Essentie (redactie)
Stiefvader in hoger beroep tegen adoptiebeschikking rechtbank, omdat hij door echtscheidingsverzoek moeder niet langer de juridische vader van kind wil zijn. Hof vernietigt de adoptiebeschikking, omdat het niet in het belang van kind is dat stiefvader, die niet meer achter de adoptie staat, zijn juridische vader blijft. Geen mogelijkheid de geslachtsnaamswijziging tgv adoptiebeschikking te handhaven, hoewel moeder en stiefvader dat beiden willen. Hiertoe echter geen mogelijkheid in deze procedure. Wel via Justis.
Datum publicatie | 30-06-2025 |
Zaaknummer | 200.346.010_01 |
Procedure | Hoger beroep |
Zittingsplaats | 's-Hertogenbosch |
Formele relaties | Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2024:4314 |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | Kinderen; Stiefouderadoptie; Overig; Geslachtsnaam (art. 1:5 t/m 1:9 BW); Familieprocesrecht; Hoger beroep |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Verzoek vernietiging stiefouderadoptie in verband met echtscheidingsverzoek. Spijtoptant. Stiefvader wil niet langer de juridisch ouder van de minderjarige zijn. Adoptie niet in het kennelijk belang van het kind. Geslachtsnaamwijziging kan niet in stand blijven.Volledige uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 15 mei 2025
Zaaknummer : 200.346.010/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/02/411417/ FA RK 23/3129
in de zaak in hoger beroep van:
[de stiefvader] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de stiefvader,
advocaat: mr. M.M.H.B. Stoffels,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. W.H.P. de Jongh.
Deze zaak gaat over:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige 1] .
Als belanghebbende merkt het hof aan:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.
1Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 20 juni 2024 uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2Het geding in hoger beroep
Bij de bestreden beschikking is door de rechtbank – kort gezegd – op verzoek van de stiefvader de adoptie van [minderjarige 1] door de stiefvader uitgesproken en is verstaan dat [minderjarige 1] de achternaam [naam] zal hebben.
De stiefvader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 16 september 2024, heeft de stiefvader verzocht voormelde beschikking te vernietigen.
Bij verweerschrift met productie, ingekomen ter griffie op 22 november 2024, heeft de moeder verzocht het beroep van de stiefvader toe te wijzen, indien en voor zover de beslissing met betrekking tot de geslachtsnaam van [minderjarige 1] in stand blijft en, in het geval het hof oordeelt dat met de vernietiging van de adoptie ook de beslissing met betrekking tot de geslachtsnaam komt te vervallen, het beroep van de stiefvader integraal af te wijzen.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 april 2025. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de stiefvader, bijgestaan door mr. Stoffels;
- de moeder, bijgestaan door mr. De Jongh.
De vader en de raad zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
Het hof heeft [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en de voorzitter, bijgestaan door de griffier, heeft op 26 maart 2025, buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden, met hem gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties 2 en 3 namens de stiefvader, ingekomen op 27 september 2024;
- het V6-formulier met productie 5 namens de vader, ingekomen op 30 september 2024;
- de brief van de raad met bijlage, ingekomen op 29 oktober 2024;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 13 mei 2024.
3De feiten
[minderjarige 1] is uit de relatie tussen de moeder en vader geboren. De vader heeft [minderjarige 1] erkend.
Bij beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage van 25 januari 2010 zijn de moeder en de vader gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] .
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 16 maart 2015 is het gezamenlijk ouderlijk gezag beëindigd en is de moeder belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] .
De moeder en de stiefvader hadden sinds december 2016 een relatie. Op 21 juni 2021 zijn de moeder en de stiefvader gehuwd. Zij hebben op 9 juni 2019 samen een zoon gekregen, [minderjarige 2] .
De moeder heeft op 22 augustus 2024 een verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen ingediend bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De mondelinge behandeling in die procedure zal op 17 april 2025 plaatsvinden.
4De beoordeling
De stiefvader voert – samengevat – het volgende aan. De stiefvader en de moeder hadden sinds 2016 een duurzame relatie. [minderjarige 1] heeft jarenlang tot het huishouden van de stiefvader behoord. De stiefvader vond de adoptie van [minderjarige 1] dan ook een natuurlijk gevolg van zijn relatie met [minderjarige 1] . Het verzoek van de moeder tot echtscheiding kwam als donderslag bij heldere hemel. Het verbaast de stiefvader dat de moeder zo snel na de adoptie het verzoek tot echtscheiding heeft ingediend. De moeder heeft in het echtscheidingsverzoek geschreven dat zij ervan uitgaat dat de adoptiebeschikking in kracht van gewijsde zal gaan. De stiefvader is het daar niet mee eens. Dat is de reden waarom hij het onderhavige beroep is gestart. De moeder wil scheiden, de stiefvader wilde dat niet. De stiefvader wil dan ook in de toekomst niet meer de juridisch vader van [minderjarige 1] zijn. Tijdens de adoptieprocedure in eerste aanleg verliep de relatie met de moeder al niet goed. Om de relatie nog enige kans van slagen te geven heeft de stiefvader destijds het verzoek tot adoptie niet ingetrokken. Het echtscheidingsverzoek heeft de situatie dusdanig veranderd dat de door de rechtbank genoemde gronden voor adoptie niet meer gelden. Bovendien heeft [minderjarige 1] op dit moment geen interesse meer in de stiefvader. Doordat de stiefvader en de moeder niet meer samenwonen, kan de vader geen uitvoering geven aan het vaderschap op de manier zoals hij dat wil. Dat de stiefvader niet meer de juridische vader van [minderjarige 1] wil zijn, betekent niet dat hij [minderjarige 1] in de toekomst zal uitsluiten. De deur blijft voor hem open staan.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. De moeder betreurt het dat de stiefvader in hoger beroep is gekomen. De stiefvader heeft zelf weloverwogen het verzoek tot adoptie ingediend. Hierdoor zijn er bij [minderjarige 1] verwachtingen gewekt. De rechtbank heeft overwogen dat [minderjarige 1] heeft aangegeven dat hij de stiefvader als vaderfiguur beschouwt en dat hij erg belangrijk voor hem is. Het is niet in het belang van [minderjarige 1] om de adoptie die hij graag wilde, nu weer ongedaan te maken. Het verzoek tot echtscheiding kwam niet als een verrassing voor de stiefvader. Voordat de moeder zich tot een eigen advocaat wendde hebben de moeder en de stiefvader een mediationtraject doorlopen, dat niet succesvol is afgesloten. Daarbij hebben partijen al in augustus 2022 over een echtscheiding gesproken. Feit is dat de situatie is veranderd door de ophanden zijnde echtscheiding en dat [minderjarige 1] daardoor niet meer samen met de moeder en de stiefvader als ouders zal opgroeien. Aan de voorwaarden voor adoptie is echter voldaan en daar is geen verandering in gekomen. Het feit dat de moeder en de stiefvader door de scheiding niet langer samen als gezin één en dezelfde huishouding zullen voeren, maakt dat niet anders. De moeder kan zich desalniettemin vinden in het verzoek van de vader tot vernietiging van de adoptie, tenzij dit betekent dat [minderjarige 1] niet langer de achternaam [naam] zal hebben. In dat geval handhaaft de moeder haar verweer. Voor [minderjarige 1] en de moeder is het belangrijk dat [minderjarige 1] deze geslachtsnaam houdt. De rechtbank heeft al een belangenafweging gemaakt met betrekking tot de wijziging van de geslachtsnaam en geoordeeld dat het in het belang is van [minderjarige 1] dat die [naam] zal luiden.
Het hof overweegt het volgende.
Ontvankelijkheid
De stiefvader is in hoger beroep gekomen omdat hij niet langer achter het door hemzelf ingediende, en door de rechtbank toegewezen, verzoek tot stiefouderadoptie staat. Ter mondelinge behandeling heeft hij dat toegelicht en het hof verzocht zijn initiële verzoek af te wijzen. Hoewel de stiefvader in de bestreden beschikking heeft gekregen wat hij heeft verzocht, acht het hof de omstandigheid dat hij als gevolg van het echtscheidingsverzoek niet langer de juridisch vader van [minderjarige 1] wil zijn een voldoende belang in de zin van artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek (BW) om hiertegen in hoger beroep te komen. Het hof zal de stiefvader dus ontvangen in zijn verzoek en het verzoek inhoudelijk beoordelen.
Inhoudelijke voorwaarden
Ingevolge artikel 1:227 lid 1 BW geschiedt adoptie door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. Ingevolge het lid 2 van dit artikel kan een dergelijk verzoek door de adoptant die echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder is, slechts worden gedaan, indien hij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd. Lid 3 bepaalt dat het verzoek alleen kan worden toegewezen indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 228, wordt voldaan.
Om proceseconomische redenen zal het hof eerst de eerste voorwaarde uit artikel 1:227 lid 3 BW bespreken.
Uit het beroepschrift en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is duidelijk geworden dat de stiefvader niet langer de juridisch vader van [minderjarige 1] wil zijn vanwege het door de moeder ingediende verzoek tot echtscheiding. Het hof is daarom van oordeel dat het niet in het kennelijk belang van [minderjarige 1] is dat hij geadopteerd wordt door de stiefvader. Het hof acht het niet bevorderlijk voor het welzijn van [minderjarige 1] indien hij zou worden geadopteerd terwijl de stiefvader daar om hem moverende redenen niet meer achter kan staan. Gelet hierop komt het hof niet meer toe aan het toetsen van de overige voorwaarden en wordt het verzoek van de stiefvader alsnog afgewezen.
Geslachtsnaam
Ingevolge artikel 1:5 lid 3 BW houdt het kind zijn geslachtsnaam, indien een kind door adoptie in familierechtelijke betrekking tot de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van een ouder komt te staan, tenzij de ouder en diens echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam zal hebben van de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel, dan wel de geslachtsnaam van die ouder.
De moeder wil dat de geslachtsnaamwijziging van [minderjarige 1] in stand blijft. De stiefvader stemt daarmee in. Het hof ziet hiertoe echter geen mogelijkheid. Nu de beslissing omtrent de stiefouderadoptie wordt vernietigd, verandert er niets in de afstammingsrelatie van [minderjarige 1] zodat er in deze procedure geen grond is voor een geslachtsnaamwijziging. Het hof zal derhalve de bestreden beschikking ook vernietigen voor zover daarin is verstaan dat [minderjarige 1] de geslachtsnaam ‘ [naam] ’ zal hebben. Het hof merkt ten overvloede op dat er andere mogelijkheden bestaan om te trachten een geslachtsnaam te wijzigen, te raadplegen via www.justis.nl.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep in zijn geheel vernietigen en de inleidende verzoeken van de stiefvader alsnog afwijzen.
5De beslissing
Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 20 juni 2024;
en opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog af het inleidend verzoek van de stiefvader tot stiefouderadoptie van [minderjarige 1] en wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige 1] ;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.D.M. van der Linden, J.C.E. Ackermans-Wijn en A.M. van Riemsdijk en is op 15 mei 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Smolders, griffier.
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733