Rechtbank Den Haag 11-04-2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:12943

Essentie (redactie)

Stelling dat reis naar Egypte goedkoper is dan reis naar Spanje acht rechtbank gezien voorgeschiedenis ouders onvoldoende om reis naar land dat niet is aangesloten bij het HKOV te rechtvaardigen. Daarbij weegt mee dat vader aangaf te kunnen instemmen met vakantie binnen Europa. Dat vakantie naar Egypte al is geboekt nog voordat moeder over toestemming daarvoor beschikte, komt voor haar rekening en risico. Ook toestemming voor aanvragen paspoorten afgewezen. Aanvraag ID-kaarten – waarmee vader instemt – volstaat.


Datum publicatie23-07-2025
ZaaknummerC/09/680209 / FA RK 25-1089
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsDen Haag
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Geschil over vakantie buitenland
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

Afwijzing vervangende toestemming vakantie en paspoort.

Volledige uitspraak


Rechtbank DEN HAAG

Enkelvoudige Kamer

Rekestnummer: FA RK 25-1089

Zaaknummer: C/09/680209

Datum beschikking: 11 april 2025

Afwijzing vervangende toestemming vakantie en paspoort

Beschikking op het op 13 februari 2025 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

advocaat: mr. J. de Koning te Lisse.

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

advocaat: mr. A.L. Weterings te Leiden.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift.

Op 14 maart 2025 is de zaak op een zitting van deze rechtbank behandeld. Daarbij zijn verschenen:

  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;

  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat.

Verzoek en verweer

De moeder heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht:

- haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vanaf 23 april 2025 tot en met 30 april 2025 naar Egypte op vakantie te gaan;

- haar vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van reisdocumenten voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ,

een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Feiten

- Partijen hebben een affectieve relatie gehad.

- Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:

- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2013 te [geboorteplaats] ;

- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2016 te [geboorteplaats] ;

- Partijen oefenen blijkens een aantekening in het gezagsregister van 11 oktober 2015 het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.

- De kinderen verblijven bij de moeder.

Beoordeling

Wettelijk kader

Op grond van artikel 1:253a BW kunnen, in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag, geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders, of een van hen, aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.

Ten aanzien van de paspoorten geldt dat ingevolge artikel 34, eerste lid, van de Paspoortwet dat bij een aanvraag door of ten behoeve van een minderjarige een verklaring van toestemming overgelegd moet worden van iedere persoon die het gezag uitoefent. Blijkens het tweede lid van voormeld artikel kan, indien bij de gezamenlijke gezagsuitoefening één van de personen die het gezag uitoefent weigert een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid af te geven, deze op verzoek van de andere persoon die het gezag uitoefent, worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter, die alvorens te beslissen een vergelijk tussen beide personen beproeft. Ingevolge het vijfde lid van artikel 34 van de Paspoortwet geeft de rechter onder meer in de in het tweede lid bedoelde gevallen een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.

Inhoudelijke beoordeling

De moeder heeft verzocht om vervangende toestemming om met de kinderen op vakantie te gaan naar Egypte van 23 april 2025 tot en met 30 april 2025. De moeder voert aan dat hoewel zij dit al in januari 2025 bij de vader heeft aangekaart en zij alle reisinformatie heeft verstrekt, de vader weigert zijn toestemming te verlenen. Datzelfde geldt voor de nieuwe paspoorten die de kinderen nodig hebben, omdat hun huidige paspoorten zijn verlopen. De vader heeft verweer gevoerd. De moeder is in het verleden met vervangende toestemming van de rechtbank naar Bonaire vertrokken voor een vakantie met de kinderen van twee weken, maar zij is vervolgens niet teruggekomen. Hoewel de moeder uiteindelijk negen maanden later in september 2021 vrijwillig met de kinderen is teruggekomen, was hiervoor wel de betrokkenheid van het Centrum Internationale Kinderontvoering en advocaten nodig. De vader vreest dat de moeder nu of later dit jaar opnieuw met de kinderen zal vertrekken naar het buitenland en niet zal terugkeren. Daarbij geldt in het bijzonder dat Egypte niet is aangesloten bij het Haags Kinderontvoeringsverdrag (HKOV). De vader heeft aangegeven wel te kunnen instemmen met de aanvraag van ID-kaarten voor de kinderen en een vakantie binnen Europa, omdat een eventuele teruggeleiding dan eenvoudiger is.

Hoewel de rechtbank begrijpt dat de moeder graag met haar kinderen op vakantie wil, zal de rechtbank haar verzoeken afwijzen. Gebleken is dat de moeder en de kinderen in het verleden niet zijn teruggekeerd van een buitenlandse vakantie. In het namens de moeder ingediende verzoekschrift is geen enkele melding gemaakt van de belaste voorgeschiedenis van partijen wat vakanties van de moeder met de kinderen naar het buitenland betreft. Op zitting is niet gebleken dat de moeder oog heeft gehad voor de bij de vader levende vrees en de daaruit volgende bezwaren van de vader tegen een buitenlandse vakantie en daarmee rekening heeft gehouden bij het kiezen van de vakantiebestemming. De rechtbank acht daarom de angst van de vader dat de moeder wederom niet zal terugkeren een gegronde vrees. Door de moeder is niet of onvoldoende onderbouwd waarom een reis naar Egypte specifiek in het belang van de kinderen is, anders dan dat deze reis goedkoper was dan de reis naar Spanje zoals zij eerder van plan was. Dat gegeven acht de rechtbank onvoldoende om – met het oog op de voorgeschiedenis van partijen – een reis naar een land dat niet is aangesloten bij het HKOV te rechtvaardigen. Daarbij weegt de rechtbank ook mee dat de vader heeft aangegeven te kunnen instemmen met een vakantie binnen Europa. De moeder heeft daarmee alsnog de mogelijkheid om met de kinderen op vakantie te gaan. Dat de vakantie naar Egypte al in januari 2025 is geboekt nog voordat de moeder over toestemming daarvoor beschikte, komt voor haar rekening en risico. Gelet op de voorgeschiedenis zal de rechtbank eveneens het verzoek van de moeder ten aanzien van de paspoorten afwijzen. Met de vader is de rechtbank van oordeel dat de aanvraag van ID-kaarten – waarmee de vader instemt – voldoende is. Het risico dat de moeder opnieuw met de kinderen zal vertrekken naar het buitenland (buiten Europa) en niet zal terugkeren wordt daarmee aanzienlijk verkleind.

Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De rechtbank:

wijst de verzoeken van de vrouw af.

Deze beschikking is gegeven door mr. E.D.A. Geleijns, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.B. Boekema als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 11 april 2025.



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733