Essentie (redactie)
Er bestaat geen wettelijke grondslag voor het toekennen van een ‘rentecompensatievergoeding’ aan de vrouw. Weliswaar komt de man door de toedeling van de woning aan hem en het behoud van de gunstige hypotheekrente in een gunstigere positie terecht dan de vrouw, maar die omstandigheid vindt zijn oorzaak in de geldende verhuisregeling bij de bank en niet in enig toedoen of nalaten van de man. Bovendien is berekening van ‘rentecompensatiervergoeding’ afhankelijk van allerlei onzekere variabelen en daardoor niet vast te stellen.
Datum publicatie | 06-08-2025 |
Zaaknummer | C/05/434364 / HA ZA 24-183 |
Procedure | Eerste aanleg - enkelvoudig |
Zittingsplaats | Arnhem |
Rechtsgebieden | Civiel recht |
Trefwoorden | Familievermogensrecht; Medewerking aan verkoop/toedeling |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Ex-samenwoners. Verdeling woning. Geen wettelijke grondslag voor 'rentecompensatievergoeding' aan de vrouw, bij overname van de woning door de man, waarbij hij gebruik maakt van de verhuisregeling en de hypothecaire lening met lage rente voortzet.Volledige uitspraak
Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/434364 / HA ZA 24-183
Vonnis van 30 juli 2025
in de zaak van
[eiser in conv] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. E.E.M. Messink,
tegen
[gedaagde in conv] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. G.M. Koert.
1De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 augustus 2024
- het rolbericht met producties 8 en 9 van de man van 4 december 2024
- de brief met producties 10 tot en met 12 van de vrouw van 6 december 2024
- de rolberichten met producties 10 tot en met 16 van de man van 8 december 2024
- het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 17 december 2024
- de akte uitlating met producties 14 tot en met 19 van de man van 9 april 2025
- de akte uitlating met producties 13 tot en met 15 van de vrouw van 9 april 2025
- de aanvullende akte van de man van 9 april 2025
- de antwoordakte met producties 16 en 17 van de vrouw van 7 mei 2025.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2De feiten
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad en samengewoond.
Partijen zijn sinds 18 januari 2022 gezamenlijk eigenaar van de woning aan de [adres] (hierna: de woning).
Op de woning rust een hypothecaire geldlening, die is afgesloten bij Florius. Deze (lineaire) hypothecaire lening is door partijen afgesloten met ingangsdatum 19 mei 2021 tegen een nominale rente van 1,190% met een looptijd van 30 jaar, dus tot 1 juni 2051.
De relatie tussen partijen is in juli/augustus 2023 definitief geëindigd. De vrouw heeft de woning in augustus 2023 verlaten. De man woont sindsdien alleen in de woning.
De woning is op 2 augustus 2023 in opdracht van de man getaxeerd door [bedrijf 1] . De marktwaarde is toen bepaald op € 290.000,00.
Bij brief van 4 oktober 2023 heeft de advocaat van de man de vrouw aangeschreven over onder meer de verdeling van de woning. De man heeft daarbij voorgesteld dat de woning aan hem wordt toegedeeld tegen de waarde van € 290.000,00. Daarbij is aan de vrouw meegedeeld dat de man niet kan instemmen met de terugkeer van de vrouw in de woning, omdat partijen niet tegelijkertijd in de woning kunnen verblijven en dat hij zonodig de rechtbank zal verzoeken hem het uitsluitend gebruik van de woning toe te kennen.
Vanaf 1 januari 2024 heeft de man de volledige eigenaarslasten, waaronder de hypotheeklasten, van de woning voldaan.
De woning is op 7 januari 2025 op gezamenlijk verzoek van partijen getaxeerd. Bij e-mailbericht van 14 januari 2025 heeft de makelaar aan partijen meegedeeld dat de marktwaarde van de woning € 340.000,00 is.
3Het geschil
in conventie
De man vordert na wijziging van eis - samengevat - dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
zal bepalen dat de woning aan hem wordt toegedeeld, onder de voorwaarde dat de vrouw zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening bij Florius en onder de voorwaarde dat hij de helft van de overwaarde van de woning aan de vrouw zal voldoen,
zal bepalen dat de vrouw vanaf 1 januari 2024 tot aan de datum van overdracht van de woning aan hem of aan derden aan hem zal betalen de helft van de hypotheeklasten en de overige eigenaarslasten,
met veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
De vrouw voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de man, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de man in de kosten van deze procedure, vermeerderd met wettelijke rente.
in reconventie
De vrouw vordert na wijziging van eis - samengevat - dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. a. primair: zal bepalen dat de woning aan haar wordt toegedeeld, onder de voorwaarde dat de man zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening bij Florius en onder de voorwaarde dat zij de helft van de overwaarde van de woning aan de man zal voldoen,
b. subsidiair: de man zal veroordelen om mee te werken aan de verkoop van de woning aan een derde, op straffe van een dwangsom,
c. meer subsidiair: zal bepalen dat de woning aan de man wordt toegedeeld, onder de voorwaarde dat zij zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening bij Florius en onder de voorwaarden dat de man de helft van de overwaarde van de woning aan haar zal voldoen en dat de man aan haar een bedrag van € 42.402,44 zal voldoen als compensatie voor het hypotheeknadeel van de vrouw,
2. zal bepalen dat de man vanaf 1 augustus 2023 tot en met 1 januari 2024 een gebruiksvergoeding aan haar dient te betalen van € 2.560,00,
met veroordeling van de man in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De man voert verweer. De man concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de vrouw.
4De beoordeling
in conventie en in reconventie
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze vorderingen gezamenlijk worden behandeld.
De vorderingen van partijen komen neer op het gelasten van de wijze van verdeling van de woning. Kern van het geschil tussen partijen is aan wie de woning moet wordt toegedeeld. In dat verband is met name van belang dat de huidige hypothecaire lening een lage rente heeft, die in verband met de bij Florius geldende verhuisregeling kan worden overgenomen door degene die de woning overneemt of in geval van verkoop van de woning kan worden gesplitst, zodat iedere partij een deel van die rente kan meenemen naar een nieuwe woning.
Verdeling woning
De man stelt dat de woning aan hem moet worden toegedeeld. Volgens hem was de vrouw aanvankelijk ermee akkoord dat hij de woning zou overnemen tegen de taxatiewaarde van € 290.000,00 en haar zou uitkopen. Hij stelt dat de vrouw destijds niet in staat was om de woning de financieren en hem uit te kopen. Zij heeft ook een verklaring ten behoeve van de bank ondertekend waarin zij afstand doet van haar recht om de hypotheek mee te nemen naar een andere woning. Later wilde de vrouw echter niet meer meewerken aan de overname van de woning door de man en maakte zij aanspraak op een ‘rentecompensatievergoeding’. De man betwist dat hij de vrouw de toegang tot de woning heeft ontzegd. Toen de vrouw enkele maanden nadat zij uit de woning was vertrokken weer in de woning wilde terugkeren, heeft hij haar laten weten dat het niet raadzaam was de woning gezamenlijk te blijven gebruiken en dat hij niet elders kon verblijven. De vrouw heeft toen geen stappen ondernomen om (tijdelijk) het uitsluitend gebruik van de woning te verkrijgen. Zij heeft zich volgens hem laten uitschrijven van het adres van de woning.
De vrouw stelt dat de woning aan haar moet worden toegedeeld. Zij stelt dat zij de woning in augustus 2023 noodgedwongen moest verlaten en dat toen zij wilde terugkeren de man haar de toegang tot de woning heeft geweigerd. Zij heeft belang bij toedeling van de woning omdat zij dan het huidige hypotheekcontract kan voortzetten. Zij heeft minder inkomsten dan de man, zodat het voor haar lastiger is om een nieuwe hypotheek af te sluiten. Indien de woning niet aan haar wordt toegedeeld, moet de woning worden verkocht, zodat het hypotheekcontract kan worden gesplitst. Indien de woning aan de man wordt toegedeeld, dient hij haar een ‘rentecompensatievergoeding’ te voldoen, omdat hij dan het hypotheekcontract met gunstige voorwaarden kan voortzetten. De vrouw zal in dat geval, indien zij een woning koopt, deze moeten financieren tegen een veel hogere hypotheekrente. Op grond van de redelijkheid en billijkheid dient zij te worden gecompenseerd voor dat nadeel. Zij betwist dat de door haar ondertekende afstandsverklaring van de verhuisregeling aan de bank is overhandigd. Indien de woning aan haar zal worden toegedeeld, acht zij het redelijk dat zij aan de man een ‘rentecompensatievergoeding’ zal voldoen.
Na de mondelinge behandeling is de woning in januari 2025 op verzoek van beide partijen getaxeerd. De makelaar heeft de marktwaarde van de woning toen bepaald op € 340.000,00. Zowel de man als de vrouw hebben daarna verklaard dat hij/zij de woning tegen die waarde kan overnemen en de helft van de overwaarde aan de andere partij kan voldoen.
De rechtbank is van oordeel dat de woning aan de man moet worden toegedeeld. Daarbij is het volgende in aanmerking genomen. Beide partijen hebben belang bij overname van de woning, omdat degene die de woning overneemt de huidige hypotheek tegen een lage rente kan voortzetten. Onvoldoende is gebleken dat het voor de vrouw lastig is om een nieuwe hypotheek af te sluiten voor de aankoop van een andere woning. De vrouw is naar eigen zeggen immers in staat de woning over te nemen tegen de waarde van € 340.000,00, waarbij zij aan de man de helft van de overwaarde en een ‘rentecompensatievergoeding’ kan voldoen. Dat zij geen andere woning zal kunnen kopen acht de rechtbank daarom niet aannemelijk. De man woont inmiddels al bijna twee jaar alleen in de woning en dat is doorslaggevend om de woning aan hem toe delen. Niet is komen vast te staan dat de vrouw de woning noodgedwongen moest verlaten en dat de man de vrouw de toegang van de woning heeft ontzegd. Zij heeft die stelling onvoldoende onderbouwd. Uit de brief van de advocaat van de man van 4 oktober 2023 blijkt dat niet. Daaruit blijkt slechts dat de man niet meer samen met de vrouw in de woning wenste te verblijven. De man heeft bovendien onweersproken aangevoerd dat de vrouw in de periode van augustus 2023 tot april 2024 nog op verschillende dagen in de woning heeft verbleven en dat veel van haar spullen nog in de woning staan. Indien de vrouw het uitsluitend gebruik van de woning wilde, had zij daartoe stappen moeten ondernemen.
De rechtbank is van oordeel dat in redelijkheid niet kan worden bepaald, dat als de woning niet aan de vrouw wordt toegedeeld, de woning moet worden verkocht. Het gaat niet aan de man het behoud van de woning te ontzeggen, louter omwille van de mogelijkheid van het splitsen van de verhuisregeling.
Er bestaat geen wettelijke grondslag voor het toekennen van een ‘rentecompensatievergoeding’ aan de vrouw. Weliswaar komt de man door de toedeling van de woning aan hem en het behoud van de gunstige hypotheekrente in een gunstigere positie terecht dan de vrouw, maar die omstandigheid vindt zijn oorzaak in de geldende verhuisregeling bij de bank en niet in enig toedoen of nalaten van de man. Bovendien is de berekening van de ‘rentecompensatiervergoeding’ afhankelijk van allerlei onzekere variabelen en daardoor niet vast te stellen.
De rechtbank zal de wijze van verdeling van de woning aldus gelasten dat deze aan de man wordt toegedeeld tegen een waarde per januari 2025 van € 340.000,00, onder de voorwaarde dat de vrouw zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening en dat zij de helft van de overwaarde van de woning zal ontvangen. De hoogte van de hypothecaire lening bedraagt per 1 januari 2025 € 214.681,75, zodat de overwaarde per die datum € 125.318,25 bedraagt. De rechtbank zal de overwaarde op dat bedrag vaststellen, zoals de man betoogt, en niet op de overwaarde per 31 maart 2025, waarvan de vrouw uitgaat. Vast staat dat de man vanaf 1 januari 2024 de volledige hypotheeklasten heeft voldaan, waaronder de maandelijkse aflossingen. Indien van de hoogte van de hypothecaire lening per 31 maart 2025, zou worden uitgegaan, zou de vrouw immers ook nog profiteren van de door de man gedane aflossingen vanaf 1 januari 2025. De rechtbank acht dat niet redelijk. De helft van de overwaarde, dus € 62.659,13 komt toe aan de vrouw.
De rechtbank zal voorts bepalen dat de kosten van de akte van verdeling voor rekening van ieder van partijen voor de helft komen. De kosten van herfinanciering zijn voor rekening van de man.
Eigenaarslasten/gebruiksvergoeding
De vrouw heeft bij conclusie van antwoord tevens eis in reconventie aanvankelijk aanspraak gemaakt op een gebruiksvergoeding van € 512,00 per maand over de periode van 1 augustus 2023 tot aan levering van de woning aan de man of een derde. Dat bedrag bestaat uit de helft van de hypotheeklasten, de gemeentelijke belasting en de waterschapsbelasting. aldus de vrouw. De man heeft daartegen verweer gevoerd en bij conclusie van antwoord in reconventie zijn eis vermeerderd en aanspraak gemaakt op betaling door de vrouw van de helft van de eigenaarslasten van de woning vanaf 1 januari 2024 tot de overdracht van de woning aan hem of aan derden. Bij antwoordakte van 7 mei 2025 heeft de vrouw haar vordering met betrekking tot de gebruiksvergoeding gewijzigd en vordert zij dat de gebruiksvergoeding over de periode van augustus tot en met december 2023 wordt vastgesteld op € 2.560,00 (5 maal € 512,00) en dat de gebruiksvergoeding vanaf 1 januari 2024 wordt weggestreept tegen haar aandeel in de eigenaarslasten.
De rechtbank ziet aanleiding om de vordering van de vrouw met betrekking tot de gebruiksvergoeding geheel weg te strepen tegen het aandeel van de vrouw in de eigenaarslasten. Weliswaar heeft de vrouw vanaf augustus tot en met december 2023 haar aandeel van de eigenaarslasten voldaan en had zij toen niet meer het genot van de woning, maar daartegenover staat dat de man vanaf 1 januari 2024 de volledige eigenaarslasten, waaronder aflossingen op de hypothecaire lening heeft voldaan. Uit de door de man overgelegde afschriften van de bank volgt dat het restant van de hypothecaire lening per 31 december 2023 € 231.620,56 bedroeg en het bouwdepot € 8.642,78. Dit bouwdepot is in juli 2024 in mindering gebracht op de hypothecaire lening en per 31 december 2024 bedroeg het restant van de hypothecaire lening € 214.681,75. Dat betekent dat in 2024 per saldo € 8.296,03 door de man is afgelost. (€ 231.620,56 -/- € 8.642,78 -/- € 214.681,75). Voor de helft van dat bedrag heeft de man dus in beginsel een vergoedingsrecht jegens de vrouw. De man maakt daar weliswaar geen aanspraak op, maar de rechtbank acht het niet redelijk dat de vrouw dan daarnaast nog een gebruiksvergoeding ontvangt over de periode van augustus tot en met december 2023.
Dat betekent dat zowel de vordering van de man ter zake van de eigenaarslasten als de vordering van de vrouw ter zake van de gebruiksvergoeding worden afgewezen.
Proceskosten
Gelet op het feit dat partijen een relatie met elkaar hebben gehad en hun geschil daaruit voortvloeit, zullen de proceskosten in conventie en in reconventie worden gecompenseerd in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
5De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
gelast de wijze van verdeling van de woning, in die zin dat de woning aan de man wordt toegedeeld tegen een waarde van € 340.000,000, onder de voorwaarde dat de vrouw zal worden ontslagen uit de op de woning rustende hypothecaire lening en dat de man aan haar ter zake van de overwaarde van de woning een bedrag van € 62.659,13 zal voldoen, onder de bepaling dat de notariskosten voor rekening van ieder van partijen voor de helft komen,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2025. |
||
592
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733