [gedaagde] er niet was dan at [naam 1] niet en lag hij vervuild op bed. [naam 1] had altijd verzorging nodig. Zijn zicht was zo slecht dat hij nauwelijks een hand voor ogen zag en hoogstwaarschijnlijk niet meer kon lezen of naar buiten kon gaan om zelfstandig boodschappen te doen. [naam 1] had een alcoholverslaving en de GGZ heeft in april 2021 geconcludeerd dat [naam 1] een cognitieve stoornis had als gevolg van alcoholgebruik, in welke conclusie [naam 4] zich volledig kan vinden. De GGZ heeft ook de diagnose van een persoonlijkheidsstoornis (querulant narcistische persoonlijkheid) gesteld. [naam 1] is langzaam afgegleden en heeft meerdere psychiatrische diagnoses gekregen. Ook was er sprake van initiatiefarmoede en had [naam 1] verzorging nodig. [naam 4] heeft niet zelf waargenomen dat de cognitieve stoornis door alcoholabusus het beoordelingsvermogen van [naam 1] heeft beïnvloed.
In het dossier van [naam 4] staan diverse notities die te maken hebben met geld dat [naam 1] aan [gedaagde] heeft betaald. [naam 4] vond het logisch dat [naam 1] [gedaagde] betaalde voor haar inspanningen en heeft daar nooit vraagtekens bij gezet. Het is [naam 4] niet bekend om hoeveel geld het gaat. Bij de GGZ was het ook bekend dat [naam 1] geld aan [gedaagde] gaf. Op 13 juli 2021 en 14 september 2021 is daar contact over geweest tussen [naam 4] en [naam 3] . Volgens [naam 3] hadden [naam 1] en [gedaagde] elkaar in de tang, hetgeen [naam 4] onderschrijft. [gedaagde] betekende veel voor [naam 1] en hij hield haar zorg in stand door geld te geven. [naam 1] zei wel vaak “ [gedaagde] is mijn maatje”. [naam 1] bevestigde, desgevraagd, in december 2022 aan [naam 4] dat hij geld had gegeven aan [gedaagde] . Het ging volgens [naam 1] om veel geld.
Het is [naam 4] onduidelijk of [naam 1] in de betreffende periode van de schenkingen in staat was om zijn eigen financiën te regelen.
Getuige [naam 3] (sociaal psychiatrisch verpleegkundige) heeft geen inhoudelijke verklaring afgelegd omdat zij een beroep heeft gedaan op haar functioneel verschoningsrecht.
Getuige [naam 2] (dochter van [gedaagde] ) heeft – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
[naam 2] kent [naam 1] al haar hele leven. Vanaf 2020 kwam zij bij hem thuis om zijn haren te knippen en eten te brengen, waarvoor zij een kleine vergoeding kreeg. In de periode 2020 – 2021 was [naam 1] volgens haar goed bij zijn verstand en kon zij normale gesprekken met hem voeren. [naam 1] had last van zijn ogen en gebruikte een loep om te lezen. Ook had hij moeite met lopen. Tot het moment dat [naam 1] in maart 2023 gedwongen werd opgenomen, kwam [naam 2] bij [naam 1] over de vloer. Behalve dat hij oogproblemen had, heeft zij nooit gemerkt dat het niet goed met hem ging. Zij had altijd heel normale gesprekken met [naam 1] . Begin 2023 is hij nog zelfstandig met zijn hond naar het huis van haar moeder gelopen. [naam 1] heeft aan haar verteld dat hij schenkingen aan haar moeder had gedaan vanwege de hulp die zij hem bood. [naam 1] heeft de schenkingen welbewust gedaan. Hij wist heel goed wat er financieel allemaal binnenkwam en weer uitging. [naam 1] was niet heel erg verwaarloosd. [naam 1] koos ervoor om op een bepaalde manier te leven.
In het door [gedaagde] overgelegde rapport van 7 februari 2021 opgesteld door (onder andere) [naam 3] wordt onder meer het volgende vermeld:
DSM-classificatie van 23 feb 2021:
Diagnoses (…)
Beperkte neurocognitieve stoornis door alcohol: amnetisch -confabulerend type
(…) stoornis in alcoholgebruik: matig
(..) andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis
Inmiddels is betrokkene 2x door psychiater [naam 6] beoordeeld met de vraag of gedwongen opname noodzakelijk is. Aanvankelijk leek dat wel het geval, daar er sprake was van forse verwaarlozing en agressie naar hulpverleners. Echter inmiddels accepteert patiënt weer zorg in het huishouden via WMO en van buurvrouw [gedaagde] . (…) wel zijn er cognitieve problemen en persisteert alcohol gebruik/misbruik. (…)
Wij vervolgen de casus. (…) Huisbezoeken zijn tevens gericht op observatie van veiligheidscriteria.
In het door Van Rijn Bewind overgelegde schrijven van [naam 7], specialist ouderengeneeskunde, d.d. 9 augustus 2022 wordt onder meer het volgende vermeld:
“(…) Onlangs is uw patiënt [naam 1] verwezen. Met deze brief informeren wij u over onze bevindingen en de voorgestelde behandeling.
“Er zijn cognitieve stoornissen passend bij alcoholgebruik, die beperkend zijn voor de complexe ADL. (…) tevens heeft hij een mantelzorgster [gedaagde] , die hem deels verzorgd. Er zijn sterke aanwijzingen van financieel misbruik van grote bedragen. In haar afwezigheid was meneer ernstig vervuild en bleek niet in staat om voor zichzelf te zorgen. (…) Bij onderzoek zijn er uitgebreide cognitieve stoornissen als ernstig gestoord geheugen en inprenting. Oriëntatie stoornissen in plaats en tijd. Ernstige oordeels en kritiekstoornissen, confabuleren, afwezigheid van ziektebesef en inzicht. (…) Decorumverlies. Tevens sprake van maatschappelijke teloorgang met onvoldoende zorg en vervuiling van huis en lichaam, onvoldoende voeding en verzorging. Hij woont in een huis in zeer slechte toestand. Dit levert gevaar op. Conclusie naast een bipolaire stoornis, die stabiel is en persoonlijkheidsproblematiek van Cluster A en B is er nu sprake van functioneren op dementieel niveau, waarschijnlijk combinatie Alzheimer en vasculair. Ik acht hem wilsonbekwaam t.a.v. financiële situatie en t.a.v. zijn woonomgeving alsmede verzorging. Er is nu sprake van een onacceptabele situatie, waarbij er sprake lijkt te zijn van ouderenmishandeling door financiële uitbuiting (…).
Bewijswaardering
Geoordeeld wordt dat [gedaagde] niet is geslaagd in haar bewijsopdracht. Hierna wordt uitgelegd waarom dat zo is.
[gedaagde] is een partijgetuige in de zin van artikel 164 (oud) Rv. De verklaring van een partijgetuige kan omtrent de door haar te bewijzen feiten geen bewijs in haar voordeel opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. Hoewel de beperkte bewijskracht van een partijgetuigeverklaring per 1 januari 2025 is afgeschaft, geldt – ingevolge het overgangsrecht – het voorheen in de wet bepaalde (artikel 164 lid 2 oud Rv) over de partijgetuige in deze zaak nog altijd, omdat de dagvaarding vóór januari 2025 is uitgebracht. [gedaagde] dient daarom over steunbewijs te beschikken, in die zin dat voldoende aanvullende bewijzen voorhanden moeten zijn die zodanig sterk zijn en zodanige essentiële punten betreffen, dat zij de partijverklaring van [gedaagde] voldoende ondersteunen en geloofwaardig maken. De rechtbank is in haar oordeel ten aanzien van de getuigenverklaring van [naam 2] vrij in haar bewijswaardering. Daarbij is wel van betekenis dat [naam 2] , als dochter van [gedaagde] , net als [gedaagde] zelf een direct belang heeft bij de uitkomst van deze procedure. De rechtbank zou overigens bij toepassing van het nieuwe bewijsrecht niet tot een ander oordeel zijn gekomen.
De getuigenverklaring van [gedaagde] is grotendeels een bevestiging van de omstandigheden die door Van Rijn Bewind zijn gesteld wat betreft haar verzorgende en administratieve taken voor [naam 1] , zijn buitensporige alcoholgebruik, zijn afhankelijkheid van [gedaagde] , het feit dat zij beschikte over de pinpas en pincode van [naam 1] én dat zij zowel met als zonder [naam 1] bij de pinautomaat geld heeft opgenomen van de bankrekening van [naam 1] . Dat [naam 1] volgens [gedaagde] ‘nou eenmaal’ een persoon was die niet om goede verzorging gaf en volgens haar welbewust zijn geld aan haar wilde weggeven, legt onvoldoende gewicht in de schaal om te kunnen oordelen dat de schenkingen niet onder misbruik van omstandigheden tot stand zijn gekomen. Ook de omstandigheid dat [naam 1] geld zou hebben geschonken aan de kerk, betekent niet dat de schenkingen aan [gedaagde] niet vernietigbaar zijn.
De rechtbank kent geen waarde aan de getuigenverklaring van [naam 2] toe. Hetgeen zij heeft verklaard over de fysieke en geestelijke toestand van [naam 1] alsmede zijn woonomgeving tot en met maart 2023 wijkt zo sterk af van hetgeen objectieve derden hierover hebben beschreven in het medisch dossier – in het bijzonder het rapport van 9 augustus 2022, dat haar verklaring niet geloofwaardig wordt geacht.
De getuigenverklaring van huisarts [naam 4] bevat niet zodanige essentiële punten die maken dat zijn getuigenverklaring kan dienen als bewijs ten voordele van [gedaagde] . [naam 4] bevestigt namelijk juist de verregaande verwaarlozing, de cognitieve beperkingen en de afhankelijkheid van [naam 1] ten opzichte van [gedaagde] . Volgens [naam 4] zijn de cognitieve beperkingen bij [naam 1] ontstaan door alcoholgebruik wat resulteerde in ontremd en teruggetrokken gedrag. Ook was volgens [naam 4] sprake van initiatiefarmoede bij [naam 1] en kon hij alleen thuis wonen met verzorging. [naam 4] vond dat [naam 1] en [gedaagde] elkaar in de tang hadden waarmee hij de afhankelijkheidspositie van [naam 1] ten opzichte van [gedaagde] bevestigt.
Afgaande op de overgelegde medische stukken die een periode van jaren beslaan, lijkt sprake geweest te zijn van een steeds verdergaande verslechtering van de (geestelijke) gezondheid en persoonlijke situatie van [naam 1] . Er was sprake van een alcoholverslaving, ernstige verwaarlozing, een neurocognitieve stoornis en uiteindelijk is geconstateerd dat sprake is van functioneren op dementieel niveau, zoals vastgelegd in het rapport van de specialist ouderengeneeskunde. Dit is niet van de één op de andere dag ontstaan, maar is een proces van langere tijd geweest. Dat op 9 augustus 2022 aanleiding bestond voor een gedwongen opname en door de betrokken arts werd beoordeeld dat [naam 1] wilsonbekwaam was, betekent niet dat in de periode daarvóór geen sprake kan zijn geweest van misbruik van omstandigheden. Daarnaast volgt, anders dan [gedaagde] betoogt, uit het rapport van [naam 3] van 7 februari 2021 niet dat [naam 1] toen wél wilsbekwaam was. Dit staat er immers niet. Er is door haar wel gerapporteerd dat sprake is van een neurocognitieve stoornis en een stoornis in alcoholgebruik, hetgeen [naam 4] heeft bevestigd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat [gedaagde] niet is geslaagd in haar bewijsopdracht. Zij heeft niet bewezen dat de schenkingen niet onder invloed van misbruik van omstandigheden hebben plaatsgevonden.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat vast komt te staan dat de schenkingsovereenkomsten tussen [naam 1] en [gedaagde] tot stand zijn gekomen door misbruik van omstandigheden. Het beroep van Van Rijn Bewind op vernietiging van de schenkingsovereenkomsten slaagt hierdoor en [gedaagde] moet de aan haar geschonken bedragen van in totaal € 98.039,70 uit hoofde van onverschuldigde betaling aan Van Rijn Bewind terugbetalen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv) . De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Van Rijn Bewind moet betalen op € 107,32 aan dagvaardingskosten, € 625,- aan griffierecht, € 6.070,- aan salaris voor de gemachtigde (5 punten x € 1.214,-) en € 178,- aan nakosten. Dat is in totaal € 6.980,32. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Van Rijn Bewind dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv) . Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.
3De beslissing
De rechtbank:
vernietigt de overeenkomsten van schenking voor een totaal van € 98.039,70;
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis aan Van Rijn Bewind te betalen € 98.039,70 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de datum van de betreffende schenking tot de dag dat volledig is betaald;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Van Rijn Bewind worden begroot op € 6.980,32;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Dooren en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.
3102
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733